ECLI:NL:RBROT:2008:BC9383
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake Dexia-zaak met verwijzing naar kanton
In deze zaak, die bekend staat als de Dexia-zaak, heeft de rechtbank Rotterdam op 12 maart 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Dexia Bank Nederland N.V. en een gedaagde. Dexia, rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V. en Legio Lease B.V., vorderde in conventie dat de gedaagde zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.732,30, vermeerderd met rente en proceskosten. De gedaagde heeft de vordering gemotiveerd betwist en zelf een tegenvordering ingesteld, waarbij hij verzocht om terugbetaling van hetgeen hij aan Dexia had betaald in verband met de overeenkomsten, vermeerderd met wettelijke rente.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de overeenkomsten die tussen partijen zijn gesloten, te weten de WinstVerDriedubbelaar-overeenkomst, de AEX Plus Effect-overeenkomst en de WinstVer10dubbelaar-overeenkomst, moeten worden gekwalificeerd als overeenkomsten van huurkoop. Dit oordeel is gebaseerd op de bepalingen in de overeenkomsten en de wetsgeschiedenis. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de sector civiel recht bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, maar dat de zaak vanwege de aard van de overeenkomsten en de vorderingen in zijn geheel moet worden verwezen naar de rol van de sector kanton.
De rechtbank heeft de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, verwezen naar de rol van de sector kanton van de rechtbank Rotterdam, waar partijen in persoon of bij gemachtigde dienen te verschijnen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is een belangrijke uitspraak in het kader van de Dexia-zaak, die veel aandacht heeft gekregen in de media en de rechtspraak.