Zaak-/rolnummer: 297499 / HA ZA 07-3084
Uitspraak: 6 augustus 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Barendrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verweerster in het bevoegheidsincident,
procureur mr. J.P.M. Borsboom,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3],
gevestigd te ['s-Gravenhage],
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats2],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gedaagden sub 1 en sub 3 eisers in het bevoegdheidsincident,
procureur mr. P.H.C.M. van Swaaij,
advocaat mr. Q.J. van Riet.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "[gedaagde sub 1]", “[gedaagde sub 2]”, “[gedaagde sub 3]”, “[gedaagde sub 4]” en gedaagden gezamenlijk als “[gedaagden]”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
dagvaardingen d.d. 27 november 2007, met producties;
conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 2 april 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
schrijven van mr. S.A. Hattink, namens mr. Borsboom, d.d. 24 juni 2008, houdende een op schrift gestelde samenvatting van juridische standpunten van [eiseres];
de ter comparitie op 9 juli 2008 door [eiseres] in het geding gebrachte aanvullende producties genummerd 19 tot en met 23;
de ter comparitie op 9 juli 2008 genomen conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident;
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 9 juli 2008;
de stukken van de op 24 december 2007 ten verzoeke van [eiseres] en ten laste van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] onder de ABN Amro gelegde conservatoire beslagen.
2 Het geschil in conventie
De vordering van [eiseres] luidt - verkort weergegeven - om:
[gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling van boetes wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst;
[gedaagde sub 1] te veroordelen tot de betaling van schadevergoeding wegens diefstal/verduistering;
[gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding ter zake van het hem gegeven ontslag op staande voet;
[gedaagde sub 1], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van schadevergoeding wegens diefstal/verduistering;
[gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] hoofdelijk tot betaling van boetes ter zake van overtreding van een geheimhouding- en concurrentiebeding te veroordelen;
[gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
[gedaagden] heeft de vordering van [eiseres] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de kosten van het geding.
3 Het geschil in reconventie
De vordering van [gedaagde sub 1] luidt - verkort weergegeven - om [eiseres] te veroordelen:
- tot betaling van schadevergoeding aan [gedaagde sub 1] ter zake van onrechtmatige beëindiging van zijn dienstverband;
- [gedaagde sub 1] een salariseindafrekening te verstrekken en hem niet genoten vakantiedagen uit te betalen;
- tot betaling van schadevergoeding aan [gedaagde sub 1] wegens smaad en laster.
De vordering van [gedaagde sub 2] luidt - verkort weergegeven - om [eiseres] te veroordelen om aan [gedaagde sub 2] een schadevergoeding te betalen wegens smaad en laster.
De vordering van [gedaagde sub 3] luidt - verkort weergegeven - om [eiseres] te veroordelen:
- tot betaling van een schadevergoeding aan [gedaagde sub 3] wegens onregelmatige opzegging van de agentuurovereenkomst van partijen;
- tot betaling van achterstallige bonussen;
- tot betaling van een vergoeding van goodwill ex artikel 7:442 BW;
- tot betaling van een schadevergoeding wegens smaad en laster; alsmede
- voor recht te verklaren dat [eiseres] geen rechten kan ontlenen aan het non- concurrentiebeding van de met [gedaagde sub 3] gesloten overeenkomst.
D. De vordering van [gedaagde sub 4] luidt - verkort weergegeven - om [eiseres] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding wegens smaad en laster.
E. De vordering van [gedaagden] luidt - verkort weergegeven - om [eiseres] te veroordelen tot het doen van rectificatie;
een en ander met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
in conventie en in reconventie
4.1 Partijen hebben zich ter zitting van 9 juli 2008, mede naar aanleiding van het opgeworpen bevoegdheidsincident, onder meer kunnen uitlaten omtrent de gehele of gedeelte verwijzing van de zaak in conventie en in reconventie naar de kantonrechter. [eiseres] heeft, kort gezegd, bepleit dat de vorderingen in al hun onderdelen zo veel mogelijk door een en dezelfde rechter beoordeeld zullen worden. [gedaagden] staat voor dat de vorderingen tegen Van der Ven en tegen [gedaagde sub 3] als vorderingen bedoeld in artikel 93 onder c of d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) – de zogenoemde aardvorderingen, behorende tot de competentie van de kantonrechter – naar de kantonrechter zullen worden verwezen en dat de vorderingen voor het overige zullen worden behandeld en beslist binnen de civiele sector van de rechtbank.
4.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 71 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) wordt een zaak, indien aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan, op verlangen van partijen of ambtshalve verwezen naar de kantonrechter. Waar nodig zal de rechtbank, gehoord partijen, ook ambtshalve beoordelen of en in hoeverre verwijzing naar de kantonrechter op haar plaats is. Voor zover voor de beantwoording van de vraag of de zaak naar de kantonrechter moet worden verwezen het onderwerp van het geschil bepalend is, geschiedt deze beantwoording volgens artikel 71 lid 3 Rv aan de hand van een voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil.
4.3 Op de voet van het bepaalde in artikel 94 lid 2 Rv worden, indien een zaak meer vorderingen betreft, en ten minste één daarvan een aardvordering is, deze vorderingen alle door de kantonrechter behandeld en beslist, voor zover de onderlinge samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Op grond van artikel 94, lid 3 Rv geldt dit op overeenkomstige wijze indien sprake is van zaken in conventie en in reconventie, waarvan ten minste één een aardvordering betreft.
4.4 Tussen partijen is niet in geschil dat de vorderingen in conventie tegen [gedaagde sub 1] als bedoeld onder 2A en 2C aan te merken zijn als aardvorderingen die tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoren. Deze betreffen immers de arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 1] Dat geldt ook voor de eerste twee onderdelen van de vordering in reconventie van [gedaagde sub 1] die eveneens betrekking op zijn arbeidsovereenkomst een de wijze waarop deze ten einde is gekomen. Het derde onderdeel van de vordering in reconventie, dat zich richt tegen de wijze waarop bericht is gegeven over de beëindiging van het dienstverband met Van der Van jr., behoort vanwege de samenhang met de eerste twee onderdelen daarvan niet afzonderlijk te worden behandeld. Dat geldt ook voor de onderdelen 2B en 2D van de vordering tegen [gedaagde sub 1] Deze strekken immers tot vergoeding van bedragen die [gedaagde sub 1] volgens stellingen van [eiseres] gedurende zijn dienstverband met [eiseres] onrechtmatig heeft verkregen of behouden, en welke bedragen aan [eiseres] toebehoren.
4.5 Alle vorderingen van en tegen [gedaagde sub 1] dienen daarom naar de kantonrechter te worden verwezen.
4.6 De vorderingen onder 2E en 3C betreffen - grotendeels - de afwikkeling van de tussen [eiseres], destijds nog genaamd: [eiseres] Groothandel B.V. en [gedaagde sub 3] op 8 februari 2002 gesloten overeenkomst, in de aanhef daarvan aangeduid als ‘Interim-Management-Overeenkomst’, hierna: de Overeenkomst.
4.7 Volgens artikel 7:428 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is de agentuurovereenkomst een overeenkomst waarbij de ene partij, de principaal, aan de andere partij, de handelsagent, opdraagt, en deze zich verbindt, voor een bepaalde of een onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn. De aanduiding van de overeenkomst is daarbij niet doorslaggevend voor de kwalificatie daarvan.
4.8 De Overeenkomst houdt in dat [eiseres] (toen nog genaamd [eiseres] Groothandel B.V.) aan [gedaagde sub 3] opdracht verleent om als projectleider in samenwerking en overleg met de directeur van [eiseres] AGF producten te importeren en te verkopen op naam en voor rekening en risico van [eiseres] tegen een (deels vaste en deels resultaatsgerelateerde) beloning voor nader omschreven duur. Naar het voorlopige oordeel van de rechtbank betreft de Overeenkomst een agentuurovereenkomst conform artikel 7:428 BW, nu er sprake is van overeengekomen bemiddeling en vertegenwoordiging voor een nader omschreven tijd, gedurende welke er een vaste betrekking bestaat tussen partijen, tegen een door [eiseres] te betalen beloning, terwijl vooralsnog voldoende aannemelijk is geworden dat er geen sprake is van ondergeschiktheid.
4.9 Daarmee is gegeven dat onderdeel 2E van de vordering in conventie en onderdeel 3C van de vordering in reconventie aardvorderingen betreffen die volgens artikel 93 aanhef en sub c Rv tot de competentie van de kantonrechter behoren. Onderdeel 3C van de vordering in reconventie dat strekt tot verkrijging van schadevergoeding wegens smaad en laster houdt nauw verband met de (wijze van) berichtgeving door [eiseres] omtrent de beëindiging van de Overeenkomst. De samenhang daarvan met de aardvordering uit hoofde van de - vooralsnog als agentuurovereenkomst gekwalificeerde - Overeenkomst verzet zich tegen afzonderlijke behandeling van dit onderdeel van de vordering.
Dat geldt ook voor het onderdeel 2D van de vordering, nu het daarbij gaat om gelden die [gedaagde sub 3] volgens [eiseres] bij uitvoering van de Overeenkomst op onrechtmatige wijze heeft verkregen of behouden en die aan [eiseres] toebehoren.
4.10 Alle vorderingen van en tegen [gedaagde sub 3] dienen daarom naar de kantonrechter te worden verwezen.
4.11 Onderdeel 2E van de vordering in conventie betreft een overtreding van het geheimhouding- en concurrentiebeding uit de Overeenkomst. Zoals overwogen dient naar voorlopig oordeel de Overeenkomst te worden aangemerkt als agentuurovereenkomst. In de Overeenkomst is onder meer bepaald dat Van der Ven en Zonen en [gedaagde sub 4] jegens [eiseres] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van het in de Overeenkomst opgenomen boetebeding. [gedaagde sub 4] heeft zich, zo blijkt uit de Overeenkomst, akkoord verklaard met de inhoud van de Overeenkomst voor zover daarbij rechten en verplichtingen op hem persoonlijk zijn gelegd en hij heeft die rechten en verplichtingen daarbij aanvaard. [eiseres] spreekt Van der Ven senior op persoonlijke titel aan ter zake van overtreding van het geheimhouding- en concurrentiebeding uit de Overeenkomst. Ook dit onderdeel van de vordering moet daarom worden aangemerkt als een vordering betreffende een agentuurovereenkomst. Daarmee is gegeven dat ook dit onderdeel tot de competentie van de kantonrechter behoort.
4.12 Onderdeel 2D strekkend tot terugbetaling van verduisterde gelden die aan [eiseres] toebehoorden richt zich mede tegen [gedaagde sub 4] Ook dit onderdeel van de vordering houdt zo nauw verband met de onder 4.11 bedoelde vordering betreffende de agentuurovereenkomst jegens [gedaagde sub 4], dat de samenhang met die aardvordering zich verzet tegen een afzonderlijke behandeling daarvan.
4.13 Het onderdeel 3D van de vordering in reconventie, waarbij [gedaagde sub 4] schadevergoeding vordert van [eiseres] vanwege de wijze waarop zij heeft bericht omtrent de wijze waarop de Overeenkomst tot een einde is gekomen, waarvan de beschuldiging van onttrekking van gelden aan de onderneming van [eiseres] deel uitmaakt, komt op de voet van het bepaalde in artikel 94 lid 3 Rv in samenhang met het bepaalde in lid 2 van dat artikel eveneens voor behandeling door de kantonrechter in aanmerking.
4.14 Alle vorderingen van en tegen [gedaagde sub 4] dienen daarom naar de kantonrechter te worden verwezen.
4.15 In conventie heeft [eiseres] schadevergoeding gevorderd van [gedaagde sub 2] en in reconventie heeft [gedaagde sub 2] schadevergoeding van [eiseres] gevorderd wegens smaad en laster. Noch de vordering in conventie, noch de vordering in reconventie omvat enig aspect dat op de voet van het bepaalde in de artikelen 93 en 94 Rv. tot het takenpakket van de kantonrechter behoort. Strikt genomen is er daarmee geen ruimte om ook de berechting deze onderdelen van het geschil in een hand te laten plaatsvinden met de hiervoor besproken onderdelen van de vorderingen in conventie en reconventie. 4.16 Aangenomen moet worden dat de vordering tegen [gedaagde sub 2], zoals impliciet in de inleidende dagvaarding besloten ligt, nauw verband houdt met de feitelijke handelingen zoals deze door [eiseres] ook aan Van der Ven jr, aan [gedaagde sub 3] en aan [gedaagde sub 4] worden verweten, terwijl voor de vordering in reconventie van [gedaagde sub 2] geldt dat deze berust op de stelling dat [gedaagde sub 2] evenals [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] publiekelijk en ten onrechte door [eiseres] van fraude is beschuldigd in de periode dat [eiseres] heeft gebroken met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3]. Dit aspect van het geschil heeft ook een zodanige samenhang met de hiervoor besproken aardvorderingen dat deze samenhang op zichzelf zich verzet tegen afzonderlijke behandeling daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank zou het daarom strijden met regels van een goede procesorde indien uitsluitend dit aspect van het geschil niet meeverwezen zou worden naar de kantonrechter.
4.17 Ook de vorderingen tegen en van [gedaagde sub 2] dienen daarom naar de kantonrechter te worden verwezen.
4.18 De hiervoor besproken samenhang noopt ook tot verwijzing van de overige onderdelen van de vordering in conventie en de vordering in reconventie, nu het bijkomende en nevenvorderingen betreft bij de hiervoor besproken aardvorderingen en bij de vorderingen die daarmee samenhangen.
4.19 De rechtbank zal de zaak in al haar onderdelen, zowel in conventie als in reconventie, naar de kantonrechter verwijzen in de stand waarin deze zich bevindt, te weten het stadium waarin in reconventie nog niet is geantwoord.
4.20 [eiseres] moet in het door Van der Ven en [gedaagde sub 3] opgeworpen bevoegdheidincident als de in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt. Zij zal daarom worden veroordeeld in de kosten van het bevoegdheidsincident aan de zijde van Van der Ven en [gedaagde sub 3].
4.21 Partijen kunnen in de verdere procedure bij de sector kanton in persoon of bij gemachtigde verschijnen.
4.22 Op grond van artikel 100 Rv is de kantonrechter te Rotterdam bevoegd, nu de werkzaamheden betreffende de arbeidsovereenkomst en de agentuurovereenkomst gewoonlijk in Barendrecht, (vestigingsplaats van [eiseres]) werden verricht.
4.23 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
in conventie en in reconventie:
verwijst de zaak in conventie en in reconventie, in al haar onderdelen, in de stand waarin deze zich bevindt naar de rol van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Wilhelminaplein 100/125, Postbus 50950, 3007 BL te Rotterdam, van vrijdag 19 september 2008 te 10.00 uur, waar partijen in persoon of bij gemachtigde dienen te verschijnen;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het bevoegdheidsincident tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] tot aan deze uitspraak vastgesteld op nihil aan verschotten en € 904,-- aan salaris voor de procureur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen.
Uitgesproken in het openbaar.
1411/196