Zaak-/rolnummer: 287212 / HA ZA 07-1660
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHORN & PARTNERS ACCOUNTANTS SPIJKENISSE B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.C. Brökling,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KHDGE PARTNERS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. M.W. Renzen.
Eiseres in conventie, verweerster in reconventie blijft verder aangeduid als “Schorn”, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie blijft verder aangeduid als “KHdGE”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
dagvaarding d.d. 28 juni 2007, met producties;
conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in
reconventie, met producties;
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 31 oktober 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 20 december 2007;
conclusie van antwoord in reconventie, met producties.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen – voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
Op 22 november 2004 hebben Schorn en KHdGE een schriftelijke overeenkomst gesloten, waarbij Schorn aan KHdGE opdracht heeft gegeven te zoeken naar een accountantskantoor dat door Schorn overgenomen zou kunnen worden. Deze overeenkomst, houdt – voor zover van belang – in als volgt:
“(…) Hierbij bevestigen wij de zoek-opdracht naar een over te nemen (en in Spijkenisse te integreren) kantoor. Wij richten ons in eerste instantie op een straal van 10 a 15 km. rond Spijkenisse. Doelstelling is om in de huidige locatie, een kantoor-omvang van zo’n 3 a 5 man over te nemen.
Als honorarium wordt 2,5% van de overname-som in rekening gebracht, met een minimum van euro 12.500,- ex BTW. Thans, bij aanvang van de opdracht brengen wij u 1/3e deel van het minimum, zijnde euro 4.165,- ex BTW in rekening, de factuur treft u aan. In de fase van presentatie van kandidaten (dat wil zeggen serieuze contacten waarmee u na een eerste gesprek verder wilt spreken) brengen wij u tevens 1/3e deel in rekening. Bij het tot stand komen van een overname, brengen wij u het restant in rekening, gebaseerd op de uiteindelijke koopsom, danwel op het minimum-honorarium (…)”.
2.2
Op 22 november 2004 heeft Schorn aan KHdGE de eerste termijn van € 4.165,- betaald.
2.3
Ter uitvoering van de overeenkomst heeft KHdGE aan Schorn twee kantoren voorgedragen. In maart 2005 is Administratiekantoor Schuijff als eerste kandidaat voorgedragen. Schorn heeft met dit kantoor één gesprek gevoerd. In de zomer van 2005 heeft KHdGE Administratiekantoor Hekelingen als kandidaat voorgedragen. Tussen Schorn en Administratiekantoor Hekelingen hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden.
Geen van beide kandidaten is door Schorn overgenomen.
2.4
KHdGE heeft aan Schorn de tweede termijn in rekening gebracht bij het aanbieden van Administratiekantoor Schuijff. Schorn heeft de tweede termijn ter hoogte van € 4.165,- uiteindelijk volledig betaald in de periode dat zij in gesprek was met Administratiekantoor Hekelingen.
2.5
Nadat Schorn KHdGE een deadline had gesteld, te weten 1 juli 2006, heeft De Geest per
e-mail namens KHdGE Schorn op 29 juni 2006 een eindverslag van de zoekopdracht gezonden.
2.6
Bij brief van 28 november 2006 heeft Van Oosten, namens Schorn, KHdGE – voor zover van belang – bericht ontevreden te zijn over de dienstverlening. KHdGE is daarbij een termijn gesteld om alsnog concrete overnamekandidaten te presenteren, bij gebreke waarvan de zoekopdracht formeel zal worden beëindigd.
2.7
Bij brief van 19 januari 2007 heeft mr. Brökling, namens Schorn, KHdGE – voor zover van belang – bericht dat de overeenkomst, voor zover deze niet reeds eenzijdig door KHdGE is beëindigd, of door opzegging door Schorn per 31 december 2006 is geëindigd, alsnog wordt ontbonden.
3 De vordering in conventie
De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
KHdGE te veroordelen tot betaling van € 9.580,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding;
subsidiair KHdGE te veroordelen tot betaling van € 4.790,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding;
KHdGE te veroordelen in de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Schorn bij dagvaarding en ter comparitie van partijen aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
KHdGE heeft zich onvoldoende ingespannen kandidaten in de zin van de overeenkomst voor te dragen. KHdGE heeft weliswaar twee accountantskantoren naar voren geschoven, maar deze voldeden niet aan de in de overeenkomst gestelde zoekcriteria. Administratiekantoor Schuijff was groter dan in de doelstelling van de opdracht was aangegeven. Er heeft met dit kantoor een kort gesprek plaatsgevonden en al direct was duidelijk dat dit kantoor buiten het profiel van de zoekopdracht viel. Administratiekantoor Hekelingen bleek helemaal niet te willen verkopen.
3.2
KHdGE is hiermee tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis. Schorn heeft KHdGE per brief van 28 november 2006 tot 31 december 2006 in de gelegenheid gesteld alsnog te voldoen aan haar opdracht. KHdGE heeft daarop geen kandidaat meer aangeboden, waarna de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden.
3.3
Primair vordert Schorn terugbetaling van de eerste en de tweede termijn, in totaal een bedrag van € 8.330,-, ter uitvoering van de door de ontbinding ontstane verbintenis tot ongedaanmaking.
3.4
Subsidiair vordert Schorn terugbetaling van de tweede termijn ter hoogte van € 4.165,-. KHdGE heeft geen serieuze kandidaat voorgedragen die wilde verkopen, waarmee Schorn meer dan één gesprek heeft gehad. Er is dan ook niet voldaan aan de voorwaarden voor de betaling van de tweede termijn, zodat deze door Schorn onverschuldigd is betaald.
3.5
Zowel bij de primaire als de subsidiaire vordering dient een bedrag van € 1.250,- te worden opgeteld ter vergoeding van de door Schorn gemaakte buitengerechtelijke kosten.
3.6
Schorn maakt aanspraak op de wettelijke rente vanaf de datum der dagvaarding, te weten 28 juni 2007.
4 Het verweer in conventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Schorn in de kosten van het geding.
KHdGE heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
KHdGE heeft aan Schorn twee kandidaten als bedoeld in de overeenkomst gepresenteerd. Administratiekantoor Schuijff was een serieuze kandidaat die voldeed aan de zoekcriteria zoals overeengekomen. Met Administratiekantoor Hekelingen heeft Schorn meerdere serieuze besprekingen gevoerd. Uiteindelijk is deze kandidaat afgehaakt vanwege de houding van Schorn.
4.2
KHdGE heeft alle inspanningen verricht waartoe zij gehouden was. Dat er door KHdGE niet meer kandidaten zijn gepresenteerd, is niet te wijten aan onvoldoende inspanningen van KHdGE, maar aan het feit dat er niet meer geschikte kandidaten waren. Er is dan ook geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van KHdGE. In ieder geval is er geen sprake van een tekortkoming die een ontbinding rechtvaardigt.
4.3
KHdGE betwist dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden. De overeenkomst is in overleg met Schorn op 29 juni 2006 beëindigd. Om die reden heeft KHdGE aan Schorn de onder 2.5 vermelde e-mail verstuurd, inhoudende het eindresultaat van de zoekopdracht.
4.4
De tweede termijn is door Schorn niet onverschuldigd betaald. Tussen partijen is overeengekomen dat in de fase van presentatie van kandidaten de tweede termijn betaald zou worden, zodat Schorn gehouden was het bedrag van € 4.165,- aan KHdGE te voldoen op het moment dat Administratiekantoor Schuijff werd gepresenteerd.
4.5
KHdGE betwist dat Schorn buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt.
5 De vordering in reconventie
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
Schorn te veroordelen tot betaling van de door KHdGE geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede tot betaling van € 4.165,- ten titel van voorschot;
subsidiair Schorn te veroordelen tot betaling van de derde termijn ter hoogte van € 4.165,-;
Schorn te veroordelen tot vergoeding van de door KHdGE gemaakte buitengerechtelijke kosten, zijnde een bedrag van € 768,-, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag;
Schorn te veroordelen in de proceskosten.
Aan deze vordering heeft KHdGE, naast hetgeen in conventie als verweer is aangevoerd, bij conclusie van eis in reconventie en ter comparitie van partijen, de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
5.1
Schorn heeft na het eerste gesprek met Administratiekantoor Schuijff lange tijd niets van zich laten horen. In deze periode heeft KHdGE Administratiekantoor Schuijff niet aan een andere partij kunnen aanbieden. Indien Schorn na het eerste gesprek direct had aangegeven dat zij Administratiekantoor Schuijff niet wilde kopen, had KHdGE dit kantoor aan een andere opdrachtgever kunnen verkopen.
5.2
Doordat Schorn consequent te laat of helemaal niet afdoende reageerde op voorstellen van KHdGE en de kandidaten, zijn beide kandidaten afgehaakt. Indien Schorn wel adequaat had onderhandeld, zouden de inspanningen van KHdGE zeker tot een overname hebben geleid.
5.3
Gelet op het voorgaande is Schorn toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van een ongeschreven verplichting jegens KHdGE. Ten gevolge van deze tekortkoming heeft KHdGE schade geleden. Nu nakoming blijvend onmogelijk is geworden, is Schorn van rechtswege in verzuim en is zij gehouden de door KHdGE geleden schade te vergoeden.
5.4
Primair vordert KHdGE vergoeding van deze schade, op te maken bij staat, alsmede bij wijze van voorschot reeds een bedrag gelijk aan de derde termijn, zijnde een bedrag van € 4.165,-.
5.5
Subsidiair vordert KHdGE bij wijze van schadevergoeding betaling van een bedrag gelijk aan de hoogte van de derde termijn.
5.6
KHdGE vordert ter vergoeding van de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 768,-, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag.
6 Het verweer in reconventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van KHdGE in de kosten van het geding.
Naast hetgeen Schorn in conventie heeft betoogd, heeft zij daartoe het volgende aangevoerd:
6.1
Schorn heeft niet een mogelijke overname gefrustreerd; KHdGE is er niet in geslaagd een serieuze kandidaat voor te dragen.
6.2
KHdGE heeft Schorn nooit in gebreke gesteld met betrekking tot de verweten handelingen. Schorn is derhalve niet in verzuim.
6.3
Er is niet voldaan aan de voorwaarde voor betaling van de derde termijn nu Schorn niet tot een overname is gekomen. Van betaling van deze termijn kan dan ook geen sprake zijn, ook niet in de vorm van schadevergoeding.
6.4
Schorn betwist dat KHdGE buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt.
7.1
Tussen partijen staat vast dat op grond van de overeenkomst op KHdGE een inspanningsverbintenis rustte. Schorn heeft aangevoerd dat KHdGE is tekortgeschoten in deze inspanningsverbintenis en dat zij op grond hiervan de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. KHdGE heeft deze tekortkoming gemotiveerd betwist.
7.2
KHdGE heeft twee kandidaten gepresenteerd aan Schorn, te weten Administratiekantoor Schuijff en Administratiekantoor Hekelingen.
Als onweersproken gesteld staat vast dat Administratiekantoor Schuijff op het moment van presenteren voldeed aan de overeengekomen zoekcriteria. Dat zij kort daarna personeel heeft aangenomen, waardoor zij buiten het bereik van de zoekcriteria kwam te vallen, doet daar niet aan af. Uit het feit dat Schorn na deze presentatie met dit kantoor in gesprek is getreden, maakt de rechtbank op dat Schorn op dat moment kennelijk op zichzelf ook daadwerkelijk geïnteresseerd was in een mogelijke overname van Administratiekantoor Schuijff.
Met Administratiekantoor Hekelingen heeft Schorn meerdere gesprekken gehad. Schorn heeft met betrekking tot dit kantoor aangevoerd dat er geen bereidheid bestond tot verkoop. Gesteld noch gebleken is echter dat deze bereidheid reeds ontbrak voorafgaande aan de presentatie van dit kantoor, laat staan dat KHdGE daarvan op de hoogte was.
Gelet op het voorgaande kan niet worden aangenomen dat deze kantoren geen serieuze kandidaten zijn geweest.
7.3
Schorn heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat KHdGE een aanzienlijk groter aantal kandidaten had kunnen voordragen. Het had wel op haar weg gelegen dit te doen. Dit klemt te meer omdat er in de overeenkomst geen aanknopingspunten te vinden zijn op grond waarvan de omvang van de inspanningsverplichting die op KHdGE rustte kan worden bepaald. Schorn heeft ter comparitie van partijen weliswaar aangegeven dat zij een aanbod van vier of vijf kandidaten toereikend had gevonden, maar zij heeft niet nader onderbouwd waarop zij deze verwachting baseerde.
Schorn heeft haar stelling dat KHdGE niet aan haar inspanningsverbintenis heeft voldaan dan ook onvoldoende onderbouwd, zodat de op die stelling gegronde primaire vordering zal worden afgewezen.
7.4
Subsidiair heeft Schorn betaling van een bedrag gelijk aan de hoogte van de tweede termijn gevorderd op grond van onverschuldigde betaling. Ingevolge artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek heeft degene die zonder rechtsgrond heeft gepresteerd, recht op ongedaanmaking. Een prestatie is zonder rechtsgrond verricht, indien daaraan objectief gezien een rechtvaardiging ontbreekt.
7.5
Op grond van de overeenkomst ontstaat de verplichting tot betaling van de tweede termijn pas in de fase van presentatie van kandidaten. Onder kandidaten worden volgens de overeenkomst serieuze contacten bedoeld waarmee Schorn na een eerste gesprek verder wil spreken. Gelet op hetgeen onder 7.2 is overwogen, voldoet in ieder geval Administratiekantoor Hekelingen aan deze norm. In ieder geval is met de presentatie van dit kantoor de fase waarin kandidaten zouden worden gepresenteerd, aangevangen. Er is dan ook voldaan aan de voorwaarde voor het ontstaan van de verplichting tot betaling van de tweede termijn, zodat Schorn deze termijn niet zonder rechtsgrond heeft betaald. Ook de subsidiaire vordering ligt derhalve voor afwijzing gereed.
7.6
Nu zowel de primaire als de subsidiaire vordering wordt afgewezen, worden ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
7.7
Schorn zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
7.8
KHdGE heeft gesteld schade te hebben geleden doordat Schorn na het eerste gesprek met Administratiekantoor Schuijff lange tijd niets van zich heeft laten horen en KHdGE daardoor dit kantoor niet aan een andere opdrachtgever heeft kunnen verkopen. KHdGE heeft ter comparitie van partijen echter aangegeven dat zij op dat moment niet een andere concrete opdrachtgever had. KHdGE heeft derhalve de mogelijkheid van het bestaan van de door haar gestelde schade niet aannemelijk heeft gemaakt, zodat de primaire vordering reeds daarom zal worden afgewezen.
7.9
Subsidiair heeft KHdGE betaling gevorderd van een bedrag gelijk aan de hoogte van de derde termijn. In haar eis in reconventie heeft zij daartoe gesteld dat beide kandidaten zijn afgehaakt doordat Schorn niet adequaat heeft gehandeld. Ter comparitie van partijen heeft KHdGE ter nadere onderbouwing van haar subsidiaire vordering aangevoerd dat Administratiekantoor Hekelingen uiteindelijk niet meer wilde verkopen, omdat Scholtens van dit kantoor door de wijze van handelen van Schorn geen goed gevoel meer had bij overname. Schorn heeft daarmee jegens haar gehandeld in strijd met een ongeschreven verplichting, aldus KHdGE.
7.1
KHdGE heeft haar subsidiaire vordering voor zover deze betrekking heeft op Administratiekantoor Schuijff niet nader onderbouwd. Bij gebreke daarvan is deze vordering in zoverre niet toewijsbaar.
7.11
KHdGE heeft niet nader onderbouwd op welke grond zou kunnen worden aangenomen dat Schorn in enig opzicht jegens haar gehouden was zich daadwerkelijk in te spannen om met een van de voorgestelde kandidaten een overname te bereiken. Nu het bestaan van een dergelijke verplichting niet aannemelijk is geworden, dient ook de subsidiaire vordering, die is gegrond op het tekortschieten in de nakoming van een dergelijke verplichting, te worden afgewezen.
7.12
Nu zowel de primaire als de subsidiaire vordering wordt afgewezen, worden ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
7.13
KHdGE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
wijst af de vordering van Schorn;
veroordeelt Schorn in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van KHdGE bepaald op € 300,- aan vast recht en op € 768,- aan salaris voor de procureur;
wijst af de vordering van KHdGE;
veroordeelt KHdGE in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Schorn bepaald op € 904,- aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen.
Uitgesproken in het openbaar.
1906/196