ECLI:NL:RBROT:2008:BC7302

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
301303 / HA RK 08-50
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2008 een verzoek tot wraking van een rechter afgewezen. Het verzoeker, die verdacht werd van diefstal van benzine, stelde dat de rechter vooringenomen was omdat hij hem niet de kans gaf om zijn verweer volledig te presenteren tijdens de zitting op 11 februari 2008. De raadsman van verzoeker heeft het standpunt van verzoeker toegelicht tijdens de zitting van 5 maart 2008, waar het wrakingsverzoek werd behandeld. De wrakingskamer heeft de griffiedossiers en het proces-verbaal van de zitting van 11 februari 2008 bestudeerd.

De wrakingskamer oordeelde dat de rechter op basis van de processtukken en hetgeen ter zitting is behandeld, kritische vragen heeft gesteld en niet voorbarig tot een conclusie is gekomen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. Het verzoek tot wraking werd ongegrond verklaard, en de wrakingskamer zag geen aanleiding om de rechter ter zitting te horen, zoals verzoeker had verzocht. De beslissing werd uitgesproken door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval waren er geen zwaarwegende aanwijzingen voor een subjectieve of objectieve vrees van vooringenomenheid van de rechter. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer : 301303
Rekestnummer : HA RK 08-50
Uitspraak : 19 maart 2008
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
raadsman: mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam,
strekkende tot wraking van [naam rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht (hierna "de rechter").
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 11 februari 2008 van de politierechter in deze rechtbank is door de rechter behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaken[parketnummer]ummers [parketnummers].
De raadsman van verzoeker heeft bij die terechtzitting de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de griffiedossiers van de hiervoor genoemde strafzaken, waarin zich onder meer het proces-verbaal bevindt van de terechtzitting van 11 februari 2008.
Verzoeker, zijn raadsman, de rechter en de officier van justitie mr. D. Grip zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij (ongedateerde) brief, door de wrakingskamer ontvangen op 4 maart 2008.
Ter zitting van 5 maart 2008, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen verzoeker, zijn raadsman en de officier van justitie. De raadsman van verzoeker heeft het standpunt van verzoeker nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoeker wordt in de strafzaak met parketnummer [parketnummer] onder meer verdacht van diefstal van benzine doordat hij getankt heeft met een tankpas tot het gebruik waarvan hij niet gerechtigd was. Ter terechtzitting van 11 februari 2008 probeerde verzoeker aan de rechter uit te leggen waarom hij zijns inziens wel gerechtigd was de tankpas te gebruiken.
De rechter liet verzoeker niet uitspreken en zei dat dit geen punt van discussie was, omdat verzoeker daar niet toe gerechtigd was. De rechter had dus al een beslissing genomen op een onderdeel van de tenlastelegging, zonder het verweer van verzoeker geheel aan te horen. Dit getuigt van vooringenomenheid bij de rechter.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
Uit hetgeen door verzoeker en de rechter is aangevoerd, hetgeen bevestiging vindt in het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 februari 2008, blijkt dat de rechter ter terechtzitting kritische vragen aan verzoeker heeft gesteld.
De rechter is vervolgens op basis van hetgeen ter zitting is verhandeld en de processtukken tot de conclusie gekomen dat verzoeker objectief niet gerechtigd was de tankpas te gebruiken, los van het feit of verzoeker meende dat dit wel het geval was.
De omstandigheid dat de rechter tot dat oordeel is gekomen en dit oordeel ter zitting ter kennis van verdachte en diens raadsman heeft gebracht leidt niet tot de slotsom dat sprake was van omstandigheden als bedoeld onder 3.3.
Het behoort immers tot de taak van de rechter om op basis van de processtukken en hetgeen ter zitting is behandeld kritische vragen te stellen over de relevante feiten en omstandigheden en om op basis van die bevindingen conclusies te trekken. Uit de gang van zaken zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting en uit hetgeen door verzoeker en de rechter is meegedeeld, volgt niet dat de rechter bedoelde conclusie voorbarig heeft getrokken.
Het verzoek is mitsdien ongegrond.
Gelet op het vorenstaande ziet de wrakingskamer geen aanleiding om de rechter ter zitting te horen, zoals verzoeker heeft verzocht.
4. De beslissing
Wijst af het verzoek tot wraking van [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 19 maart 2008 door mr. mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. S.W. Kuip en mr. D.C.J. Peeck, rechters. Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beslissing door de jongste rechter en de griffier ondertekend.