ECLI:NL:RBROT:2008:BD3419

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/600037-07
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Mul
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen via een Hawala bankier in Amsterdam

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van witwassen. De tenlastelegging betrof het witwassen van aanzienlijke geldbedragen op of omstreeks 17 april 2007 in Amsterdam. De verdachte had samen met een medeverdachte een tas met geld en een envelop met geld bij zich, die tijdens een politieobservatie in de woning van een derde persoon werden aangetroffen. De politierechter oordeelde dat de omstandigheden waaronder de geldbedragen werden vervoerd, kenmerkend waren voor witwassen. De verdachte had geen verifieerbare verklaring gegeven over de herkomst van het geld, wat leidde tot een vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven. De verdachte was eerder veroordeeld voor een Opiumwetdelict, wat de verdenking versterkte dat de geldbedragen afkomstig waren van de handel in verdovende middelen. De politierechter achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van witwassen. De straf die werd opgelegd, bestond uit een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werden enkele in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact ervan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/600037-07
Datum uitspraak: 30 mei 2008
Tegenspraak
VONNIS
van de politierechter in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres],
raadsman mr. E.J.W.F. Deen, advocaat te Den Haag.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2008.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage, aangeduid als A, aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er op neer dat aan de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het, al dan niet samen met anderen, witwassen van (grote) geldbedrag(en) op of omstreeks 17 april 2007 in Amsterdam.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Meissen heeft gerequireerd tot:
- bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde (witwassen);
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
Uit het onderzoek is het volgende gebleken.
Op 17 april 2007 heeft de verdachte met de auto medeverdachte [medeverdachte] opgehaald en zijn zij vervolgens samen naar Amsterdam gereden. De verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] op het moment dat hij bij hem in de auto stapte een tas en een envelop met geld bij zich had en dat [medeverdachte] vertelde dat hij het geld moest afgeven op een adres in Amsterdam. Volgens de verdachte is hij vervolgens met [medeverdachte] naar dit adres gereden. Aangekomen bij dit adres, heeft de verdachte op verzoek van [medeverdachte] de envelop met geld uit de auto gepakt, pakte [medeverdachte] een tasje en is de verdachte met [medeverdachte] naar de portiek van de woning op het betreffende adres gelopen.
Tijdens een observatie door de politie op die dag op de Zeeburgerdijk in Amsterdam wordt waargenomen dat de verdachte en [medeverdachte] naar de portiek van de woning Zeeburgerdijk [nummer] lopen en samen de portiek van deze woning binnengaan, waarbij de verdachte een envelop vast heeft en [medeverdachte] een plastic tas bij zich draagt. De verdachte en [medeverdachte] worden aangehouden op het moment dat zij de woning betreden. Op het moment van de aanhouding heeft de verdachte de envelop vast en [medeverdachte] de plastic tas. In de plastic tas wordt een bedrag van 70.000,- euro, bestaande uit 500 bankbiljetten van 20 euro, 200 biljetten van 50 euro, 70 biljetten van 100 euro, 50 biljetten van 200 euro en 66 biljetten van 500 euro , en in de envelop een bedrag van 14.500,- euro, bestaande uit 160 biljetten van 50 euro, 10 biljetten van 500 euro, 4 biljetten van 200 euro en 7 biljetten van 100 euro, aangetroffen.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft een van de lezing van de verdachte afwijkende verklaring afgelegd. [medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte op een adres in Amsterdam een tas met geld moest afgeven en dat hij met de verdachte op diens verzoek is meegegaan. Aangekomen bij dit adres, heeft hij op verzoek van de verdachte de tas met geld uit de auto gepakt en is hij met de verdachte naar de betreffende woning gelopen.
Daargelaten het antwoord op de vraag aan wie - de verdachte of [medeverdachte] - de plastic tas en de envelop met het geld toebehoorden en op wiens initiatief het geld werd weggebracht, naar het oordeel van de politierechter staat op grond van het vorenstaande in ieder geval vast dat de verdachte en [medeverdachte] de geldbedragen in de plastic tas en in de envelop tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad.
Voor een veroordeling terzake witwassen van deze geldbedragen dient vervolgens wettig en overtuigend te worden bewezen dat zij van misdrijf afkomstig waren.
Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Uit het onderzoek is gebleken dat de handelingen ten aanzien van de geldbedragen plaatsvonden onder omstandigheden die, in de context van de gebeurtenissen en in samenhang bezien, als zogenoemde typologieën van - en daarmee kenmerkend voor - witwassen zijn aan te merken:
- de aanzienlijke geldbedragen in de plastic tas en envelop (70.000,- euro respectievelijk 14.500,- euro) bestonden voor een groot deel uit kleine coupures ;
- de wijze van vervoer van de geldbedragen - los, open en bloot in een plastic tas en in een envelop - is hoogst ongebruikelijk en gaat gepaard met aanzienlijke veiligheidsrisico’s;
- de geldbedragen werden niet afgeleverd bij een officiële bancaire instelling, maar bij een persoon in een woning, zodoende onttrokken aan het voor dit soort geldtransacties gebruikelijke (overheids)toezicht (melding van ongebruikelijke transacties, identificatieverplichting), waardoor de werkelijke aard en de herkomst van de geldbedragen kon worden verhuld;
- van de geldbedragen is in het geheel niets bekend geworden omtrent een mogelijke legale herkomst;
- Ten aanzien van de geldbedragen heeft zich op geen enkel moment - na de inbeslagname hiervan - een persoon als eigenaar gemeld, hetgeen minst genomen onwaarschijnlijk is bij een legale herkomst van geldbedragen van een dergelijke omvang.
Deze omstandigheden rechtvaardigen een vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven. Gelet op dit vermoeden mag van de verdachte worden verwacht dat hij een op enige manier verifieerbare verklaring geeft over de herkomst van het geld. Dit heeft de verdachte niet gedaan. Hij heeft enkel verklaard dat de geldbedragen door [medeverdachte] waren geleend voor de aanschaf van onroerend goed in Turkije, hetgeen echter door [medeverdachte] wordt ontkend en ook overigens niet is gebleken. Ook deze discrepantie tussen de verklaringen van de verdachte en [medeverdachte] valt moeilijk te rijmen met een legale herkomst van het geld.
Tot het dossier behoren voorts stukken met betrekking tot het onderzoek genaamd Wasbord van de Regiopolitie Haaglanden. De verdachte [naam persoon 1] in dat onderzoek heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte] koffers met heroïne heeft vervoerd en bewaard, en heeft de verdachte van een foto herkend als de persoon die aanwezig was toen [medeverdachte] hem de koffers overhandigde en die [medeverdachte] op momenten verving. De verdachte [naam persoon 2] in dat onderzoek heeft [medeverdachte] van een foto herkend als degene bij wie zij op verzoek van [naam persoon 1] koffers ophaalde en van wie zij koffers kreeg overhandigd.
Hoewel [medeverdachte] in die zaak - zoals ter terechtzitting is gebleken - apart wordt vervolgd en in die strafzaak nog geen oordeel is gegeven over de vraag of het daadwerkelijk heroïne betrof, versterkt deze informatie het vermoeden dat de geldbedragen die de verdachte en [medeverdachte] voorhanden hadden afkomstig waren van de handel in verdovende middelen althans enig misdrijf.
De verdachte is in het verleden veroordeeld vanwege een Opiumwetdelict.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in verdovende middelen aanzienlijke geldbedragen in kleine coupures oplevert.
Op grond van dit alles acht de politierechter wettig en overtuigend bewezen dat de geldbedragen in de tas en envelop - middellijk of onmiddellijk - afkomstig waren van de handel in verdovende middelen, althans enig misdrijf, en dat de verdachte hiervan wetenschap heeft gehad.
Anders dan de officier van justitie, acht de politierechter witwassen van het bedrag van 2.270,- euro dat is aangetroffen in de fouilleringen van de verdachte en [medeverdachte] niet bewezen, nu ten aanzien van dit bedrag zich niet de situatie voordoet dat de verdachte en [medeverdachte] hiervoor geen plausibele verklaring hebben gegeven.
Gelet op het bovenstaande wordt wettig en overtuigend bewezen geacht dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 april 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander , een voorwerp, te weten eengeldbedrag van (in totaal) € 84.500,- euro (14.500,- euro in een envelop en/of 70.000,- euro in een tasje in contanten) heeft voorhanden
gehad, terwijl ten aanzien van dat (grote) geldbedrag
- de werkelijke aard en de herkomst werd(en) verborgen of verhuld, terwijl hij, verdachte en zijn
mededader wist(en), dat
dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit de
opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig
was van enig misdrijf
en
- hij, verdachte en zijn mededader, dat geldbedrag heeft/hebben
verworven en voorhanden gehad , terwijl
hij, verdachte, en zijn mededader
wisten dat dat
geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit de opbrengst
van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was van enig
misdrijf.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van witwassen
Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een mededader schuldig gemaakt aan witwassen. De verdachte heeft twee aanzienlijke geldbedragen, waarvan hij wist dat deze van de handel in verdovende middelen of in ieder geval van misdrijf afkomstig waren, voorhanden gehad en getracht af te geven aan een persoon in een woning in Amsterdam. Door ingrijpen van de politie is de daadwerkelijke aflevering van de geldbedragen in deze woning voorkomen.
Dit is een ernstig feit. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit, zoals in dit geval vermoedelijk de handel in verdovende middelen, gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur.
De politierechter heeft voorts acht geslagen op het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 21 januari 2008, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden is veroordeeld voor een Opiumwetdelict.
Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst (een) soortgelijk(e) delict(en) te begaan, wordt een deel van de straf voorwaardelijk opgelegd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
Van de Lijst met inbeslaggenomen voorwerpen is een kopie als bijlage, aangeduid als B, aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De officier van justitie heeft gevorderd om alle op de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde geldbedragen (bankbiljetten) verbeurd te verklaren.
De politierechter overweegt het volgende:
De op de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 3 tot en met 5 genoemde geldbedragen (bankbiljetten) zullen worden verbeurd verklaard.
Van het op de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genoemde geldbedrag zal 8000,- euro (160 bankbiljetten van 50 euro) worden verbeurd verklaard.
Het bewezen feit is met betrekking tot en met behulp van deze geldbedragen begaan.
Niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren.
Ten aanzien van het op de op de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genoemde resterende geldbedrag van 250,- euro, bestaande uit 5 bankbiljetten van 50 euro, en het onder 2 genoemde geldbedrag van 20,- euro (1 bankbiljet van 20 euro), zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu, zoals hiervoor overwogen, dit geldbedrag dat is aangetroffen in de fouillering van de verdachte geen verband houdt met een strafbaar feit.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 55 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De politierechter:
- verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
- stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd: de nummers 3 tot en met 5 en van nummer 1 een bedrag van 8000,- euro;
- gelast de teruggave aan verdachte van: nummer 2 en van nummer 1 een bedrag van 250,- euro.
Dit vonnis is gewezen door mr. Mul, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. Van Erve, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 mei 2008.
A
Bijlage bij vonnis d.d. 30 mei 2008 van [verdachte], parketnummer 10/600037-07:
TEKST TENLASTELEGGING.
hij op of omstreeks 17 april 2007 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en) van (in totaal) 86.770,- euro (14.500,- euro in een envelop en/of 70.000,- euro in een tasje en/of 2.270,- euro in de fouillering), althans een (grote) geldrag(en),
in contanten) heeft/hebben
ontvangen van (onder meer)
- [medeverdachte] en/of
- één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en en/of
verzonden en/of afgegeven aan
- [naam persoon 3] en/of
- één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en), althans heeft/hebben hij,
verdachte en/of zijn (mede)daders, voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden
gehad, terwijl ten aanzien van (onder meer) die/dat (grote) geldbedrag(en)
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing werd(en) verborgen en/of verhuld, althans
heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), verborgen en/of verhuld
wie de rechthebbende(n) was/waren van die/dat geldbedrag(en) en/of die/dat
geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad terwijl hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat
die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de
opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van
enig misdrijf
en/of
- hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die/dat geldbedrag(en) heeft/hebben
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), ten tijde van het verwerven en/of het
voorhanden krijgen en/of overdragen en/of omzetten van die/dat geldbedrag(en),
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat
geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit de opbrengst
van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig
misdrijf.
artikel 420bis lid 1 aanhef en onder b Wetboek van Strafrecht
artikel 420quater lid 1 aanhef en onder b Wetboek van Strafrecht
artikel 47 Wetboek van Strafrecht