ECLI:NL:RBROT:2008:BC9794

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
239349 / HA ZA 05-1568
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Stichting Vicus voor tekortkomingen in zorgplicht jegens beleggers

In deze zaak vorderden beleggers de terugbetaling van hun inleg van de Stichting Vicus, omdat zij meenden dat de stichting tekort was geschoten in haar zorgplicht. De rechtbank Rotterdam deed uitspraak op 9 april 2008 in de zaak met nummer 239349 / HA ZA 05-1568. De beleggers, aangeduid als [eisers], hadden in 2003 een bedrag van € 60.000,- belegd in een beleggingsproduct genaamd ProfitPlan, aangeboden door New World Products (NWP). De inleg werd gestort op de rekening van Vicus, die verantwoordelijk was voor de uitbetaling van de rendementen. Echter, vanaf december 2003 ontving [eisers] geen rendementsuitkeringen meer, wat leidde tot een sommaties en uiteindelijk een rechtszaak.

De rechtbank oordeelde dat Vicus tekort was geschoten in haar verplichtingen. De stichting had niet de juridische eigendom van het land verworven dat met de inleg van de beleggers gefinancierd zou worden, wat een ernstige tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst betekende. De rechtbank stelde vast dat, ongeacht de vraag met welke entiteit [eisers] de overeenkomst had gesloten, het Nederlands recht van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat Vicus door de aanvaarding van de inleggelden en het niet zorgdragen voor de juridische eigendom van het land, partij was geworden bij de overeenkomst en dus aansprakelijk was voor de schade die [eisers] had geleden.

De rechtbank veroordeelde Vicus tot betaling van € 60.000,- aan [eisers], vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van gemiste rendementsuitkeringen. Daarnaast werd Vicus veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukte de zorgplicht van stichtingen en de noodzaak om adequate zekerheden te bieden aan beleggers.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 239349 / HA ZA 05-1568
Uitspraak: 9 april 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser sub 1],
[eiser sub 2]
wonende te Wageningen,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
procureur mr. J.C. Moree,
- tegen -
1. de stichting STICHTING WIEDUS, in staat van faillissement sedert 24 mei 2006,
2. de stichting STICHTING VICUS,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
procureur mr. R. Slotboom.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eisers]" respectievelijk “Wiedus”en "Vicus".
1 Het verloop van het geding
1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
dagvaarding d.d. 24 maart 2005 en de door [eisers] overgelegde producties;
incidentele conclusie van eis in vrijwaring;
incidentele conclusie van antwoord in vrijwaring
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 14 september 2005 waarin de incidentele conclusie
van eis in vrijwaring is afgewezen;
conclusie van antwoord, met producties;
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 7 december 2005, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 19 september 2006;
de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door [eisers] overgelegde
spreekaantekeningen en producties, overgelegd op 19 september 2006;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek, met producties;
- de stukken van de ten verzoeke van [eisers] en ten laste van Wiedus en Vicus onder ING Bank N.V. en SNS Securities N.V. gelegde conservatoire beslagen.
1.2
Wiedus is op 24 mei 2006 failliet verklaard. De procedure jegens Wiedus is geschorst.
Bij conclusie van repliek heeft [eisers] zijn vordering jegens Wiedus ingetrokken, en heeft hij verklaard dat hij de vordering jegens de Wiedus heeft ingediend in het faillissement van Wiedus, welke vordering op 25 oktober 2006 voorlopig is erkend. Vicus heeft deze gang van zaken niet betwist, zodat deze vast staat tussen partijen.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
[eisers] heeft op 1 april 2003 een bedrag van € 60.000,- belegd in een beleggingsproduct van New World Products (hierna: “NWP”), genaamd ProfitPlan. Bij brief d.d. 3 april 2003 heeft NWP bevestigd dat zij de inschrijving en het ingelegde bedrag heeft ontvangen en in de administratie heeft verwerkt en dat vanaf 1 april 2003 maandelijks € 500,- rendement op rekening van [eisers] zal worden gestort. Het ingelegde bedrag is gestort op rekening van Vicus. De rendementsbetalingen werden uitgekeerd door Vicus.
2.2
Het product ProfitPlan is een vervolg op het product ResultPlan, waar [eisers] ook in heeft belegd (in maart 2001 en mei 2002). In de brief van New World Investment B.V. d.d. 18 april 2002 aan [eisers] is hierover geschreven:
“NewWorld Investment BV heet voortaan NewWorld Products BV, met als handelsnaam NewWorld Companies, mede om de internationalisering van de van de verkoop makkelijker te laten verlopen.
[…]
Zoals gezegd, door het succes van ResultPlan zijn er aanpassingen nodig om het product grootschaliger te kunnen presenteren, ook buiten Nederland. Vandaar dat ook de naam van het product verandert in ProfitPlan, en de huisstijl rigoureus wordt veranderd.
Voor u, als huidige investeerder in Result verandert er niets, uw investering blijft door ons begeleid worden, en u kunt uw rendement immer op tijd verwachten. Het ProfitPlan is identiek aan het ResultPlan, op enige details na, die wenselijk waren in verband met de uitbreiding van de verkoop naar andere landen in Europa dan Nederland.”
2.3
In het prospectus van New World Investment B.V. (hierna: “NWI”) is opgenomen dat zij zich richt op de bemiddeling bij en de advisering rondom de in het prospectus vermelde investeringen. Dit zijn investeringen in Centraal-Amerika. De algemene naam voor deze projecten is Terras Nuevas, net als de exploiterende onderneming (hierna: “TN”).
In het prospectus staat onder meer:
“ 3.1 Zekerheid
Met uw inleg wordt land gefinancierd, waarvan het juridisch eigendom in de Stichting Vicus [rechtbank: thans Wiedus] wordt geplaatst. De waarde van dit land is overeenkomstig uw inleg, maar door lokale deskundigen is geprognosticeerd, dat de waarde van dit land gedurende de looptijd zal verviervoudigen. De taak tot uitbetaling van de huurpenningen en de terugbetaling aan het einde van de looptijd worden verzorgd door de Stichting Vicus [thans Wiedus], waar alle garanties berusten. In alle gevallen van non-betaling kunt u de gemachtigden van de Stichting Vicus [thans Wiedus] rechtstreeks aanspreken, en verzoeken eigendommen te verkopen teneinde uw inleg en rendement zeker te stellen.
[…]
5.2 Stichting Vicus [thans Wiedus]
Tierras Nuevas zal als zekerheid van de terugbetalingsverplichting het eigendom van het stuk grond, waarover u het recht van verhuur heeft, onderbrengen in een trust, die in Costa Rica lokaal beheerd wordt door notaris en advocaat J.A. Munoz (zie extern deskundigen en adviseurs). Deze trust staat vervolgens onder een Nederlandse Stichting, Stichting Vicus [thans Wiedus]. Slechts na terugbetaling van de inleg en uitbetaling van de huurpenningen over de grond, zal deze trust de grond vrijgeven.”
2.4
Vicus is opgericht op 3 november 2002, en heeft de activiteiten van Wiedus overgenomen. Wiedus was tot 3 oktober 2002 genaamd Vicus en heeft per die datum haar naam veranderd in Wiedus.
Artikel 2 van de oprichtingsakte van Vicus bepaalt dat de stichting ten doel heeft de behartiging van de belangen van investeerders die op enigerlei wijze betrokken zijn bij- dan wel zijn aangebracht door de NewWorld-vennootschappen, en het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. Vicus tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door de exploitatie van voornoemde investeringen.
2.5
Vanaf december 2003 heeft [eisers] geen maandelijkse rendementsuitkeringen meer van Vicus ontvangen. Bij brief van 8 januari 2004 heeft [eisers] Vicus gesommeerd te bevestigen dat zij zorg heeft gedragen voor het stellen van voldoende zekerheden en heeft hij Vicus in gebreke gesteld. Bij brief van 21 maart 2005 heeft [eisers] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en Vicus gesommeerd tot terugbetaling van het totale bedrag aan inleg.
2.5
Bij vonnis van 16 juni 2004 is NWP in staat van faillissement verklaard door de rechtbank te Middelburg. Wiedus is op 24 mei 2006 failliet verklaard.
3 Het geschil
De bij conclusie van repliek gewijzigde vordering jegens Vicus luidt -verkort weergegeven- om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Vicus te veroordelen:
te betalen € 60.000,- aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente sedert de dag dat Vicus in verzuim is;
te betalen € 6.400,- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente sedert de dag dat Vicus in verzuim is;
te betalen een bedrag aan gemiste rendementsuitkeringen vanaf 1 december 2003, als nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente sedert de dag dat Vicus in verzuim is;
in de proceskosten.
3.1
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eisers] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1.1
Vicus is tekort geschoten in de nakoming van haar zorgplicht tegenover [eisers]. Vicus is tekort geschoten in de belangenbehartiging van [eisers]. Er is sprake van een derdenbeding in de overeenkomst tussen [eisers] en NWP, waarbij [eisers] wijst op de overwegingen van de rechtbank Middelburg d.d. 24 november 2004 (LJN: AR7693). Vicus heeft niet gehandeld conform de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van NWP en NWI, alsmede overeenkomstig haar statutaire doelomschrijving. Nu [eisers] geen rendementsbetaling meer ontvangt en er geen zekerheden door Vicus voor hem zijn bedongen ter waarborging van zijn inleg heeft [eisers] een gerechtvaardigd belang bij terugbetaling van zijn inleg en betaling van de gemiste rendementsuitkeringen.
3.1.2
Vicus is buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd ten bedrage van € 6.422,- en wettelijke rente over de inleggelden en buitengerechtelijke kosten vanaf 13 januari 2004.
3.2
Vicus heeft de vordering van [eisers] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan.
4 De beoordeling
4.1
In het overgelegde prospectus (productie 7 bij dagvaarding) wordt gesproken over de ResultPlus belegging. Uit voornoemde brief van NWI d.d. 18 april 2002 aan [eisers] volgt dat ResultPlus en ProfitPlan, en NWI en NWP, identiek zijn op enige details na, die wenselijk waren in verband met de uitbreiding van de verkoop naar andere landen in Europa dan Nederland. Vicus heeft onvoldoende concrete en specifieke feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot de conclusie zouden kunnen leiden dat het prospectus betreffende ProfitPlan wezenlijk een andere inhoud heeft dan het overgelegde prospectus betreffende ResultPlus, zodat de rechtbank de tekst van het overgelegde prospectus zal volgen als ware dit prospect geschreven voor het product ProfitPlan.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de Nederlandse rechter bevoegd is van het geschil tussen partijen kennis te nemen. Tussen partijen is evenwel in geschil of hun geschil beoordeeld dient te worden naar Nederlands recht.
Vicus stelt dat [eisers] een overeenkomst is aangegaan met TN en dat op deze overeenkomst het recht van Costa Rica van toepassing is. [eisers] heeft evenwel aangegeven dat hij een overeenkomst is aangegaan met NWP, met Vicus als derde partij. Ook als de NWP-overeenkomsten als internationale overeenkomsten moeten worden beschouwd wijzen alle aanknopingspunten naar Nederland zodat ook dan Nederlands recht van toepassing is, aldus [eisers].
4.3
[eisers] heeft als productie 12a bij akte houdende overlegging stukken de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden ProfitPlan overgelegd. In artikel 1.2 van deze voorwaarden wordt aangegeven dat de opdrachtgever een overeenkomst sluit met een aangesloten werkmaatschappij van NWC. Uit het overgelegde prospectus (productie 7 bij dagvaarding) blijkt niet dat TN een werkmaatschappij van NWI zou zijn, maar slechts dat TN wordt vertegenwoordigd door NWI en dat het een partner is van NWI. Het verweer van Vicus dat de algemene voorwaarden overgelegd als productie 12a bij akte houdende overlegging stukken, niet de toepasselijke algemene voorwaarden zouden zijn, slaagt niet, nu de overige in de procedure overgelegde algemene voorwaarden uitsluitend betrekking hebben op ResultPlus en/of verwijzen naar NWI en dus van een eerdere datum zijn, toen NWP nog niet was opgericht en het product ProfitPlan nog niet bestond. Uit de algemene voorwaarden maakt de rechtbank op dat [eisers] een overeenkomst heeft met een NWC-entiteit, de handelsnaam van NWP. Vooralsnog moet het ervoor worden gehouden dat [eisers] een overeenkomst heeft gesloten met NWP.
Ook in het geval zou blijken dat [eisers] de overeenkomst met TN heeft gesloten (of met een andere niet-Nederlandse entiteit), is Nederlands recht op deze overeenkomst van toepassing, omdat Nederland het land is waarmee de overeenkomst het nauwst is verbonden. Het feit dat TN is gevestigd in Costa Rica doet daar niet aan af; zo hebben de prestaties voortvloeiend uit de overeenkomst allen in Nederland plaatsgevonden.
4.4
Op grond van het voorgaande kan in het midden blijven met wie [eisers] de overeenkomst betreffende het beleggingsproduct ProfitPlan heeft gesloten, en kan worden volstaan met de constatering dat Nederlands recht op de overeenkomst van toepassing is.
4.5
Vicus heeft betwist dat er sprake zou zijn van een derdenbeding waardoor Vicus bij de overeenkomst met NWP / TN betrokken zou zijn, welk derdenbeding een verplichting van Vicus jegens [eisers] in het leven zou roepen. Dit verweer slaagt niet.
Door in het kader van haar statutaire doelstelling en conform de overeenkomst tussen [eisers] en NWP / TN, met kennis van de in het prospectus aan haar toegedichte rol, de inleggelden van [eisers] te aanvaarden en door te betalen ten behoeve van [eisers] als investeerder in een New World vennootschap is Vicus naar het oordeel van de rechtbank door aanvaarding van een derdenbeding partij geworden bij de overeenkomst tussen NWP / TN en [eisers].
4.6
Vicus heeft voorts betwist dat zij niet zorgvuldig zou hebben gehandeld en dat zij, gegeven de omstandigheden, voldoende adequaat heeft gehandeld.
Dit verweer slaagt evenmin. Bij de uitoefening van haar uit de overeenkomst voortvloeiende beheerstaken had Vicus, conform hetgeen daaromtrent in het prospectus was vastgelegd, voor een behoorlijke belangenbehartiging moeten zorgdragen door het verkrijgen van de juridische eigendom van het land dat met behulp van betaalde inleggelden zou worden aangeschaft, althans er zorg voor dienen te dragen dat het land werd onder gebracht in een trust die onder Vicus stond. Door dat na te laten is Vicus in ernstige mate tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
4.7
Vicus heeft aangevoerd dat [eisers] zelf schuld heeft door de belegging aan te gaan terwijl hij uit eerdere beleggingen wist dat hij uitsluitend een inleggarantie had verkregen op de eerste belegging die hij in maart 2001 had gedaan. Op de belegging van mei 2002 was geen inleggarantie verkregen. Door weer een nieuwe belegging aan te gaan heeft [eisers] het risico genomen dat ook ten aanzien van de laatste storting geen zekerheid zou worden verstrekt.
[eisers] heeft hier tegenin gebracht dat tot en met november 2003 de rendementen gewoon zijn betaald zodat hij geen reden had om te veronderstellen dat hij met de inleg een bepaald risico zou lopen.
4.8
Gezien het feit dat de verplichtingen met betrekking tot rendementsuitkeringen op de beleggingen in ResultPlan op het moment van aangaan van de belegging in ProfitPlan gewoon werden nagekomen, kon en mocht [eisers] verwachten dat de verplichtingen met betrekking tot de belegging in ProfitPlan ook zouden worden nagekomen. Het feit dat er alleen inleggarantie bestond voor de eerste belegging, doet er niet aan af dat [eisers] erop mocht vertrouwen dat verplichten zouden blijven worden nagekomen. Van eigen schuld van [eisers] betreffende de schade is geen sprake. Het feit dat [eisers] kennelijk ná het faillissement van NWP verschillende acties heeft ondernomen en handelingen heeft verricht waarbij hij heeft geprobeerd de investering terug te krijgen, doet niet af aan de vordering van [eisers], temeer nu onweersproken is gebleken dat de handelingen van [eisers] op dit punt geen positief resultaat hebben gehad.
4.9
Vicus dient gelet op het voorgaande de door [eisers] geleden schade te vergoeden. Deze schade bedraagt het inleggeld ad € 60.000,- en de gemiste rendementen sedert 1 december 2003.
4.1
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikel 237-240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
4.11
Gelet op de toewijzing van de verschillende onderdelen van de vordering zoals hiervoor overwogen zal ook de daarop betrekking hebbende wettelijke rente worden toegewezen als gevorderd.
4.12
Ten aanzien van het verweer van Vicus dat de huidige financiële situatie van Vicus een uitvoerbaarverklaring bij voorraad in de weg staat, oordeelt de rechtbank als volgt. Het feit dat Vicus, naar zij stelt, niet over actief bezit en dat [eisers] bij een toewijzend vonnis over zal gaan tot het aanvragen van het faillissement, acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden geen reden om niet tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad over te gaan. [eisers] heeft recht op en belang bij afronding van deze procedure. Een zekerheidstelling door [eisers] acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden niet noodzakelijk omdat gesteld noch gebleken is dat er aan de zijde van [eisers] sprake is van een restitutierisico.
4.13
Vicus zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt Vicus om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen het bedrag van € 60.000,- (zegge: zestigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 januari 2004 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Vicus om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag aan gemiste rendementsuitkeringen vanaf 1 december 2003, als nader op te maken bij staat;
veroordeelt Vicus in de proceskosten, die van de beslagen daaronder begrepen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eisers] bepaald op € 4.489,- aan vast recht, op € 661,85 aan overige verschotten en op € 3.576,- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima.