ECLI:NL:RBROT:2008:BD7256

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BC 07/3346-BRG
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over overtreding Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen met betrekking tot quaternaire ammoniumverbindingen in geslagen slagroom

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma, eiseres, en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarbij een boete van € 450,00 was opgelegd wegens overtreding van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen. De overtreding betrof een te hoog gehalte aan quaternaire ammoniumverbindingen (quats) in een monster van geslagen slagroom, dat was genomen uit een reservoir van een slagroomapparaat. Eiseres stelde dat zij de reinigingsvoorschriften van de fabrikant van de slagroommachine en de instructies voor het desinfectiemiddel correct had opgevolgd, maar de rechtbank oordeelde dat deze stelling onvoldoende aannemelijk was gemaakt. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen verwijt kon worden gemaakt van de overtreding, omdat het gebruik van het desinfectiemiddel noodzakelijkerwijs had geleid tot een overschrijding van het maximale quatsgehalte in de geslagen slagroom. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boete in stand bleef, omdat eiseres niet had aangetoond dat de overtreding niet aan haar kon worden verweten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: BC 07/3346-BRG
Uitspraak in het geding tussen
[de vennootschap onder firma],
gevestigd te Noorden, eiseres,
gemachtigde mr. P.F. Passchier, werkzaam bij de Nederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemers Vereniging (NBOV), te Gouda,
en
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 18 augustus 2006 heeft verweerder eiseres een boete van € 450,00 opgelegd wegens overtreding van bij of krachtens de Warenwet gestelde regels.
Tegen dit besluit heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 28 september 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 30 juli 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 7 september 2007 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 20 februari 2008 een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft bij brief van 17 maart 2008 nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2008. Namens eiseres was aanwezig haar vennoot [A], vergezeld van diens schoonzoon [B] en de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. D.J. Dernison.
2 Overwegingen
Eiseres exploiteert een brood- en banketbakkerij. Blijkens het proces-verbaal van 14 juni 2006 heeft daar op 28 februari 2006 een inspectie plaatsgevonden door een controle¬ambte¬naar, waarbij deze van de geslagen slagroom in het reservoir van het slagroomapparaat een monster heeft genomen. Uit de bij het proces-verbaal gevoegde deskundigenverklaring van 7 juni 2006 blijkt dat in dat monster het gehalte aan quaternaire ammo¬nium¬verbindin¬gen (hierna: quats) welke voorkomen in ontsmettingsmiddelen, uitgedrukt in cetyltrime¬thyl¬ammoniumchloride, 10,71 mg/kg bedroeg. Dit gehalte mag maximaal 0,50 mg/kg zijn.
Bij besluit van 18 augustus 2006, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft ver¬weerder eiseres daarom een boete opgelegd van € 450,00 wegens overtreding van artikel 2, tiende lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen, in verbinding met artikel 14, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder b, van verordening (EG) 178/2002. Bij de boeteoplegging is rekening gehouden met het feit dat de onderneming op de dag van de overtreding niet meer dan 50 werknemers telde.
Eiseres bestrijdt de opgelegde boete op de grond dat de slagroommachine steeds is gereinigd overeenkomstig de reinigingsvoorschriften van de fabrikant van de slagroommachine en de instructies van het gebruikte desinfectiemiddel Radicaal, waarmee de door verweerder goedgekeurde Hygiënecode voor de Brood- en Banketbakkerij is nageleefd. Onder verwij¬zing naar het advies van verweerders bezwaarschriftencommissie en de resultaten van het VWA-onderzoek naar quats in 2003 en 2004 stelt eiseres dat het aannemelijk is dat geverba¬liseerde bakkeronder¬ne¬mers het desinfectiemiddel volgens de voorschriften hebben gebruikt en dat het dan niet redelijk is hen een boete op te leggen. Zij wijst erop dat in genoemd VWA-onderzoek in 50% (640) van de 1280 monsters geslagen room quats zijn aangetroffen en dat in 46% (295) van de quatshoudende monsters de wettelijke norm van 0,5 mg/kg is over¬schreden. Nu verweer¬der, in afwijking van het advies van diens bezwaarschriften¬commissie, geen nader onderzoek heeft willen doen, is hangende het onderhavige beroep door de branche¬organisatie van eiseres, NBOV, onder¬zoek verricht. De resultaten daarvan komen erop neer dat na tien dagen reini¬ging door een bakker met een quatshoudend desinfectiemiddel, in een slagroommonster een residu van 0,6 mg/kg is vastgesteld en dat na een daarop volgende reiniging door een hygiëne-inspec¬teur – naar eiseres stelt: met inachtneming van de noodzakelijke zorgvuldigheid – in twee monsters residuen van 0,84 en 0,83 mg/kg zijn vastgesteld. Eiseres betoogt op grond hiervan dat toepassing van de voor¬geschreven reinigingsvoor¬schriften door een onafhankelijke des¬kun¬dige binnen enkele dagen leidt tot een overschrijding van de wettelijke norm. Derhalve leidt de verplichte toepassing van voorschriften van levensmiddelenwetgeving (de genoem¬de Hygiënecode) tot een overtreding van andere voorschriften van levensmiddelen¬wet¬ge¬ving (het genoemde Warenwetbesluit), aldus eiseres.
Met betrekking tot het door de NBOV verrichte onderzoek stelt verweerder zich op het stand¬¬punt dat daaruit niets blijkt omtrent de mate van zorgvuldigheid van de door eiseres geleverde reinigings- en desinfectieinspanningen ten tijde van de overtreding: met het onder¬¬zoek wordt niet aannemelijk dat eiseres de reinigingsvoorschriften strikt heeft opge¬volgd en er toch een te hoog quatsresidu achterbleef.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Beoordeeld dient te worden of voldoende aannemelijk is geworden dat het – toegestane – gebruik door eiseres van een quatshoudend desinfectiemiddel bij het reinigen van haar slagroommachine noodzakelijkerwijze – waaronder ook te begrijpen: min of meer onont¬koom¬baar – heeft geleid tot een overschrijding van het maximale quatsgehalte in gesla¬gen slagroom, omdat in dat geval aan eiseres geen verwijt kan worden gemaakt van de gecon¬stateerde overtreding.
Eiseres heeft erop gewezen dat in genoemd VWA-onderzoek de wettelijke norm in 46% van de quatshoudende monsters geslagen room bleek te zijn overschreden. Daar staat echter tegenover dat in dat onderzoek (dus) in 54% van die monsters geen overschrij¬ding van de norm is aangetroffen. Derhalve bieden deze cijfers geen steun voor de conclusie dat bij gebruik van een quatshoudend desinfectiemiddel het maximale quats¬gehalte min of meer onontkoombaar wordt overschreden. Daarbij zij, in het licht van het betoog van eiseres over bij herhaalde reiniging als het ware cumulerende quatsresiduen, opgemerkt dat niet is ge¬steld of gebleken – en ook niet aanne¬me¬lijk is – dat in alle gevallen waarin in het VWA-onderzoek wel quatsresiduen zijn aan¬getroffen maar minder dan de norm, het quatshou¬dende desinfectie¬middel nog maar enkele dagen werd gebruikt.
De rechtbank kan aan het NBOV-onderzoek en de bevinding dat na reiniging door een hygiëne-inspecteur het quatsresidu is toegenomen met 0,24 mg/kg evenmin de door eiseres verdedigde conclusies verbinden. Uit dat onderzoek zelf – namelijk: het gemeten residu van 0,6 mg/kg na tien reinigingen door de betrokken bakker – volgt immers dat het kennelijk mogelijk is zodanig zorgvuldig te reinigen dat per reiniging een residu van minder dan 0,24 mg/kg achterblijft. Het NBOV-onderzoek biedt evenmin een voldoen¬de grondslag om aan te kunnen nemen dat bij zorgvuldige reiniging min of meer onontkoombaar een residu van 0,06 mg/kg per reiniging achterblijft. Nog daargelaten dat het een onder¬zoek naar de resul¬taten van reiniging door één bakker betreft, zou dit im¬mers impli¬ceren dat in alle 345 geval¬len waarin in het VWA-onderzoek een residu is aan¬getroffen van minder dan de wettelijke norm van 0,5 mg/kg, het quatshoudende middel minder dan negen dagen is gebruikt. Zoals al over¬wogen ontbreekt hiervoor elke aanwijzing en acht de rechtbank het ook niet aanne¬melijk.
Uit het vorenstaande volgt dat niet kan worden geoordeeld dat eiseres geen verwijt kan worden gemaakt van de door verweerder geconstateerde overtreding.
Nu uit hetgeen door eiseres naar voren is gebracht ook overigens niet volgt dat de opgelegde boete in rechte geen stand kan houden, moet het beroep ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, en door deze en mr. A.J.J. van der Vlist, griffier, ondertekend.
De griffier: De rechter:
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2008.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: