ECLI:NL:RBROT:2008:BD4110

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
219374 / HA ZA 04-1825
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling bijdrage in avarij-grosse; beroep op verjaring; toepasselijk recht

In deze zaak vordert Skyward Maritime Inc. betaling van een bijdrage in avarij-grosse van de gedaagde, een besloten vennootschap gevestigd in Rotterdam. De vordering is gebaseerd op een incident dat plaatsvond op 5 januari 1999, toen het schip 'Devo' in zwaar weer terechtkwam en schade opliep. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier en het procesverloop. De zaak is oorspronkelijk behandeld door een enkelvoudige kamer, maar is doorverwezen naar een meervoudige kamer voor verdere beoordeling.

Skyward stelt dat de gedaagde, als ladingbelanghebbende, een bijdrage van USD 32.374,55 verschuldigd is, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde betwist de vordering en voert aan dat deze is verjaard. De rechtbank overweegt dat de voorwaarden van de cognossementen van toepassing zijn, waarin is bepaald dat avarij-grosse wordt geregeld door de York-Antwerp Rules 1974. Er is echter geen expliciete regeling voor verjaring of verval van de vordering in deze regels.

De rechtbank concludeert dat het aanvullend toepasselijk nationaal recht van toepassing is, en dat dit recht Turkse wetgeving is, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag of de vordering naar Turks recht is verjaard. Tevens is er ruimte voor partijen om een processuele rechtskeuze te maken voor Nederlands recht. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol van 25 juni 2008 voor een akte van de gedaagde.

Uitspraak

Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 219374 / HA ZA 04-1825
Uitspraak: 14 mei 2008
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging SKYWARD MARITIME INC.,
gevestigd te Monrovia, Liberia,
eiseres,
procureur mr. M. Verhagen,
advocaat mr. A. Jumelet
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. B.S. Janssen,
advocaten mr. F.G.M. Smeele en mr. J.A. Kruit.
Partijen worden hierna aangeduid als "Skyward" respectievelijk "[gedaagde]".
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier. Uit die stukken blijkt het procesverloop.
Op 29 juni 2006 hebben partijen hun zaak doen bepleiten door hun raadslieden voor een enkelvoudige kamer, die de zaak na de pleidooizitting heeft verwezen naar een meervoudige kamer.
1 De vaststaande feiten
1.1
Op 2 januari 1999 is het aan Skyward in eigendom toebehorende zeeschip ‘Devo’ vertrokken vanuit Iskenderun in Turkije voor een reis met als bestemmingen diverse havens in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika en het Caraïbisch gebied. De ‘Devo’ was onder meer beladen met een op of omstreeks 8 oktober 1998 door [gedaagde] van het Turkse bedrijf Ekinciler dis Ticaret A.S. gekochte partij staalproducten (hierna: de lading).
1.2
Op 5 januari 1999 is de ‘Devo’ op de Middellandse Zee in zwaar weer terechtgekomen met schade aan het schip als gevolg. Hierop heeft de ‘Devo’ de haven van La Valletta op Malta als noodhaven aangedaan. Vervolgens is avarij-grosse verklaard op Malta en is Richards Hogg Lindley te Londen, Verenigd Koninkrijk, aangesteld als dispacheur, die op 29 juni 2001 te Londen een dispache heeft opgemaakt.
1.3
[gedaagde] heeft op 10 februari 1999 aan Skyward een Lloyd’s Average Bond afgegeven. [gedaagde] heeft de lading in San Juan, Puerto Rico, in ontvangst genomen.
2 Het geschil
2.1
De vordering luidt dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Skyward tegen behoorlijk bewijs van kwijting van USD 32.374,55, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2001, althans vanaf de dag der dagvaarding, alsmede vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van € 988,--, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Skyward hieraan ten grondslag gelegd dat [gedaagde] als ladingbelanghebbende, gelet op de omvang van [gedaagde]’s aandeel in de totale lading van het schip, aan haar een bijdrage in avarij-grosse is verschuldigd van
USD 32.374,55.
2.3
[gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd betwist.
3 De beoordeling
3.1
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de vordering van Skyward verjaard is.
Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen de voorwaarden gelden van twee, door [gedaagde] als producties 3 en 4 in het geding gebrachte, cognossementen van 27 november 1998, respectievelijk 30 november 1998.
In clausule 3 van deze cognossementsvoorwaarden is bepaald dat avarij-grosse wordt geregeld door de York-Antwerp Rules 1974.
3.2
Noch de York-Antwerp Rules 1974 noch enig ander mogelijk toepasselijk verdrag houden bepalingen in omtrent verjaring of verval van de vordering tot betaling van een bijdrage in avarij-grosse. Dit geschilpunt wordt dan ook beheerst door het aanvullend toepasselijk nationaal intern recht.
3.3
Uit haar stellingen blijkt dat Skyward haar vordering tot betaling van een bijdrage in avarij-grosse niet baseert op de afgegeven average bond. Niet blijkt dat met het afgeven van de average bond werd beoogd dat deze in de plaats kwam van verplichtingen in verband met avarij-grosse uit de cognossementsvoorwaarden. Evenmin blijkt uit de average bond dat partijen wensen dat de verplichtingen in verband met avarij-grosse naar een bepaald recht zouden worden beoordeeld.
3.4
In clausule 1 van de cognossementsvoorwaarden is - voor zover relevant - bepaald:
“(1) All terms and conditions, liberties and exceptions of the Charter Party, dated as overleaf, are herewith incorporated.”
Niet in geschil is dat het hierbij om de voorwaarden gaat van een Gencon Charter Party
d.d. 11 november 1995. In clausule 32 van deze charterparty is - voor zover relevant - bepaald:
“Arbitration Clause
Any controversy or claim arising out of or relating to this contract shall be settled by arbitration in London as follows. The party making claim shall notify the other party by registered letter, demanding arbitration. Within one month after receipt of the letter each party shall nominate one arbitrator. Arbitrators shall by mutual agreement appoint a chairman. If one party fails to nominate an arbitrator within one month limit, Istanbul Trade Court will be appointed the arbitrator in accordance with Turkish civil law and procedure code. Arbitration court shall be competent to make a final decision concerning the said issues. Applicable law will be English law and regulations at London Chamber of Commerce.”
3.5
Partijen discussiëren over de vraag of, zoals Skyward heeft gesteld, de in deze bepaling opgenomen rechtskeuze voor Engels recht leidt tot de toepasselijkheid van Engels recht als het op de vordering aanvullend toepasselijk nationaal intern recht. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van Engels recht (vgl. art. 3 lid 4 j° art. 8 lid 1 EVO).
3.6
Gelet op de bewoordingen van de arbitrageclausule, waarin in de eerste volzin eerst wordt bepaald dat geschillen aan arbitrage zullen worden onderworpen en dan, na “as follows” wordt aangegeven hoe dat dient te gebeuren, moet worden aangenomen dat de rechtskeuze voor Engels recht uitsluitend betrekking heeft op een overeenkomstig deze clausule te voeren arbitraal geding.
Aangezien de onderhavige procedure geen arbitraal geding is, is dan ook geen sprake van een rechtsgeldige rechtskeuze ter zake van het op de vordering aanvullend toepasselijke nationaal intern recht.
Gelet op het voorgaande kan onbesproken blijven of de verwijzing in de cognossements-voorwaarden naar de charterparty, gelet op de bewoordingen van die verwijzing, mede de (rechtskeuze in de) arbitrageclausule van de charterparty incorporeert in het cognossement.
3.7
In clausule 3 van de cognossementsvoorwaarden is onder meer het volgende bepaald: “General average shall be adjusted, stated and settled according to York-Antwerp Rules 1974, in London (…)”.
Noch de ‘adjustment’ noch de ‘statement’ noch de ‘settlement’ van avarij-grosse (general average) heeft betrekking op de behandeling in rechte van de onderhavige vordering tot betaling van een bijdrage in avarij-grosse. Daarom levert deze bepaling geen aanwijzing op voor een rechtskeuze voor Engels recht als het op de verjaring van de vordering aanvullend toepasselijk nationaal intern recht.
3.8
Voor het bepalen van het aanvullend toepasselijk nationaal intern recht knoopt de rechtbank aan bij het recht dat de in de cognossementen neergelegde vervoerovereenkomst tussen Skyward en [gedaagde] beheerst. Bij gebreke van een rechtskeuze en nu de in art. 4 lid 4 EVO genoemde samenloop van aanknopingspunten zich in dit geval niet voordoet, wordt geoordeeld dat de vervoerovereenkomst het nauwst is verbonden met Turkije, het land waar de betreffende lading in de Devo is ingeladen, zodat daarop Turks recht van toepassing is. Gelet op art. 10 lid 1 aanhef en onder d EVO beheerst het Turkse recht ook de vraag of de onderhavige vordering is verjaard.
3.9
Partijen, eerst [gedaagde], zullen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de vraag of de vordering naar Turks recht is verjaard. Ook kunnen partijen desgewenst alsnog een processuele rechtskeuze maken voor Nederlands recht als het recht dat de verjaring van de vordering beheerst.
4 De beslissing
De rechtbank,
verwijst de zaak naar de rol van 25 juni 2008 voor de onder 3.9 bedoelde akte van [gedaagde];
bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld en dat daartoe het eindvonnis niet behoeft te worden afgewacht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.N. van Zelm van Eldik, M.A. van de Laarschot en
L. de Loor-Alwin.
Uitgesproken in het openbaar.
901/10/559/1548