ECLI:NL:RBROT:2008:BE9772

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
313977 / HA RK 08-224
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.F.L.M. van der Grinten
  • E.W. Koning
  • H.J.M. van der Kaaij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2008 een verzoek tot wraking behandeld van een verdachte in een strafzaak. De verzoeker stelde dat de rechters, die de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken vormden, partijdig waren en dat zijn recht op een eerlijk proces was geschonden. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op twee gronden: ten eerste, de ontijdige verklaring van een door de verdediging gevoerd preliminair verweer tijdens de zitting van 4 juli 2008, en ten tweede, de weigering van de rechters om het proces-verbaal van die zitting aan te passen aan de wensen van de verzoeker. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor de vrees dat de rechters vooringenomen waren. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve rechtvaardiging was voor de vrees van de verzoeker en wees het wrakingsverzoek af. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier J.A. Faaij.

Uitspraak

BESCHIKKING
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer : 313977
Rekestnummer : HA RK 08-224
Parketnummer : 10/750089-07
Uitspraak : 27 augustus 2008
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres], ten tijde van de behandeling preventief gedetineerd in de [plaats van detentie],
verzoeker,
strekkende tot wraking van mr. [naam voorzitter], mr. [naam oudste rechter] en mr. [naam jongste rechter], respectievelijk voorzitter en rechters in de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (hierna: de rechters).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 27 augustus 2008 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, welke kamer werd gevormd door de rechters, de behandeling voortgezet van de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak met bovenvermeld parketnummer.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoeker de rechters gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer, gehouden in opgemelde strafzaak op 4 juli 2008, met de daarbij behorende bijlagen;
- de door verzoeker ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 27 augustus 2008 voorgedragen en overgelegde pleitnotities.
Verzoeker, zijn raadsvrouw mr. [naam raadsvrouwe], de rechters, alsmede de officier van justitie
mr. [naam officier van justitie] zijn verwittigd van het tijdstip waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechters hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 27 augustus 2008, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, zijn raadsvrouw en de officier van justitie. Verzoeker en zijn raadsvrouw hebben hun standpunt nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Ter zitting van 4 juli 2008 is door de verdediging een uitvoerig preliminair verweer gevoerd, inhoudende dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging van verzoeker vanwege een groot aantal vormverzuimen - opgesomd in het schriftelijk stuk met de aanhef 'preliminair verweer' - welke een inbreuk vormen op de eigen rechtsplicht van de overheid en een inbreuk op de subjectieve rechten van verzoeker. Hierdoor kan er geen sprake meer zijn van een behandeling van de strafzaak tegen verzoeker die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.
2.1.2
Ter zitting van 27 augustus 2008 hebben de rechters een aanvang willen maken met het aan verzoeker voorhouden van de inhoud van de processtukken, waaronder de stukken waaraan ingevolge het gevoerde preliminaire verweer grote gebreken kleven. Daarmee geven de rechters te kennen dat het Openbaar Ministerie in de strafvervolging van verzoeker wordt ontvangen. Hiermee schenden de rechters het recht van verzoeker op een eerlijk proces, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundameltele Vrijheden en is er geen sprake meer van een behandeling door onpartijdige rechters.
2.1.3
De partijdigheid van de rechters blijkt voorts uit de omstandigheid dat het van de terechtzitting van 4 juli 2008 opgemaakte proces-verbaal op punten een verkeerde weergave bevat van hetgeen door verzoeker op die zitting is verklaard en dat de rechters - na daartoe door zijn raadsvrouwe eerst mondeling en daarna schriftelijk te zijn uitgenodigd - hebben geweigerd de inhoud van het proces-verbaal op bedoelde punten te verbeteren.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust, waarbij zij schriftelijk en bij monde van de voorzitter mr. [naam voorzitter] onder meer hebben meegedeeld:
2.2.1.
Het verzoek keert zich tegen de beslissing van de meervoudige strafkamer van 4 juli 2008, waarbij het preliminair verweer van verzoeker ontijdig is verklaard (overeenkomstig artikel 283, lid 5 van het Wetboek van Strafvordering), zulks voorzien van een motivering en de toevoeging dat bij einduitspraak op het verweer wordt beslist. Gelet hierop is er sprake van een rechterlijke beslissing waartegen verzoeker zich niet kan keren middels een wrakingsverzoek.
2.2.2.
Verzoeker baseert zijn wrakingsverzoek voorts op de weigering van de rechters het proces-verbaal van de zitting van 4 juli 2008 overeenkomstig zijn wens te wijzigen. Ter terechtzitting is verzoeker medegedeeld dat de voorzitter de aantekeningen van de griffier hierop heeft nagezien en dat die aantekeningen geen aanleiding vormen het verzoek te honoreren. Daarbij is medegedeeld dat de verdachte bij het verhoor de gelegenheid zou hebben op dit (inhoudelijke) punt nogmaals zijn zienswijze aan de rechtbank mede te delen.
2.2.4.
De rechters zijn van mening dat er geen sprake is van enige vorm van (schijn van) partijdigheid en dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechters - subjectief - niet onpartijdig waren. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
Door verzoeker zijn twee gronden aangevoerd voor de wraking.
De eerste grond is terug te voeren op het feit dat de rechters ter zitting van 4 juli 2008 het door de verdediging gevoerde preliminaire verweer ontijdig hebben verklaard. Aan deze beslisssing hebben zij blijkens het proces-verbaal van die zitting - welk proces-verbaal in zoverre niet inhoudelijk door verzoeker is bekritiseerd - ten grondslag gelegd dat het verweer grotendeels is verweven met de inhoud van het dossier, waardoor zonder onderzoek van de zaak zelf niet over het verweer inhoudelijk kan worden beslist. De rechters zouden over het verweer gaan beslissen bij de einduitspraak. Verzoeker heeft de wraking gedaan ter zitting van 27 augustus 2008 met als reden dat de rechters toch voornemens waren stukken uit het strafdossier - welke stukken door het preliminair verweer zouden zijn geraakt - aan verzoeker voor te houden.
De wraking moet krachtens de wet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden, waarop de wraking is gegrond, aan verzoeker bekend zijn geworden. De beslissing van de rechters is ter zitting van 4 juli 2008 in aanwezigheid van verzoeker meegedeeld. Dan kan de vraag worden gesteld of verzoeker het verzoek tot wraking voor wat betreft deze grondslag tijdig heeft gedaan.
3.5
De tweede grondslag van de wraking is gelegen in de weigering van de rechters c.q. de voorzitter van de meervoudige strafkamer om het proces-verbaal van de zitting van 4 juli 2008 aan de wensen van verzoeker aan te passen. Hieromtrent is niet, althans minder duidelijk geworden wanneer die beslissing van de rechters c.q. de voorzitter aan verzoeker bekend is geworden.
3.6
Aangenomen dat verzoeker in het (gehele) verzoek ontvankelijk is, leidt dat niet tot toewijzing van de wraking. De rechtbank is van oordeel dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechters jegens hem een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is.
3.7
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van mr. [naam voorzitter], mr. [naam oudste rechter] en mr. [naam jongste rechter].
Deze beslissing is gegeven op 27 augustus 2008 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. E.W. Koning en mr. H.J.M. van der Kaaij, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 augustus 2008 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter en de griffier ondertekend.