ECLI:NL:RBROT:2008:BF9056
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens overtreding van artikel 73 Wet Personenvervoer 2000
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het overtreden van artikel 73 van de Wet Personenvervoer 2000 (WPv). De verdachte had zich in tramlijn 2 van de RET bevonden, terwijl hem was opgelegd om gedurende acht weken geen gebruik te maken van deze tramlijn. De verdachte betwistte de beschuldiging en stelde dat hij niet op de hoogte was van het verbod. Hij gaf aan dat hij het document met de aanwijzing niet had willen ontvangen.
De kantonrechter oordeelde dat artikel 73 WPv geen basis biedt voor het opgelegde verbod. Hij verwees naar een eerder vonnis van de Politierechter te Rotterdam van 18 oktober 2006, waarin werd vastgesteld dat de wetgever niet had voorzien in de mogelijkheid om een dergelijk bevel op te leggen. De kantonrechter benadrukte dat de langdurige beperking van de persoonlijke bewegingsvrijheid, zoals in deze zaak, niet in overeenstemming is met de situaties die tijdens de parlementaire behandeling van de voorganger van artikel 73 WPv aan de orde zijn geweest.
De kantonrechter concludeerde dat er geen wettelijke basis was voor de aanwijzing die aan de verdachte was gegeven, en sprak hem daarom vrij. Hij merkte op dat overtreding van artikel 98 WPv niet strafbaar is, maar dat het mogelijk is om een persoon die de orde in het openbaar vervoer verstoort, tijdelijk het gebruik van het openbaar vervoer te ontzeggen. Dit moet echter altijd worden getoetst aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.