ECLI:NL:RBROT:2008:BD9539
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Vordering tot opheffing van onrechtmatig beslag en eigendomsrechten op goederen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een vordering tot opheffing van een onrechtmatig beslag op drie containers met goederen, die medische en persoonlijke verzorgingsproducten bevatten. De eiseres stelt dat zij de rechtmatige eigenaar is van de goederen, terwijl de gedaagde partijen, waaronder de rechtsvoorgangers, beweren dat de koopovereenkomst tussen hen en de gedaagde-C vernietigbaar is wegens bedrog. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een complexe juridische strijd gaande is over de eigendom van de goederen en de geldigheid van de koopovereenkomsten.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de rechtsbevoegdheid van de gedaagde-C en de vraag of de koopovereenkomst tussen de gedaagde-B en de gedaagde-C geldig was. De eiseres heeft betoogd dat zij te goeder trouw de goederen heeft verkregen, terwijl de gedaagde partijen aanvoeren dat de gedaagde-C onbevoegd was om de overeenkomst te sluiten. De rechtbank heeft ook de rol van bedrog in deze zaak onderzocht, waarbij de gedaagde partijen stellen dat de gedaagde-C onjuiste informatie heeft verstrekt over de levering van de goederen aan de VN.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is geleverd door de partijen om de claims en verweren te onderbouwen. Daarom heeft de rechtbank besloten om de zaak te verwijzen naar de rol, zodat partijen zich nader kunnen uitlaten over de relevante juridische kwesties en de feiten die aan hun stellingen ten grondslag liggen. De rechtbank heeft de partijen aangespoord om hun argumenten en bewijsstukken duidelijk en gestructureerd aan te leveren, zodat een weloverwogen beslissing kan worden genomen in deze complexe zaak.