ECLI:NL:RBROT:2008:BD5022

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
306410 / HA RK 08-115
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 23 juni 2008 een verzoek tot wraking van een rechter afgewezen. Verzoeker, die betrokken was bij een civiele procedure over een huurachterstand, stelde dat de rechter hem al tijdens de comparitie van partijen had veroordeeld, waardoor hij geen vertrouwen meer had in een onpartijdige behandeling van zijn zaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 27 februari 2008, na een eerdere comparitie op 22 januari 2008, waar de rechter verzoeker had verzocht om betalingsbewijzen te overleggen. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 9 juni 2008 was niemand verschenen, en de rechter had schriftelijk gereageerd op het verzoek.

De wrakingskamer heeft het griffiedossier van de civiele zaak bestudeerd, inclusief het tussenvonnis van 2 januari 2008 en het proces-verbaal van de comparitie. De rechter had verzoeker de kans gegeven om alle relevante betalingsbewijzen in te dienen, wat verzoeker niet had gedaan. De wrakingskamer oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De stelling van verzoeker dat de rechter hem al had veroordeeld, werd verworpen, omdat de rechter verzoeker juist de gelegenheid had geboden om zijn standpunt te onderbouwen.

De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen op basis van de overwegingen dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat verzoeker geen zwaarwegende aanwijzingen had aangedragen die deze veronderstelling konden weerleggen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek ongegrond was en dat de rechter zijn taken op een correcte wijze had uitgevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer : 306410
Rekestnummer : HA RK 08-115
Uitspraak : 23 juni 2008
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van mr. [naam rechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: "de rechter").
1. Het procesverloop en de processtukken
De rechter heeft op 22 januari 2008 ter comparitie van partijen behandeld de door de [naam eiseres] tegen verzoeker ingestelde civielrechtelijke vordering met zaaknummer 826485 CV EXPL 07-24750. De rechter heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van
27 februari 2008 om verzoeker in de gelegenheid te stellen diverse stukken in het geding te brengen.
Bij brief, ter griffie ontvangen op 27 februari 2008, heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de civiele zaak, waarin zich onder meer bevinden het tussenvonnis d.d. 2 januari 2008 waarbij een comparitie van partijen is bepaald en het proces-verbaal van de in die zaak gehouden comparitie van partijen d.d. 22 januari 2008.
Verzoeker, de rechter en de heer [naam gemachtigde], de gemachtigde van de [naam eiseres], zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief d.d. 6 mei 2008. Tevens heeft zij de griffier van de wrakingskamer per e-mail van 13 mei 2008 laten weten dat zij verhinderd is om op 9 juni 2008 de zitting bij te wonen.
Ter zitting van 9 juni 2008, alwaar de gedane wraking is behandeld, is niemand verschenen.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Tussen de [naam eiseres] en verzoeker bestaat een huurovereenkomst. De [naam eiseres] heeft verzoeker gedagvaard vanwege een huurachterstand. Volgens verzoeker is er geen sprake van een huurachterstand. De rechter heeft ter comparitie van partijen gezegd dat de huur over januari 2007 niet betaald is. Verzoeker heeft toen aan de rechter proberen uit te leggen dat er geen huurachterstand is, maar haar besluit stond al vast. De rechter had verzoeker al veroordeeld. Daarom heeft verzoeker geen vertrouwen meer in de rechter en wil hij dat de zaak door een andere rechter wordt behandeld.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
Uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 22 januari 2008 kan worden opgemaakt dat ter zitting niet kon worden vastgesteld of verzoeker alle verschuldigde huurpenningen betaald had. De rechter heeft verzoeker daarom in de gelegenheid gesteld om ter rolzitting van 27 februari 2008 álle betalingsbewijzen vanaf de aanvang van de huurovereenkomst over te leggen. Verzoeker was daarvoor ook al in de gelegenheid gesteld om door middel van betalingsbewijzen aan te tonen dat hij geen huurachterstand had. Bij tussenvonnis van 2 januari 2008 heeft de rechter immers beide partijen verzocht om alle bescheiden die op de zaak betrekking hebben uiterlijk drie dagen voor de comparitie van partijen in het geding te brengen.
3.5
De stelling van verzoeker dat de rechter verzoeker ter comparitie van partijen al veroordeeld had, gaat dus niet op. De rechter is verzoeker juist tegemoet gekomen; hoewel verzoeker niet had voldaan aan haar verzoek om alle bescheiden (betalingsbewijzen) die op de zaak betrekking hebben drie dagen voor de comparitie van partijen in het geding te brengen, heeft de rechter verzoeker toch nogmaals in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij wel alle huurpenningen had voldaan door middel van het overleggen van alle betalingsbewijzen ter rolzitting van 27 februari 2008.
3.6
Het verzoek is daarom ongegrond.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van mr. [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 23 juni 2008 door mr. S.W. Kuip, voorzitter, mr. H. van Lokven-Van der Meer en mr. P. Vrolijk, rechters. Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter en de griffier ondertekend.