ECLI:NL:RBROT:2008:BD2974

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
269690 / HA ZA 06-2705
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens afgebroken onderhandelingen over aandelenovername

In deze zaak vordert eiseres, een besloten vennootschap, schadevergoeding van gedaagde, Wivevi Beheer B.V., wegens het afbreken van onderhandelingen over de koop van 50% van de aandelen in de vennootschap. De onderhandelingen tussen partijen zijn in oktober 2005 gestart, maar zijn in maart 2006 afgebroken door Wivevi. Eiseres stelt dat er op 29 december 2005 overeenstemming was bereikt over de koop, maar dat Wivevi niet bereid was om de overeenkomst te ondertekenen. Eiseres heeft kosten gemaakt ter hoogte van € 39.115,47 en vordert een schadevergoeding van € 15.000,=, vermeerderd met wettelijke rente.

Wivevi betwist de vordering en stelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Wivevi voert aan dat de dagvaarding nietig is omdat eiseres niet heeft voldaan aan de eisen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar vordering, maar dat zij niet tot bewijslevering wordt toegelaten omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat er een overeenkomst tot stand is gekomen.

De rechtbank laat eiseres toe tot bewijslevering van feiten en omstandigheden die kunnen aantonen dat partijen gezamenlijk de heer Vrijdag een arbeidsovereenkomst hebben aangeboden, dat zij hebben besloten dat de vennootschap kantoor zou houden aan de Maxwellstraat te Dordrecht, en dat er een overeenkomst is opgesteld en besproken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 269690 / HA ZA 06-2705
Uitspraak: 23 april 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres],
gevestigd te Dordrecht,
eiseres,
procureur mr. H.E. Schweers,
advocaat mr. C. Schulz,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WIVEVI BEHEER B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
gedaagde,
procureur mr. J. Kneppelhout,
advocaat mr. E.K. Ditvoorst.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "Wivevi".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 1 september 2006 en de door [eiseres] overgelegde productie;
- nietigheidsexceptie tevens conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van antwoord in incident;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 7 maart 2007;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Partijen hebben in oktober 2005 besprekingen gevoerd over de koop door [eiseres] van 50% van de aandelen in vaHEVLA Betonwerken B.V., thans genaamd [... B.V.], hierna te noemen: de vennootschap.
2.2 Wivevi houdt 100% van de aandelen in de vennootschap. De aandelen in Wivevi worden voor 100% gehouden door haar directeur grootaandeelhouder, [directeur].
2.3 [directeur] is directeur van de vennootschap.
2.4 Bij brief van 2 maart 2006 is namens Wivevi aan [eiseres] kenbaar gemaakt dat het opgestelde contract niet neutraal zou zijn en door andere relevante omstandigheden het juiste gevoel is verdwenen, zodat er geen basis meer was voor een vorm van samenwerking.
2.5 Bij brief van 18 april 2006 heeft [eiseres] de vennootschap verzocht om te reageren op een eerder gedaan voorstel tot afrekening. Bij deze brief is een opstelling gevoegd van de door [eiseres] gemaakte kosten ter hoogte van € 39.115,47. Het voorstel van [eiseres] “bij blijvende samenwerking/afname personeel” behelst betaling door de vennootschap van € 15.000,=.
3 De vordering
De vordering luidt om Wivevi bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling binnen twee weken na het te dezen te wijzen vonnis van
I in hoofdsom € 15.000,= vermeerderd met de wettelijke (handels)rente van de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
II de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten, en – voor het geval voldoening niet binnen die termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, vermeerderd met de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de nakosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Partijen hebben op 29 december 2005 overeenstemming bereikt over de koop van 50% van de aandelen in de vennootschap op vrijwel alle punten, waaronder in ieder geval de essentialia van de overeenkomst. Ondanks herhaald verzoek is Wivevi niet bereid gebleken de tussen partijen bereikte overeenstemming voor akkoord te ondertekenen.
3.2 Voor zover aangenomen zou kunnen worden dat partijen nog geen overeenstemming hadden bereikt, moet toch worden vastgesteld dat zij in een zodanige precontractuele fase verkeerden dat het afbreken van de onderhandelingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, althans dat het Wivevi niet vrijstond de onderhandelingen af te breken zonder de door [eiseres] gemaakte kosten te vergoeden.
3.3 Wivevi heeft zich in het overleg over de gevolgen van het beëindigen van de samenwerking bereid verklaard om bij te dragen aan vergoeding van door [eiseres] geleden schade.
3.4 [eiseres] heeft € 39.115,47 schade geleden. De schadeopstelling is opgebouwd uit de posten: salaris inclusief werkgeverslasten van de heer Vrijdag, huisvesting, begeleiding en personeel. [eiseres] beperkt haar vordering tot het door haar ter afwikkeling in der minne voorgestelde bedrag ter hoogte van € 15.000,=.
3.5 De afspraak als bedoeld in overweging 3.2 voldoet aan de definitie van artikel 6: 119a Burgerlijk Wetboek (BW), zodat primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6: 119a wordt gevorderd. Subsidiair maakt [eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van wettelijke rente ex artikel 6: 119 BW.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het geding.
Wivevi heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 De dagvaarding is nietig, omdat [eiseres] niet heeft voldaan aan artikel 111 lid 2, aanhef en onder d, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Wivevi kan zich op geen enkele wijze verdedigen, nu zij niet weet wat de gronden van de eis zijn en evenmin wat volgens [eiseres] de essentialia van de overeenkomst zijn. Voorts ontbreekt uitleg en onderbouwing van de gestelde schade.
4.2 Er is geen overeenkomst tot stand gekomen. Evenmin was sprake van een situatie dat het afbreken van onderhandelingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was of dat Wivevi de door [eiseres] gemaakte kosten zou moeten vergoeden.
4.3 Wivevi betwist in overleg te zijn getreden over de mogelijke gevolgen van de beëindiging van de voorgenomen samenwerking.
4.4 Wat de gevorderde kosten betreft, kan Wivevi slechts gissen naar de uitleg ervan. In ieder geval is het niet mogelijk om zowel een proceskostenveroordeling te vragen als in de kostenopstelling een bedrag op te voeren voor advocaatkosten. Indien het om buitengerechtelijke kosten gaat, zullen deze kosten door [eiseres] moeten worden onderbouwd.
4.5 Er is geen wettelijke (handels)rente verschuldigd.
4.6 Wivevi maakt aanspraak op vergoeding van de door haar gemaakte kosten van juridische bijstand.
5 De beoordeling
5.1 Tussen partijen is in geschil of Wivevi aan [eiseres] schadevergoeding is verschuldigd wegens het niet nakomen van een tussen partijen gesloten overeenkomst, althans het afbreken van onderhandelingen.
5.2 Het meest verstrekkende verweer van Wivevi is dat de dagvaarding nietig is.
5.3 Dit verweer treft geen doel. In artikel 111 lid 2 aanhef en onder d Rv is bepaald dat het exploit van dagvaarding naast de gegevens bedoeld in artikel 45 lid 2 Rv de eis en de gronden (de stelplicht) voor de dagvaarding vermeldt, zulks op straffe van nietigheid (artikel 120 lid 1 Rv). Gesteld noch gebleken is dat de dagvaarding niet de gegevens als opgesomd in artikel 45 lid 2 Rv bevat. [eiseres] heeft voorts zodanige feiten en omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van haar vordering, dat voor Wivevi duidelijk was waartegen zij zich moest verweren, hetgeen blijkt uit het door Wivevi gevoerde verweer.
5.4 De primaire stelling van [eiseres], dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen.
Bij dagvaarding heeft [eiseres] hieromtrent gesteld dat partijen op 29 december 2005 overeenstemming hebben bereikt op vrijwel alle punten, waaronder in ieder geval de essentialia van de overeenkomst. Voorts heeft [eiseres] gesteld dat [eiseres] ter uitvoering van die overeenstemming een nieuw bedrijfspand te Dordrecht in gebruik heeft genomen, in welk pand door de vennootschap – in de persoon van haar directeur [directeur] – daadwerkelijk kantoor is gehouden.
Bij conclusie van antwoord heeft Wivevi deze stellingen van [eiseres] betwist.
Het had vervolgens op de weg van [eiseres] gelegen om aan te geven waarop zij haar stelling baseert dat partijen overeenstemming hebben bereikt en waaruit die overeenstemming heeft bestaan. [eiseres] heeft in de conclusie van repliek weliswaar gesteld dat partijen het over de prijs en het object eens waren, maar dat is in dit geval onvoldoende om te concluderen dat een perfecte overeenkomst tot stand is gekomen. Het betrof een overname van de helft van de aandelen in de vennootschap die - zoals [eiseres] zelf ook stelt in onderdeel 7 van de dagvaarding – een samenwerking tussen partijen inhield. Met uitsluitend de prijs en het object kunnen de andere essentialia van een dergelijke overeenkomst niet worden ingevuld. Het was voorts aan [eiseres] om haar stelling dat de kennelijk opgestelde (doch niet overgelegde) contracten geen aanzet voor de overeenkomst vormden, maar het sluitstuk, waarin de tot dan toe bereikte overeenstemming was verwoord, nader te specificeren en te onderbouwen. Van [eiseres] kan verder worden verwacht dat zij haar stelling dat partijen uitvoering aan de overeenstemming hebben gegeven nader zou onderbouwen. Nu [eiseres] onvoldoende heeft gesteld zal zij niet tot bewijslevering worden toegelaten.
5.5 Thans dient de subsidiaire stelling van [eiseres] te worden beoordeeld dat partijen in de onderhandelingen het stadium hadden bereikt dat het Vivevi niet langer vrijstond zich terug te trekken zonder schadeplichtig te worden.
5.6 [eiseres] stelt dat zij erop mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen.
Ter onderbouwing van haar stelling voert [eiseres] aan dat partijen in onderling overleg het besluit hebben genomen om een advocaat opdracht te geven de bereikte overeenstemming schriftelijk vast te leggen. [eiseres] heeft niet kenbaar gemaakt dat de afspraken niet goed zouden zijn vastgelegd, ondanks het feit dat partijen de contracten uitvoerig hebben besproken, aldus [eiseres].
Voorts voert [eiseres] aan dat Wivevi en/of [directeur] aan het ontstaan en het laten voortduren van voormeld vertrouwen hebben bijgedragen, doordat partijen commercieel overleg voerden en beslissingen namen op het gebied van personeel en de behuizing van de vennootschap. Zo heeft de heer Vrijdag in overleg met [directeur] een arbeidsovereenkomst aangeboden gekregen om in dienst te treden bij de vennootschap, kantoorhoudend te Dordrecht, zo stelt [eiseres]. Ook hebben partijen besloten, aldus nog steeds [eiseres], dat [eiseres] zou overgaan tot aankoop van een pand aan de Maxwellstraat te Dordrecht en dat de vennootschap daar kantoor zou gaan houden. [eiseres] beroept zich in dit kader op een brief van 25 januari 2006 van KPN over een door de vennootschap op het adres Maxwellstraat te Dordrecht aangevraagde ISDN-aansluiting.
5.7 Wivevi voert gemotiveerd verweer.
Wivevi stelt er geen bezwaar tegen te hebben gehad dat [eiseres] door haar advocaat een opzet zou laten maken voor de beoogde overeenkomst. Van overeenstemming of het laten vastleggen daarvan was geen sprake. De concepten zijn niet uitvoerig met Wivevi besproken. De raadsman van Wivevi heeft dit pas in februari 2006 gedaan, aldus nog steeds Wivevi.
Wivevi ontkent dat in onderling overleg personele beslissingen zijn genomen, commercieel overleg is gevoerd en een verhuizing zou zijn overeengekomen. Er heeft een gesprek met de heer Vrijdag heeft plaatsgevonden over een eventuele indiensttreding voor het geval er daadwerkelijk een samenwerking tussen partijen tot stand zou komen, maar van een aanbod tot indiensttreding bij de vennootschap is geen sprake geweest, aldus Vivevi. Wat [eiseres] met commercieel overleg bedoelt, is Wivevi niet duidelijk. [directeur] is in het kader van de beoogde samenwerking uitgenodigd om in het pand aan de Maxwellstraat te Dordrecht te komen kijken. Volgens Wivevi heeft [eiseres] dit gebouw gekocht ongeacht enige samenwerking met Wivevi. Aan Wivevi is aangeboden om daar kantoor te gaan houden, maar tot een huurovereenkomst is het nooit gekomen. Een aanvraag voor een telefoonaansluiting kan Wivevi zich niet herinneren, aldus nog steeds Wivevi.
5.8 Als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan.
5.9 De rechtbank passeert de stelling van [eiseres] dat de onderhandelingen in een zodanig stadium verkeerden, dat de afspraken alleen nog schriftelijk dienden te worden vastgelegd. Deze stelling impliceert dat tussen partijen mondeling volledige overeenstemming tot stand is gekomen, hetgeen onder verwijzing naar de vaststelling in overweging 5.4 dat er tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen, niet kan worden aanvaard.
Zonder toelichting, die ontbreekt, kan voorts de enkele stelling van [eiseres] dat commercieel overleg heeft plaatsgehad, gezien de algemene bewoordingen waarin dit door [eiseres] is gesteld en gelet op het feit dat de hiervoor genoemde maatstaf een strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf betreft, niet de conclusie rechtvaardigen dat het Wivevi niet meer vrijstond de onderhandelingen af te breken zonder de kosten van [eiseres] te vergoeden.
Anders ligt dit voor de stellingen van [eiseres] over gezamenlijke beslissingen tot het aannemen van personeel en verhuizing van de vennootschap en dat een overeenkomst is opgesteld en besproken.
5.10 Conform de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust op [eiseres] als de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten de bewijslast van haar stelling dat a) partijen gezamenlijk de heer Vrijdag een arbeidsovereenkomst hebben aangeboden om bij de vennootschap in dienst te treden, en van haar stelling dat b) partijen hebben besloten dat de vennootschap kantoor zou gaan houden aan de Maxwellstraat te Dordrecht en partijen uitvoering hebben gegeven aan dit besluit, en van haar stelling dat c) een overeenkomst is opgesteld en besproken. Wat de gestelde verhuizing betreft, kan de brief van 25 januari 2006 van KPN over een door de vennootschap op het adres Maxwellstraat te Dordrecht aangevraagde ISDN-aansluiting, nog daargelaten dat deze door Wivevi is betwist, niet gelden als voldoende bewijs. Gelet op haar bewijsaanbod zal de rechtbank [eiseres] tot dit bewijs toelaten.
5.11 Indien [eiseres] niet slaagt in het bewijs als bedoeld in 5.10 sub a en niet slaagt in het bewijs als bedoeld in 5.10 sub b en niet slaagt in het bewijs als bedoeld in 5.10 sub c, zal de vordering van [eiseres] op deze grondslag te zijner tijd worden afgewezen.
5.12 In het geval dat komt vast te staan dat partijen een overeenkomst hebben opgesteld en in het kader van de voorgenomen samenwerking gezamenlijke beslissingen hebben genomen op het gebied van personeel en/of behuizing van de vennootschap en daaraan ook uitvoering hebben gegeven, was het in beginsel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Wivevi de onderhandelingen heeft afgebroken zonder de door [eiseres] geleden schade te vergoeden. Wivevi heeft met de gezamenlijke beslissing(en) op het gebied van personeel en/of huisvesting een voorschot genomen op de samenwerking tussen partijen in de vennootschap. Door uitvoering te geven aan deze beslissingen heeft Wivevi zich op zodanige wijze gecommitteerd aan de voorgenomen samenwerking, dat [eiseres] er op mocht vertrouwen dat enigerlei overeenkomst tot stand zou komen. Bij dit oordeel is in aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken is dat de belangen van Wivevi tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Van onvoorziene omstandigheden die Wivevi noopten tot het afbreken van de onderhandelingen, is kennelijk geen sprake geweest. Blijkens de gestelde - door Wivevi niet betwiste – inhoud van de brief van 2 maart 2006 hebben het feit dat het opgestelde contract in de visie van Wivevi niet neutraal was en het verdwijnen van het juiste gevoel, Wivevi doen besluiten de onderhandelingen af te breken.
5.13 [eiseres] stelt nog dat door Wivevi zou zijn toegezegd om – naar de rechtbank begrijpt - een redelijke bijdrage te betalen aan door [eiseres] geleden schade. [eiseres] beroept zich in dit kader op een door haar gedaan voorstel (productie 1 bij dagvaarding). Wivevi betwist dat zij in overleg is getreden met [eiseres] over de mogelijke gevolgen van de beëindiging van de voorgenomen samenwerking. Conform de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust op [eiseres] als de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten de bewijslast van haar stelling dat Wivevi zich bereid heeft verklaard een bijdrage te betalen in door [eiseres] geleden schade. Gelet op haar bewijsaanbod zal de rechtbank [eiseres] tot dit bewijs toelaten.
5.14 Gelet op het in 5.4 overwogene dat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, kan de hierop voortbouwende stelling van [eiseres] dat partijen op 29 december 2006 – naar de rechtbank aanneemt is het jaar 2005 bedoeld – zijn overeengekomen dat zij de kosten van de overname gezamenlijk zouden dragen, niet leiden tot toewijzing van de vordering (of tot de helft daarvan).
5.15 De rechtbank constateert dat Wivevi in de conclusie van antwoord geen (voorwaardelijke) reconventionele vordering (ter zake de door haar geleden schade) heeft ingesteld, zodat haar stelling dat zij vergoeding vordert van de door haar gemaakte kosten van juridische bijstand geen bespreking behoeft anders dan in het kader van een beslissing over de kosten van dit geding.
5.16 In afwachting van de bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
5.17.1 Zonder vooruit te lopen op de uitkomst van de bewijslevering overweegt de rechtbank omtrent de door [eiseres] gevorderde schade en rente reeds nu het volgende.
5.17.2 Indien [eiseres] slaagt in het bewijs als bedoeld in 5.10, zal Wivevi te zijner tijd in de gelegenheid worden gesteld om de door haar gestelde schade gelet op de betwisting daarvan door Wivevi nader te specificeren en te onderbouwen. Wivevi zal hierop bij antwoordakte kunnen reageren.
De schadeposten genoemd onder ‘Huisvesting’ in de kostenopstelling (overgelegd als onderdeel van productie 1 bij dagvaarding) kunnen slechts voor vergoeding in aanmerking komen, indien [eiseres] slaagt in de bewijsopdracht als bedoeld in 5.10 sub b. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de kostenpost ‘Salaris G.L.P. Vrijdag’ en de bewijsopdracht als bedoeld in 5.10 sub a. Bovendien geldt dat alleen kosten voor vergoeding in aanmerking komen die met het oog op de voorgenomen samenwerking daadwerkelijk door [eiseres] zijn gemaakt, voor zover het in redelijkheid noodzakelijk was die kosten – reeds – te maken.
6 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
laat [eiseres] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat partijen gezamenlijk de heer Vrijdag een arbeidsovereenkomst hebben aangeboden om bij de vennootschap in dienst te treden;
laat [eiseres] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat partijen hebben besloten dat de vennootschap kantoor zou gaan houden aan de Maxwellstraat te Dordrecht, en partijen uitvoering hebben gegeven aan dit besluit;
laat [eiseres] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat een overeenkomst is opgesteld en besproken;
laat [eiseres] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat Wivevi zich bereid heeft verklaard een bijdrage te betalen in door [eiseres] geleden schade;
bepaalt dat indien [eiseres] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. M.P. van der Stroom;
bepaalt dat de procureur van [eiseres] binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden mei, juni en juli 2008 en dat de procureur van Wivevi binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. van der Stroom.
Uitgesproken in het openbaar.
1921/106