ECLI:NL:RBROT:2008:BC6355

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
232773 / HA ZA 05-409
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatie- en waarschuwingsplicht van financieel adviseur met betrekking tot Box+-belegging en hypotheek tweede huis in Frankrijk

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de informatie- en waarschuwingsplicht van de financieel adviseur Wagner & Partners centraal. De eiser, wonende te Heiloo, had een vordering ingesteld tegen Wagner & Partners, waarbij hij stelde dat hij niet adequaat was voorgelicht over de risico's van de Box+-belegging. De rechtbank heeft op 20 februari 2008 uitspraak gedaan in deze kwestie, die een vervolg was op een tussenvonnis van 24 januari 2007. De eiser verklaarde dat hij door een getuige was ingelicht over de risico's van de Box+-belegging, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de getuige niet voldoende was om het bewijs te leveren dat Wagner & Partners hem niet had voorgelicht.

Daarnaast was er een geschil over de hypotheek voor een tweede huis in Frankrijk. De eiser stelde dat hij Wagner & Partners had gevraagd om financieel advies met betrekking tot deze hypotheek, maar de rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat hij expliciet om een offerte had gevraagd. De verklaringen van de getuigen ondersteunden de stellingen van de eiser niet, en de rechtbank concludeerde dat de eiser niet in het hem opgedragen bewijs was geslaagd.

De rechtbank wees de vordering van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die op € 4.584,- aan vast recht en € 10.000,- aan salaris voor de procureur werden vastgesteld. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor financiële adviseurs om hun cliënten adequaat te informeren over de risico's van investeringen en de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit hun adviserende rol.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 232773 / HA ZA 05-409
Uitspraak: 20 februari 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Heiloo,
eiser,
procureur mr. O.E. Meijer,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WAGNER & PARTNERS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. J. Kneppelhout.
Partijen blijven verder aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "Wagner & Partners".
1 Het verdere verloop van het geding
1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 24 januari 2007 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
het proces-verbaal van getuigenverhoor;
de door partijen na enquête genomen conclusies, met producties.
1.2
In het tussenvonnis is abusievelijk onder 5.4 een “Voorts” opgenomen. Deze paragraaf dient als niet geschreven te worden beschouwd.
2 De verdere beoordeling
2.1
Bij voormeld vonnis is [eiser] opgedragen te bewijzen:
- dat Wagner & Partners [eiser] bij het aangaan van de belegging niet heeft voorgelicht over en gewaarschuwd voor de risico's verbonden aan de Box+-belegging;
- dat [eiser] aan Wagner & Partners expliciet om een offerte heeft gevraagd of anderszins om financieel advies ter zake van de aankoop van het tweede huis in Frankrijk heeft gevraagd, waarbij [eiser] Wagner & Partners van alle voor dit advies / deze offerte relevante informatie heeft voorzien.
2.2
[eiser] heeft in enquête naast zichzelf als getuigen doen horen de heer [[getuige I] (financieel planner bij Quality Planning, de voortzetting van Wagner & Partners, en contactpersoon van [eiser] bij Wagner & Partners) en de heer [getuige II] (voorzitter van de Stichting GOWP (Stichting Gedupeerden Overwaarde W&P) en beheerder van een beleggingsfonds); in contra-enquête heeft Wagner & Partners geen getuigen doen horen.
2.3
[eiser] heeft te gelden als partijgetuige, zodat zijn verklaring omtrent door hem te bewijzen feiten geen bewijs in zijn voordeel oplevert, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs.
Waarschuwing betreffende de Box+-belegging
2.4
[eiser] dient te bewijzen dat Wagner & Partners hem bij het aangaan van de belegging niet heeft voorgelicht over en gewaarschuwd voor de risico's verbonden aan de Box+-belegging.
2.5
Tussen partijen staat vast dat Wagner & Partners [eiser] in ieder geval niet schriftelijk heeft voorgelicht over en gewaarschuwd voor de risico's verbonden aan de Box+-belegging. Zoals de rechtbank reeds in het tussenvonnis onder 4.2.1.6 heeft opgemerkt, is dit ook niet noodzakelijk.
[eiser] heeft, voor zover van belang, verklaard dat [getuige I] hem te kennen heeft gegeven dat in dit geval de risico's verbonden aan de Box+-belegging niet zo groot waren en dat de Box+-belegging moest worden gezien als een extraatje. Ook heeft [eiser] verklaard dat hij aan [getuige I] heeft gezegd dat hij op zich wist wat aandelenlease inhield. [eiser] heeft voorts verklaard dat hij wist dat je bij aandelenlease een deel zelf betaalde en dat er een stuk bij werd geleend, maar dat hem pas later duidelijk is geworden dat zijn inleg gebruikt werd voor betaling van rente.
[getuige I] heeft, voor zover van belang, verklaard dat hij [eiser] heeft gewaarschuwd voor de risico's die aan de constructie [de Box+-belegging] verbonden waren. [getuige I] heeft voorts verklaard dat hij [eiser] heeft verteld van de mogelijkheid dat er een restschuld bleef in samenhang met de mogelijkheid om de overeenkomst met 5 jaar te verlengen en dat hij aan de hand van de reacties van [eiser] het idee had dat [eiser] begreep wat restschuld betekende.
De verklaring van [eiser], die partijgetuige is en wiens verklaring slechts kan dienen als aanvulling van onvolledig bewijs, wordt niet ondersteund door de verklaring van [getuige I], die uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij [eiser] wél heeft voorgelicht over en gewaarschuwd voor de risico's verbonden aan de Box+-belegging en dat hij het idee had dat [eiser] begreep wat “restschuld” betekende. De verklaring van [getuige II] kan niet dienen als ondersteuning van de verklaring van [eiser], nu [getuige II] niet aanwezig is geweest bij de gesprekken tussen [eiser] en [getuige I].
[eiser] is niet in het hem opgedragen bewijs geslaagd en de vordering zal op dit onderdeel worden afgewezen.
Hypotheek tweede huis in Frankrijk
2.6
[eiser] is opgedragen te bewijzen dat hij aan Wagner & Partners expliciet om een offerte heeft gevraagd of anderszins om financieel advies ter zake van de aankoop van het tweede huis in Frankrijk heeft gevraagd, waarbij [eiser] Wagner & Partners van alle voor dit advies / deze offerte relevante informatie heeft voorzien.
[eiser] heeft, voor zover van belang, hierover verklaard:
“In december 2001 heb ik [getuige I] gevraagd of het mogelijk zou zijn om een huis in Frankrijk te financieren zonder dat het financieel plan werd aangetast. Ik heb hem informatie gegeven over de aankoopprijs, jaarlijkse lasten en verhuurprognoses.
Productie 3 bij conclusie van antwoord is het overzicht dat [getuige I] daarna voor mij heeft gemaakt. [...] Ik vond dat het er goed uitzag. Vervolgens ben ik naar het huis in Frankrijk gaan kijken. [...] Ik heb toen [getuige I] weer benaderd en gezegd dat ik een optie wilde nemen en gevraagd of zij wilden financieren. Ik heb gezegd dat ik wilde financieren op basis van de beleggingsportefeuille of de overwaarde van het huis in Nederland of op het huis in Frankrijk. [getuige I] heeft gezegd dat dat zonder twijfel geregeld kon worden. Ik ben met de ING Frankrijk hypotheek gekomen. Toen we het over de financiering hadden heb ik gezegd dat ik niet bij Centraal Beheer weg wilde.
Toen de optie werkelijk van kracht werd heb ik [getuige I] gezegd dat ik de definitieve gegevens moest hebben. [...] [getuige I] heeft toen gezegd dat de financiering geen probleem was. Ik heb toen de optie genomen en de makelaar kon alles snel regelen. Ik heb toen [getuige I] gebeld om alles in werking te stellen. De dag voor ik moest tekenen had ik nog steeds geen bericht van hem. Ik heb hem toen gebeld en gezegd dat ik geen financieringsvoorbehoud had en er aan vast zou zitten. [getuige I] zei dat het geen probleem was en dat de beleggingsportefeuille en dat de overwaarde van de woning als onderpand konden dienen. Toen heb ik getekend.
Ik heb geen stukken met betrekking tot de hypotheek aan [getuige I] gegeven. Wagner & Partners heeft naast dat ene overzicht niets op schrift gezet.”
[getuige I] heeft, voor zover van belang, hierover verklaard:
“Eind 2001 heb ik met [eiser] gesproken in Alkmaar omdat hij interesse had een woning in Frankrijk te kopen. Het zou goede huuropbrengsten hebben. Hij vroeg mij of het kostenneutraal kon worden gekocht. Naar aanleiding van het gesprek heb ik overzichten gemaakt die als productie 3 bij conclusie van antwoord zijn overgelegd. De genoemde rente daar is marktconform. Gegevens over de geldlening, het inkomen en de huurinkomsten kwamen van [eiser]. [...] In een tweede gesprek met [eiser] hebben wij deze modellen besproken. Dat zal vlak na het eerste gesprek zijn geweest. [eiser] heeft toen besloten dat hij verder zou gaan met de aankoop van het huis. Hij is toen naar Frankrijk gegaan. In het voorjaar van 2002 belde hij mij en vertelde hij mij dat hij het huis had gekocht en dat de financiering geregeld moest worden. Tussendoor hebben wij geen contact gehad. [eiser] heeft mij toen gevraagd om te informeren naar de ING Frankrijk hypotheek. Die hypotheek werd door ING afgeraden en ING zei mij dat [eiser] beter de overwaarde van zijn huis in Nederland kon gebruiken. Toen ik [eiser] dat vertelde heeft hij mij voor de eerste keer gezegd dat hij zijn hypothecaire geldlening bij Centraal Beheer niet wilde opgeven.”
[getuige II] heeft niet verklaard over de hypotheek voor het tweede huis in Frankrijk.
2.7
[eiser] is niet geslaagd in het opgedragen bewijs. Uit de verklaring van [eiser] volgt niet dat hij Wagner & Partners expliciet om een offerte heeft gevraagd.
[eiser] heeft verklaard dat hij naast het eerste overzicht (productie 3 bij conclusie van antwoord) geen andere documenten van Wagner & Partners heeft ontvangen betreffende de hypotheek op het huis in Frankrijk. Dit is overzicht kan niet worden beschouwd als een financieel advies ter zake van de aankoop van het huis in Frankrijk, nu het slechts een eerste berekening uit december 2001 betreft, gebaseerd op gegevens aangeleverd door [eiser], waarbij bovendien op het advies is vermeld dat aan de berekening geen rechten kunnen worden ontleend.
De verklaring van [eiser] komt voorts niet overeen met hetgeen [getuige I] over de advisering heeft verklaard, onder meer waar het betreft de tijdstippen waarop verschillende onderwerpen ter sprake zijn gekomen, de besproken onderwerpen, de door Wagner & Partners gedane toezeggingen en de intensiteit van de gesprekken. De verklaring van [eiser] kan, nu hij partijgetuige is, slechts dienen als aanvulling van onvolledig bewijs. Nu [eiser] geen ander bewijs ter ondersteuning van zijn stelling heeft gegeven, acht de rechtbank [eiser] niet het opgedragen bewijs geslaagd. De vordering van [eiser] ter zake van de hypotheek van het huis in Frankrijk zal worden afgewezen.
Voorts
2.8
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
3 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vordering van [eiser];
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Wagner & Partners bepaald op € 4.584,- aan vast recht en op € 10.000,- aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima.
Uitgesproken in het openbaar.
1659