ECLI:NL:RBROT:2008:BC6638
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Geschil over regres tussen negotiating bank en issuing bank na betaling onder letter of credit met bindende kracht van Chinese rechterlijke uitspraken
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om een geschil tussen Fortis Bank (Nederland) N.V. als eiseres en de gedaagden, de Industrial and Commercial Bank of China (ICBC) en Turner International Ltd. De zaak betreft een regresvordering van Fortis op ICBC na betaling onder een letter of credit. Fortis had een bedrag van USD 569.400,- aan Turner betaald, maar ICBC weigerde deze betaling te vergoeden, met als argument dat de documenten niet voldeden aan de eisen van de letter of credit. De rechtbank moest ook rekening houden met eerdere uitspraken van een Chinese rechter, die bindende kracht hadden in deze procedure.
De rechtbank oordeelde dat Fortis als negotiating bank recht had op vergoeding van het betaalde bedrag, omdat zij had voldaan aan de voorwaarden van de letter of credit. ICBC's verweer dat de documenten niet in overeenstemming waren met de letter of credit werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de controle door Fortis correct was uitgevoerd. De rechtbank wees de vordering van Fortis tegen ICBC toe, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim.
Tegelijkertijd werd de vordering van Fortis tegen Turner afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de voorwaarden voor terugbetaling niet waren vervuld. De rechtbank legde de proceskosten op aan ICBC, maar wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak benadrukt de rol van de UCP-500 en de toepassing van Nederlands recht in deze internationale handelskwestie.