Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
A, wonende te B, eiser,
gemachtigde mr. A. Rhijnsburger, advocaat te Rotterdam
het college van burgemeester en wethouders der gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde dhr. E.J. Overgaauw.
I Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 21 juli 2006 heeft verweerder eiser wegens herhaaldelijk zeer ernstig plichtsverzuim op grond van artikel 79, eerste lid, aanhef en onder j, artikel 83, artikel 86 en artikel 97, tweede lid, van het Ambtenarenreglement Rotterdam (hierna: AR) ontslag verleend met onmiddellijke ingang en zonder toevoeging van het woord eervol.
Tegen dit ontslagbesluit heeft eiser bij brief van 28 augustus 2006 bezwaar gemaakt.
Op 23 november 2006 heeft de Algemene Bezwaarschriftencommissie (hierna: ABC) verweerder geadviseerd de bezwaren van eiser ongegrond te verklaren en het bestreden besluit te handhaven.
Bij besluit van 15 februari 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij brief van 20 maart 2007 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2008. Ter zitting is verschenen eiser in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.1 In artikel 78 van het AR is bepaald dat de ambtenaar wegens plichtsverzuim disciplinair kan worden gestraft. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van hetgeen een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
1.2 In artikel 79 eerste lid, aanhef en onder j, van het AR is bepaald dat als disciplinaire straf ontslag verleend kan worden.
1.3 In artikel 83 van het AR is bepaald dat met uitzondering van de schriftelijke berisping geen straf ten uitvoer wordt gelegd, zolang het strafbesluit niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij de strafoplegging onmiddellijke tenuitvoerlegging is bevolen.
1.4 In artikel 97, tweede lid is bepaald dat in de gevallen, bedoeld in ondermeer artikel 79, eerste lid, aanhef en onder j, het ontslag ook zonder toevoeging van het woord eervol kan worden verleend.
2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser herhaaldelijk zeer ernstig plichtsverzuim heeft gepleegd. Eiser is in zijn functie van adviseur administratieve organisatie en interne controle bij de stafafdeling Management Ondersteuning Bestuursdienst onder meer verantwoordelijk voor het controleren of medewerkers van de Bestuursdienst de regels en procedures naleven. Eiser is voorts verantwoordelijk voor de informatiebeveiliging van de Bestuursdienst. Naar aanleiding van signalen dat eiser zeer frequent en langdurig gebruik zou maken van internet voor privédoeleinden onder werktijd is eiser op 27 maart 2006 door zijn leidinggevende gewaarschuwd dat hij de Regeling internet- en e-mailgebruik moet naleven. Naar aanleiding van deze signalen is een individueel gerichte controle naar het internet- en e-mailgebruik van eiser verricht. Bij dit onderzoek heeft verweerder plichtsverzuim geconstateerd, bestaande uit het langdurig en onjuist gebruik maken van internet- en e-mailfaciliteiten, zoals het bezoeken van pornosites, de aanwezigheid van achttien pornofilms op de D-schijf van eisers computer (waarvan vijf door eiser gedownload), de aanwezigheid van honderden foto’s van naakte en schaars geklede vrouwen van (deels) onder de achttien jaar op eisers computer en de aanwezigheid van internetlinks naar vijftien door eiser geopende pornografische verhalen. De aanwezigheid van zogenaamd internetlinks met een pornografische kenmerk op de computer van eiser heeft de exploitant van bedoelde sites de gelegenheid gegeven om eiser op zijn werk maatschappelijk ongewenste e-mails te sturen. Het aanzien van verweerder is daardoor geschaad. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat hij na de waarschuwing van 27 maart 2006 zijn leven heeft gebeterd. Blijkens het ingestelde nadere onderzoek heeft eiser bestanden gewist, zodat niet meer kan worden nagegaan of zijn stelling juist is. Dat er geen filters zijn geinstalleerd, die bestanden tegenhouden, maakt niet dat dat eiser ontsloeg van zijn verplichting na te laten wat een goed ambtenaar behoort na te laten. Vanwege zijn functie en zijn lidmaatschap van de Ondernemingsraad was eiser zeer goed op de hoogte van de Regeling internet- en e-mailgebruik en het gegeven dat eiser zelfs na de waarschuwing van 27 maart 2006 meerdere keren MSN-sites heeft bezocht voor chatsessies, acht verweerder de straf van onvoorwaardelijk disciplinair ontslag niet onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim. Verweerder stelt dat uit de door eiser overgelegde rapportage van de psychologe Bergman niet kan worden afgeleid dat eisers verslaving moet worden toegeschreven aan een psychisch defect waardoor hij niet in staat zou zijn (geweest) in vrijheid zijn wil ten aanzien van het internetgebruik te bepalen.
3 Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe
- samengevat - het volgende aan. Eiser heeft aangegeven dat zijn internetgebruik deels niet volgens de geldende regels was. Ter zitting is door eiser niet betwist dat verweerder zijn internetgebruik heeft kunnen aanmerken als plichtsverzuim. Eiser stelt dat de sanctie van disciplinair ontslag evenwel niet evenredig is aan hetgeen hem wordt verweten. Eiser acht in deze van belang dat hij na een reorganisatie tussen wal en schip was terechtgekomen, hij zich in een geïsoleerde positie bevond en weinig werk te doen had. Bovendien werd internetgebruik door de organisatie oogluikend toegestaan en heerste er een cultuur waarin de drempel om internet voor verkeerde doeleinden te gebruiken niet hoog lag. Eiser betoogt dat verweerder weinig aandacht heeft voor beheersing van internetgebruik door het aanbrengen van filters en wijst erop dat het van algemene bekendheid was dat door diverse medewerkers van de IC-afdeling op grote schaal films van diverse aard werden gedownload en verhandeld, waartegen niet actief werd opgetreden. Voorts acht eiser van belang dat hij, nadat hij op 27 maart 2006 per e-mail de waarschuwing kreeg zich aan de Regeling internet- en emailgebruik te houden, hij zijn gedrag wel degelijk heeft aangepast. De overgang tussen de als niet ernstig overkomende aanwijzing per e-mail naar het opleggen van het disciplinaire ontslag acht eiser dan ook te groot. Eiser had na de waarschuwing een nieuwe kans moeten krijgen.
Eiser stelt voorts dat ten aanzien van de proportionaliteit van de opgelegde sanctie niet of nauwelijks aandacht is besteed aan de lange duur van het dienstverband en de kwaliteit van zijn functioneren. Ter zitting is medegedeeld dat hij zijn gedrag toerekenbaar acht.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1 Door verweerder is onderzoek verricht naar het internet- en e-mailgebruik van eiser vanaf 15 november 2004. Gebleken is dat:
- eiser langdurig en onjuist gebruik heeft gemaakt van internet- en e-mailfaciliteiten, zoals het bezoeken van pornosites, op de D-schijf van eisers computer achttien pornofilms, waarvan vijf door eiser gedownload aanwezig waren;.
- op eisers computer honderden foto’s van naakte en schaars geklede vrouwen van (deels) onder de achttien jaar aanwezig waren en
- op eisers computer internetlinks naar vijftien door eiser geopende pornografische verhalen, waarvan drie over incest, één over verkrachting en één over sex met minderjarigen, aanwezig waren.
Geconfronteerd met het resultaat van dit onderzoek heeft eiser erkend dat sprake is van plichtsverzuim door in strijd met de Regeling internet- en e-mailgebruik gebruik te maken van het internet. Niet weersproken is voorts dat eiser na de waarschuwing, op de dagen dat hij aanwezig was van 27 maart tot 16 mei 2006 gemiddeld anderhalf uur per dag internetsites heeft bezocht die niets met het werk te maken hadden, zoals sites van modellenbureaus en sites van computerbenodigdheden.
4.2 Nu niet wordt betwist dat eisers internetgebruik door verweerder kon worden aangemerkt als plichtsverzuim, is de rechtbank van oordeel dat verweerder bevoegd was eiser een disciplinaire straf op te leggen.
4.3 Voorts is niet in geschil dat het plichtsverzuim aan eiser kan worden toegerekend.
4.4.1 Tot slot staat ter beoordeling of verweerder terecht heeft besloten tot oplegging van de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag. Hieromtrent overweegt de rechtbank het volgende.
4.4.2 Betreffende de evenredigheid van de opgelegde disciplinaire maatregel deelt de rechtbank het standpunt van eiser niet, dat verweerder onvoldoende rekening zou hebben gehouden met de belangen van de eiser. Eiser was werkzaam als adviseur administratieve organisatie en interne controle bij de stafafdeling Management Ondersteuning Bestuursdienst. Eiser was in die functie onder meer verantwoordelijk voor het controleren of medewerkers van de Bestuursdienst de regels en procedures naleven. Eiser was door zijn functie, maar ook omdat hij lid was van de Ondernemingsraad, zeer wel op de hoogte van de Regeling internet- en e-mailgebruik van verweerder. Gelet op het overtreden van deze regeling op de wijze zoals door eiser is gedaan, zowel vóórdat hij de waarschuwing kreeg alsmede in de periode daarna, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het vertrouwen in eiser onherstelbaar beschadigd is. De rechtbank betrekt daarbij dat weliswaar niet is komen vast te staan dat eiser na zijn waarschuwing van 26 maart 2006 nog pornosites heeft bezocht, maar dat hij wel kort daarop opnieuw langdurig niet werkgerelateerd gebruik heeft gemaakt van het internet. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder eiser nog een kans had moeten geven.
4.4.3 Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) van 13 april 2006, (LJN: AX1635) vormt een gebrek aan adequate controle bovendien geen vrijbrief voor medewerkers om de zwakke plekken van een systeem te misbruiken. Medewerkers hebben hun eigen verantwoordelijkheid jegens hun werkgever en een gebrek aan controle doet op zichzelf niet af aan de ernst van het geconstateerde plichtsverzuim.
4.4.4 Onder verwijzing naar de uitspraak van de CRvB van 2 april 1998 (TAR 1998, 96) is de rechtbank van oordeel dat, ondanks het lange dienstverband van eiser en zijn functioneren, gelet op de aard en de ernst van het plichtsverzuim het disciplinair ontslag niet onevenredig is.
5 Het beroep is ongegrond.
6 Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
III Beslissing
De rechtbank Rotterdam,
verklaart het beroep ongegrond
Aldus gedaan door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. C. Laukens en mr.drs. J. van den Bos, leden, en door de voorzitter en mr. G. Buijtenhek, griffier, ondertekend.
de griffier, de voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 9 april 2008.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA te Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.