4.3 [gedaagden] stellen dat de kelderruimte bestanddeel is van de hun toebehorende woning.
[gedaagden] stellen dat de kelderruimte is gebouwd ten behoeve van één van de twee oorspronkelijke woningen, en na de herindeling omstreeks 1950 bij hun woning is gaan dan wel blijven behoren. Zij onderbouwen hun standpunt onder meer met foto’s, bouwtekeningen, een briefrapport met foto’s van Crawford d.d. 11 oktober 2006 en verklaringen van (oud )bewoners van de onderhavige en andere nabijgelegen huizen. Deze stukken houden voor zover relevant het volgende in:
(i) op een bouwkundige tekening met het opschrift ‘Hoek van Holland lichtwachterswoningen blok 2 - 3 en 4’ (hierna: ‘de bouwkundige tekening’) is een plattegrond te zien van een blok van drie woningen, waarvan de vorm van de voor- en zijgevels overeenkomt met die van [straatnaam] 31-35 zoals deze blijkt uit een (als onderdeel van productie 3 bij conclusie van antwoord overgelegde) aanzichtfoto en kadastertekening, maar waarvan de indeling gelet op de plaatsing van voordeuren gespiegeld lijkt ten opzichte van [straatnaam] 31-35;
(j) op de bouwkundige tekening is te zien dat in de huizen met naast elkaar geplaatste voordeuren -zoals in dit geval volgens bedoelde foto nummers 33 en 35- achter de voordeur een smalle gang loopt die eindigt in een trap naar boven waarbij aan weerszijden van de onderste treden van die trap strepen zijn getekend;
(k) op de bouwkundige tekening is te zien dat het hoekhuis waarvan de voordeur zich tussen twee raamkozijnen bevindt -zoals in dit geval volgens bovenbedoelde foto nummer 31- een brede hal heeft die eindigt op een tweetal deuren/doorgangen, waarvan de een aansluit op een trap naar boven die twee maal een draai van negentig graden maakt;
(l) op de tot bedoelde productie 3 behorende foto’s 1 en 2 is te zien dat de woning van [gedaagden] aan [straatnaam] 31 een brede gang heeft met aan de linkerzijde een naar boven draaiende trap en aan de rechterzijde een deur, waarachter zich een trap naar de kelder bevindt;
(m) op de bij bedoelde productie 3 behorende foto’s is te zien dat zich in de kelderruimte een boogvormig gewelf bevindt dat zich mede uitstrekt ter plaatse waar de betonnen woonkamervloer van [eiser] zichtbaar is;
(n) op de als producties 2 en 3 bij conclusie van antwoord overgelegde foto’s is te zien dat de wanden en vloer van de kelderruimte onder de woning van [eiser] met eenzelfde oudere soort tegels zijn betegeld als de kelderruimte onder de woning van [gedaagden], en dat het tegelpatroon doorloopt ter plaatse van de betonnen tussenmuur, die afwijkend is ten opzichte van de andere in de kelder gebruikte bouwmaterialen;
(o) een oud-bewoonster van [straatnaam] 31, mevr[2.], verklaart dat zij de kelder van [gedaagden] heeft bekeken, dat deze wat indeling, vloertegels en trapje in dezelfde staat is als toen zij aan [straatnaam] 31 woonde, en dat haar ouders de kelder niet hebben veranderd sinds zij in 1952 het huis betrokken;
(p) de heer [2.] verklaart dat hij vanaf zijn geboorte in 1955 tot 1980 aan [straatnaam] 31 heeft gewoond en het huis ook nadien tot 1987 regelmatig heeft bezocht; zijn omschrijving van de kelder, twintig jaar na dato, komt tot in detail overeen met hetgeen zichtbaar is op de door [gedaagden] overgelegde foto’s;
(q) de heer [3.] verklaart dat hij van 1958 tot 1985 aan [straatnaam] 33 heeft gewoond en deze woning tot in 1991 regelmatig heeft bezocht, dat het huis aan de zijde van nummer 35 een kelder had die toegankelijk was door een deel van de trap op te tillen, maar dat er aan de zijde van nummer 31 geen (toegang tot een) kelder was;
(r) de verklaring van de heer [3.] wordt ondersteund door de verklaring van mevrouw [4.], oud-bewoonster van [straatnaam] 33;
(s) op verzoek van [gedaagden] rapporteert Crawford op 11 oktober 2006; de rapportage luidt -kort samengevat- dat bij visueel bouwkundig onderzoek van keldervloer, bouwmuur en begane grondvloer (van het belendende perceel) geen aanwijzingen zijn gevonden die erop duiden dat in een recent verleden wanden zijn gesloopt.