ECLI:NL:RBROT:2008:BD9647
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging arbitraal vonnis en ontvankelijkheid van verzekeraars in hun vorderingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen verschillende verzekeraars en verzekerden over de ontvankelijkheid van de verzekeraars in hun vorderingen tot vernietiging van een arbitraal vonnis. De verzekeraars, waaronder Erasmus Verzekeringen B.V. en Allianz Nederland Schadeverzekering N.V., vorderden de nietigheid van een arbitraal vonnis van 10 maart 2006, waarin een geschil over schadeclaims werd behandeld. De verzekerden, waaronder Prorail B.V. en Heijmans Beton- en Waterbouw B.V., stelden dat de verzekeraars niet-ontvankelijk verklaard dienden te worden, omdat het arbitraal vonnis geen (gedeeltelijk) eindvonnis was en derhalve geen rechtsmiddel van vernietiging openstond. De rechtbank oordeelde dat het arbitraal vonnis van 10 maart 2006 inderdaad een tussenvonnis was en dat de verzekeraars niet ontvankelijk waren in hun vorderingen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name artikel 1064, dat stelt dat tegen een tussenvonnis geen vernietiging kan worden ingesteld. De rechtbank concludeerde dat de verzekeraars de kosten van de procedure dienden te dragen, omdat zij in het ongelijk waren gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.