3. De beoordeling.
In conventie en in reconventie:
3.1 De rechtbank gaat uit van de navolgende vaststaande feiten.
Voor wat betreft het schadeveroorzakende besluit:
[eiser], geboren op [geboortedatum], heeft vanaf 1976 voor (in hoofdzaak) politie en justitie (OM) tolk- en vertaalwerkzaamheden in de Turkse taal verricht.
[eiser] is per 1 april 1994 als economisch beleidsmedewerker in dienst getreden bij Politieregio Rijnmond.
Bij besluit van 27 maart 1997 (hierna ook: het primaire besluit) is namens Politieregio Rijnmond besloten medewerkers van het Regiokorps Rotterdam-Rijnmond, onder wie [eiser], niet langer op te nemen op de Tolkenlijst van de Centrale Eenheid Vreemdelingenzorg.
Bij beslissing op bezwaar van 30 oktober 1997 is het hiertegen gerichte bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 2 juni 1999 heeft de rechtbank het hiertegen gerichte beroep van [eiser] gegrond verklaard wegens een motiverings-gebrek.
[eiser] heeft zijn dienstverband bij Politieregio Rijnmond per 1 september 1999 opgezegd. Tegen die datum is hem ontslag verleend.
Opnieuw beslissende op bezwaar, heeft Politieregio Rijnmond op 6 januari 2000 het bezwaar voor zover het is gericht tegen het niet meer mogen tolken voor de politie ongegrond verklaard en het bezwaar voor het overige (betreffende vertaalwerkzaam-heden voor de politie en vertaal- en tolkwerkzaamheden voor justitie) gegrond verklaard.
[eiser] heeft hiertegen beroep ingesteld voor zover zijn bezwaar ongegrond was verklaard. Bij uitspraak van 1 oktober 2004 heeft de rechtbank, sector bestuursrecht, het beroep ongegrond verklaard, welke uitspraak door de Centrale Raad van Beroep bij uitspraak van 18 mei 2006 is bevestigd.
en voor wat betreft de schade:
[eiser] heeft Politieregio Rijnmond verzocht een (zelfstandig) schadebesluit te nemen, hetgeen heeft geleid tot een beslissing op bezwaar van 29 januari 2004. Voorts is op 24 mei 2004 een besluit genomen, inhoudende een weigering tot vergoeding van immateriële schade.
In de beslissing op bezwaar van 29 januari 2004 is het primaire schadebesluit (van 31 oktober 2001) deels herroepen en is besloten tot een aanvullende betaling (van € 26.988,81 en wettelijke rente), op basis van de volgende uitgangspunten: - gederfde inkomsten uit vertaalwerk, gerelateerd aan een gemiddeld inkomen uit vertaalwerk over de jaren 1992 tot en met 1996 van fl. 56.613,=, berekend over een schadeperiode van 2,5 jaar (zijnde 2,5 x fl. 56.613,00 = fl. 141.532,50); - gederfde inkomsten uit tolkwerkzaamheden, gerelateerd aan een gemiddeld inkomen uit tolkwerkzaamheden over de jaren 1992 tot en met 1996 van fl. 12.114,00 , met inachtneming van een afbouwperiode van drie jaar (zijnde 70%, 50% en 30% van fl. 12.114,00 = fl. 18.171,00); - vergoeding kosten rechtsbijstand: fl. 28.858,60; - vergoeding van de wettelijke rente over de nabetaling van € 26.988,81 vanaf 27 maart 1997 tot de dag van voldoening; - vergoeding van de wettelijke rente over het reeds betaalde bedrag van € 45.484,48 over de periode van 31 oktober 2001 tot 5 december 2001.
Bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, is een door [eiser] ingesteld beroep aanhangig tegen de beslissing op bezwaar van 29 januari 2004.