ECLI:NL:RBROT:2008:BD7290

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
241280 / HA ZA 05-1875
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid financieel adviseur voor schade door onjuist financieel advies

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en de besloten vennootschap Wagner & Partners B.V. (W&P). Eiseres vorderde een schadevergoeding van W&P, die als financieel adviseur had opgetreden bij de totstandkoming van een financieel plan voor de aankoop en financiering van een nieuwbouwwoning te Capelle aan den IJssel. Eiseres stelde dat W&P haar een onverantwoord hoge financiering had geadviseerd, niet passend bij haar financiële positie en risicobereidheid. Daarnaast werd betoogd dat W&P onvoldoende had gewezen op de risico's van de complexe hypotheek- en beleggingsconstructie die zij had geadviseerd. W&P betwistte de vordering en stelde dat eiseres volledig op de hoogte was van de risico's en dat zij zelf verantwoordelijk was voor de keuzes die zij had gemaakt.

De rechtbank oordeelde dat er behoefte was aan deskundigenvoorlichting om te bepalen of W&P had gehandeld als een redelijk handelend en bekwaam financieel adviseur. De rechtbank stelde vragen aan de deskundige over de financiële constructie van het plan, de risico's die eraan verbonden waren, en de zorgvuldigheid van de informatieverstrekking door W&P. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en verwees de zaak naar de rol voor het nemen van een akte door eiseres.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van financieel adviseurs en de noodzaak voor zorgvuldige advisering, vooral in situaties waarin cliënten mogelijk niet volledig op de hoogte zijn van de risico's van financiële producten. De zaak illustreert ook de rol van deskundigen in het beoordelen van de kwaliteit van financieel advies en de gevolgen daarvan voor de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 241280 / HA ZA 05-1875
Uitspraak: 25 juni 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Capelle aan den IJssel,
eiseres,
procureur mr. R.D. Rischen, voorheen mr. J. Kneppelhout,
advocaat mr. M.J. de Groot te Utrecht,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAGNER & PARTNERS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. A.P. van Elswijk,
advocaat mr. A.A.F. Talitsch te ‘s-Gravenhage.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "W&P".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 10 juni 2005 en de door [eiseres] overgelegde producties;
- incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
- conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 14 december 2005, waarbij het W&P is toegestaan om ING Bank N.V. in vrijwaring op te roepen;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek, met producties;
- akte aan de zijde van W&P, met productie;
- antwoordakte aan de zijde van [eiseres], met producties;
- de op 20 mei 2008 overgelegde pleitnotities van partijen.
2 Het geschil
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad W&P te veroordelen aan [eiseres] te betalen:
I. € 64.551,-- ter zake van geleden schade, met rente;
II. een schadevergoedingsbedrag, op te maken bij staat;
III. € 4.215,99 aan buitengerechtelijke incassokosten;
IV. de proceskosten.
W&P heeft de vordering van [eiseres] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling in de kosten van het geding.
3 De beoordeling
3.1 Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:
a. In verband met de aankoop en financiering van een nieuwbouwwoning te Capelle aan den IJssel heeft W&P in 2002 in opdracht van [eiseres] een financieel plan opgesteld.
b. Ten tijde van de totstandkoming van het financiële plan stonden twee (waarvan een gedeeltelijk) in eigendom aan [eiseres] toebehorende woningen in de verkoop ([woning 1] en [woning 2]).
c. [eiseres] heeft de in het financiële plan van W&P vervatte adviezen opgevolgd.
d. In het kader van de tenuitvoerlegging van het financiële plan is [eiseres] een overeenkomst van geldlening aangegaan met ING Bank N.V. waarbij een hypotheek van
€ 675.000,-- is verleend, bestaande uit een geldlening van € 390.000,-- (looptijd 30 jaar) en een aflossingsvrije geldlening van € 285.000,-- (looptijd 2 jaar). Laatstgenoemde geldlening betrof een overbruggingskrediet. Van deze geldlening is een bedrag van € 200.000,-- in een levensverzekeringpolis gestort bij Hooge Huys Levensverzekeringen N.V. Op dit bedrag heeft W&P 6% afsluitprovisie (€ 12.000,--) ingehouden. Het resterende bedrag van
€ 188.000,-- is middels Hooge Huys Levensverzekeringen N.V. belegd in beleggingsfondsen. Voorts is een bedrag van € 56.410,-- gestort in een beleggingsdepot bij Insigner de Beaufort N.V. Verder is voor [eiseres] een beleggings- en een pensioenverzekering bij Aegon afgesloten en is een Hypotheek Opvang polis bij Cardif afgesloten waarvoor een koopsom van € 4.538,40 is voldaan. Tot zekerheid voor de vordering van ING Bank N.V. op [eiseres] is € 13.000,-- gestort op de Stichting ING Bank N.V. Beleggersgiro.
e. Op 17 mei 2002 is de woning aan het Roos van Dekema erf verkocht.
f. Op 25 juli 2002 is de financiering met de bijbehorende verzekeringen in werking getreden.
g. Na teleurstellende financiële resultaten is op verzoek van [eiseres] het beleggingsdepot bij Insigner de Beaufort N.V. in 2002 en 2003 vrijgemaakt en zijn de beleggings- en pensioenverzekering bij Aegon opgezegd in 2003 en 2004.
h. Op 27 januari 2006 heeft de eigendomsoverdracht van de woning aan het Brigadier Aad de Jonghof plaatsgevonden.
3.2 [eiseres] grondt haar vordering jegens W&P op tekortkomingen van W&P in de nakoming van op haar rustende verbintenissen voortvloeiende uit de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst van opdracht, en op onrechtmatige daad. [eiseres] stelt daartoe onder meer dat W&P haar een onverantwoord hoge financiering, niet passende bij haar financiële positie en risicobereid¬heid, heeft geadviseerd en dat zij door W&P onvoldoende gewezen is op de omvang van de bijzondere risico’s van de door W&P geadviseerde complexe hypotheek- en beleggings¬constructie die veel risicovoller was dan zij wilde. [eiseres] stelt dat zij als gevolg van een en ander schade heeft geleden en nog zal lijden. Bij de berekening van de schade dient rekening te worden gehouden met het feit dat per 1 januari 2007 de gunstige hypotheek¬renteaftrek waarop W&P haar financiële plan baseerde, is komen te vervallen.
[eiseres] is genoodzaakt geworden de zaak ter incasso uit handen te geven en maakt aanspraak op vergoeding van de verschuldigde buitengerechtelijke incasso¬kosten ad
€ 4.215,99. De tussen ING en [eiseres] getroffen schikking met de door [eiseres] gegeven afstandverklaring aan W&P heeft tot gevolg dat de vordering Van Vandeloo op W&P is verminderd met een bedrag gelijk aan de bijdrageplicht die ING jegens W&P mocht hebben. Dit betekent, aldus Van Vandeloo, dat in de onderhavige procedure zal moeten worden vastgesteld of ING jegens W&P draagplichtig is en zo ja, voor welk deel van de vordering van [eiseres].
3.3 W&P voert gemotiveerd aan dat [eiseres] een financieel plan wenste met als uitgangspunt lage netto maandlasten. W&P heeft [eiseres] diverse keren uitvoerig geïnformeerd over de werking en de risico’s van het aan haar voorgelegde financiële plan. W&P heeft als een redelijk handelend en redelijk bekwaam financieel adviseur gehandeld. De financiële risico’s waren [eiseres] volstrekt duidelijk. Zij heeft bewust en weloverwogen voor de onderhavige financiële constructie gekozen en daarmee de financiële risico’s aanvaard. De inhouding van 6% afsluitprovisie is [eiseres] van meet af aan duidelijk gemaakt en hoort bij de gekozen beleggingsvorm. Indien al sprake is van wanprestatie dan ontbreekt het causaal verband tussen de gestelde – en door W&P betwiste – schade en de tekortkoming. Daarnaast is sprake van eigen schuld van [eiseres] en heeft [eiseres] niet aan haar verplichting tot schadebeperking voldaan. Zij heeft immers zonder noodzaak het beleggingsdepot bij Insigner de Beaufort N.V. laten vrijmaken en de beleggings- en pensioenverzekering bij Aegon opgezegd. Hierdoor heeft zij zelf veroorzaakt dat het financiële plan in de toekomst niet meer sluitend is. Voorts voert W&P aan dat de vordering van [eiseres] verminderd dient te worden met een bedrag gelijk aan de bijdrageplicht die ING Bank N.V. tegenover W&P mocht hebben. Daartoe dient de uitkomst van de vrijwaringsprocedure in deze zaak te worden afgewacht, aldus W&P.
3.4 Alvorens de tegen W&P ingestelde vorderingen te beoordelen, heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een deskundige. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of W&P bij haar advisering over het financiële plan heeft gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam financieel adviseur. Vendeloo stelt immers dat dit niet het geval is geweest en dat zij dientengevolge schade heeft geleden. W&P heeft die stellingen gemotiveerd betwist.
3.5 Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte en antwoordakte uit te laten over de modaliteiten van het te gelasten deskundigenonderzoek. Daarbij kunnen partijen zich uitlaten over de volgende conceptvraagstelling:
- Kunt u aan de hand van de stukken en de door partijen te verschaffen eventuele nadere gegevens een helder overzicht geven van de financiële constructie van het onderhavige financiële plan?
- Welke eventuele specifieke risico's waren aan deze financiële constructie
verbonden en zo ja, waren deze acceptabel, gelet ook op de financiële positie van
[eiseres]? Indien de aan de financiële constructie verbonden risico’s niet
acceptabel waren: kunt u aangeven wat bij ongewijzigde voortzetting van de
constructie de financiële gevolgen van de gekozen constructie voor [eiseres] zouden zijn geweest?
- Welke eisen mochten in 2002 redelijkerwijs worden gesteld aan een zorgvuldige informatieverstrekking en voorlichting in de financiële adviesbranche (hierna: "de branche") in het kader van het adviseren over de totstandkoming van een beleggingsconstructie met een financieringslast als de onderhavige? U dient hierbij uit te gaan van de in 2002 geldende kennis, inzichten, standaarden en gebruiken. Is naar uw deskundige inzicht aan deze eisen in dit geval voldaan (gaarne toelichten)?
- Indien in casu niet aan de door u genoemde informatie- en voorlichtingseisen is
voldaan: had een redelijk handelend en redelijk denkend cliënt, na te zijn
geïnformeerd over de door u genoemde risico’s en gevolgen, voor de geadviseerde
financiële constructie gekozen?
- Was het hanteren van 6% afsluitprovisie in het onderhavige geval gebruikelijk en/of werd dit toen als juist aanvaard in de branche?
- Bestond er in juni/juli 2002 al concrete kennis in de branche omtrent de mogelijkheid van (gedeeltelijke of geleidelijke) afschaffing van de fiscale aftrekbaarheid van hypotheekrente? Zo ja, wat hield deze kennis precies in? Was het toen gebruikelijk dat daarvoor (in concrete zin) werd gewaarschuwd in het kader van de totstandkoming van een financieel plan als het onderhavige? Zo nee, vanaf welk moment kan gezegd worden dat zodanige kennis wel in de branche aanwezig was en dat een dergelijke waarschuwing wel gebruikelijk was?
- Kunt u aangeven welke aanpassingen [eiseres] na inwerkingtreding van het
financieel plan heeft doorgevoerd en wat de gevolgen hiervan waren voor de
(werking van de) financiële constructie van het financieel plan?
- Was naar uw deskundige inzicht het besluit van Vendeloo om het beleggingsdepot bij Insigner de Beaufort N.V. vrij te laten maken en de beleggings- en pensioenverzekering bij Aegon op te zeggen op dat moment beschouwd verstandig, en wat was en is de invloed hiervan op de gestelde schade?
- Wilt u overigens nog iets opmerken dat van belang zou kunnen zijn voor de verdere beoordeling van deze zaak door de rechtbank?
3.7 De rechtbank geeft partijen in overweging met elkaar in overleg te treden opdat partijen
gezamenlijk een zoveel mogelijk eenparig voorstel kunnen doen voor het te gelasten deskundigenonderzoek (aantal en na(a)m(en) deskundige(n), vraagstelling, tarief).
3.8 De rechtbank begrijpt de vordering van [eiseres] als weergegeven onder 2. I als een vordering tot betaling van een voorschot ad € 64.551,-- op de totale schade, op te maken bij staat, niet zijnde een provisionele vordering. De beoordeling van dit onderdeel van de vordering zal eerst aan de orde komen als aansprakelijkheid van W&P is vast komen te staan.
3.9 De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
4 De beslissing
De rechtbank,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 23 juli 2008 voor het nemen van een akte door (eerst) Vendeloo;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is – bij vervroeging – gewezen door mr. J.F. Koekebakker.
Uitgesproken in het openbaar.
1990/1582