ECLI:NL:RBROT:2008:BC7302
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- S.W. Kuip
- D.C.J. Peeck
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2008 een verzoek tot wraking van een rechter afgewezen. Het verzoeker, die verdacht werd van diefstal van benzine, stelde dat de rechter vooringenomen was omdat hij hem niet de kans gaf om zijn verweer volledig te presenteren tijdens de zitting op 11 februari 2008. De raadsman van verzoeker heeft het standpunt van verzoeker toegelicht tijdens de zitting van 5 maart 2008, waar het wrakingsverzoek werd behandeld. De wrakingskamer heeft de griffiedossiers en het proces-verbaal van de zitting van 11 februari 2008 bestudeerd.
De wrakingskamer oordeelde dat de rechter op basis van de processtukken en hetgeen ter zitting is behandeld, kritische vragen heeft gesteld en niet voorbarig tot een conclusie is gekomen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Het verzoek tot wraking werd ongegrond verklaard, en de wrakingskamer zag geen aanleiding om de rechter ter zitting te horen, zoals verzoeker had verzocht. De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier.
De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval waren er geen zwaarwegende aanwijzingen voor een subjectieve of objectieve vrees van vooringenomenheid van de rechter. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.