Zaak-/rolnummer: 276060 / HA ZA 07-76
Uitspraak: 13 februari 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KUWAIT PETROLEUM NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
procureur mr. M.A.D. Bol,
advocaat mr I.A. van Rooij,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DAGBLADDISTRIBUTIE EN TRANSPORT ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
procureur mr. D.A. Harff,
advocaat mr. D.A. Harff.
Partijen worden hierna aangeduid als "Kuwait Petroleum" of "KPN" respectievelijk "DTR".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 2 januari 2007 met producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 23 mei 2007, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 20 juli 2007;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door Kuwait Petroleum overgelegde
productie;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Op 31 maart 2005 hebben partijen een zogenaamde Q8 Liberty Card overeenkomst gesloten, op grond waarvan Kuwait Petroleum aan DTR twee tankpassen met de nummers 000017 en 000033 en de daarbij behorende pincodes ter beschikking heeft gesteld. Met deze tankpassen heeft DTR op rekening brandstof getankt.
2.2 De Algemene Voorwaarden voor het Q8 Liberty Card Systeem (hierna: Algemene Voorwaarden) maken deel uit van de overeenkomst. In de Algemene Voorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
”Kaart”: de door KPN of een andere vennootschap behorende tot de Kuwait Petroleum groep uitgegeven credit card met de naam Q8 Liberty Card;
(…)
”PTI”: De afkorting voor Payment Terminal Inside, zijnde de in de shop van een Q8 verkooppunt opgestelde elektronische betaal- en tankkaartterminal waarmee betaal- en tankkaarten kunnen worden ingelezen;
”PTO”: De afkorting voor Payment Terminal Outside zijnde de op het voorterrein van het verkooppunt opgestelde elektronische betaal- en tankkaartterminal waarmee betaal- en tankkaarten kunnen worden ingelezen;
(…)
3. Rechten en verplichtingen van de Deelnemer
(…)
3.2 De Deelnemer is verplicht tot betaling van alle hem door KPN in rekening gebrachte bedragen voor Producten die met gebruikmaking van de Kaart zijn geleverd.
3.3 De Deelnemer is gehouden iedere hem verstrekte Kaart zorgvuldig te bewaren. Hij mag de PIN code slechts bekend maken aan Werknemers. (…) Deelnemer erkent en aanvaardt volledig aansprakelijk te zijn voor alle bedragen die verschuldigd zijn ten gevolge van zowel het rechtmatig als het onrechtmatig gebruik van de Kaart door Werknemers.
3.4 De Deelnemer staat ervoor in dat al hetgeen in de Overeenkomst gesteld is door hem zelf alsmede door de Werknemer(s) wordt nageleefd. Deelnemer zal alle verantwoordelijkheid dragen en aansprakelijk zijn voor het geval dat Werknemers deze Overeenkomst niet naleven.(…)
4. Het gebruik van de Kaart
(…)
4.3 De administratie van het verkooppunt vormt volledig bewijs van de verrichting(en). Deelnemer aanvaardt dat het dagboek waarin de PTO en/of PTI de gedane verrichting registreert, een bindend en afdoend schriftelijk bewijsmiddel van die verrichting vormt. (…)
7. Verlies - diefstal – aansprakelijkheid
7.1 Bij verlies, diefstal, ernstig risico op misbruik of misbruik van een Kaart en/of PIN code (…), dient dit onmiddellijk (ook ’s nachts) te worden gemeld bij KPN , afdeling Card Sales Support, telefonisch of via fax. Deze mededeling dient onverwijld per aangetekend schrijven te worden bevestigd (…)
7.2 De Deelnemer blijft aansprakelijk voor de betaling van de met de Kaart uitgevoerde verrichtingen, dit echter niet langer dan 24 uur bij verrichtingen binnen Nederland en 48 uur bij verrichtingen buiten Nederland, na ontvangst van de fax of het aangetekend schrijven vermeld in 7.1 door KPN. Voor zover de Deelnemer een vrij beroep uitoefent, of particulier is, blijft Deelnemer enkel aansprakelijk voor de betaling van met de Kaart uitgevoerde verrichtingen tot op het moment van schriftelijke melding aan KPN, conform artikel 7.1. In alle gevallen dient de Deelnemer te handelen als een goed en zorgvuldig huisvader.
(…)
2.3 Over de periode 1 april tot en met 12 mei 2006 heeft Kuwait Petroleum aan DTR de volgende bedragen in rekening gebracht voor het tanken van brandstof met de tankpassen:
Datum brandstofafname factuurdatum factuurbedrag tankpasnummer
01/04/06-25/04/06 30/04/06 € 31.785,97 000017 (€ 30.768,65)
000033 (€ 1.017,32)
04/04/06-24/04/06 30/04/06 € 8.827,38 000017
05/05/06-11/05/06 31/05/06 € 645,23 000017
12/05/06 30/06/06 € 221,12 000017
------------ +
Totaal € 41.479,70
2.4 Na ontvangst van de facturen van 30 april 2006, uit welke facturen naar voren komt dat in april 2006 met tankpas 000017 voor aanzienlijke bedragen was getankt, heeft DTR contact opgenomen met Kuwait Petroleum met het verzoek tankpas 000017 te blokkeren. Bij brief van 18 mei 2006 heeft Kuwait Petroleum bevestigd dat de tankpassen zijn geblokkeerd voor gebruik.
2.5 Op 24 mei 2006 heeft DTR aangifte gedaan bij de politie.
3 De vordering
De vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad DTR te veroordelen tot betaling van € 43.793,52 , vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag ad € 41.479,70 vanaf 19 december 2006 tot de dag der voldoening, met veroordeling van DTR in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Kuwait Petroleum aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Uit hoofde van de overeenkomst tussen partijen heeft DTR twee tankpassen ontvangen, waarmee DTR bij Q8-benzinestations op rekening kon tanken. DTR heeft gebruik gemaakt van deze tankpassen, ter zake waarvan Kuwait Petroleum facturen heeft gestuurd. DTR dient deze facturen te voldoen.
3.2 Op grond van de artikelen 3.2, 3.4, 7.1 en 7.2 Algemene Voorwaarden is DTR verplicht tot betaling van alle producten die met gebruikmaking van de tankpassen zijn geleverd, zowel door rechtmatig als onrechtmatig gebruik van de tankpassen. Het standpunt van Kuwait Petroleum spitst zich er bij repliek op toe dat DTR ingevolge artikel 7.2 Algemene Voorwaarden aansprakelijk blijft tot aan het moment van melding aan Kuwait Petroleum van misbruik. De definitie van het woord “Kaart” in artikel 1 Algemene Voorwaarden is slechts een algemene definitie waaraan geen rechten kunnen worden ontleend, zo bepleit Kuwait Petroleum. Hoewel het woord “gedupliceerd” of woorden van gelijke strekking niet expliciet zijn vermeld als voorbeeld, valt een dergelijk misbruik volgens Kuwait Petroleum onder de strekking van artikel 7 Algemene Voorwaarden, althans is het hiermee gelijk te stellen. Niet uit te sluiten valt dat DTR of haar medewerkers de bestreden hoeveelheden brandstof hebben afgenomen. Kuwait Petroleum treft geen verwijt. Het gebruik van een gedupliceerde tankpas komt voor risico van DTR.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Kuwait Petroleum bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het geding.
DTR heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Een derde heeft buiten medeweten van DTR – waarschijnlijk op of kort vóór 28 maart 2006 tijdens het gebruiken van tankpas 000017 bij een benzinestation - een kopie van tankpas 000017 gemaakt en de bijbehorende pincode verkregen. Ten aanzien van het gebruik door een derde van een duplicaat van tankpas 000017 treft DTR geen verwijt. DTR is niet verantwoordelijk voor het gebruik door derden van een duplicaat. Artikel 7 Algemene Voorwaarden ziet slechts op misbruik van de originele tankpas door derden, en niet op het dupliceren van het origineel en vervolgens misbruik maken van een duplicaat. Het lag op de weg van Kuwait Petroleum om ervoor zorg te dragen dat derden niet onbevoegd een kopie van de tankpas konden verkrijgen en daarvan gebruik konden maken.
4.2 In ieder geval staat naar het oordeel van DTR niet vast dat Kuwait Petroleum meer brandstof aan haar heeft geleverd dan voor een bedrag ter hoogte van € 2.858,26.
5 De beoordeling
5.1 Kuwait Petroleum vordert op grond van de Q8 Liberty Card overeenkomst betaling van brandstof die volgens haar administratie is getankt door tankpashouder DTR.
5.2 DTR betwist (voor het grootste deel van de facturen) dat zij de desbetreffende brandstof heeft afgenomen. DTR voert daarbij gemotiveerd aan dat moet worden aangenomen dat buiten haar medeweten een derde met behulp van een duplicaat van tankpas 000017 heeft getankt.
5.3 Gelet op deze gemotiveerde betwisting staat niet vast dat DTR het gevorderde bedrag verschuldigdheid is. Nu Kuwait Petroleum zich beroept op de rechtsgevolgen van haar gestelde brandstofleveranties aan DTR, rust ingevolge artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op haar de bewijslast van haar stelling dat de in rekening gebrachte brandstoffen aan DTR zijn geleverd. De rechtbank is van oordeel dat Kuwait Petroleum, behoudens door DTR te leveren tegenbewijs, overeenkomstig de in artikel 4.3 Algemene Voorwaarden overeengekomen afspraak dat de administratie van het verkooppunt het volledig bewijs van de verrichting vormt, deze stelling voorshands heeft bewezen door de overzichten van de leveringen met de Q8 Liberty Card aan DTR.
5.4 In het kader van het te leveren tegenbewijs dient het verweer van DTR omtrent het gebruik door een derde van een duplicaat van tankpas 000017 te worden beoordeeld. In de eerste plaats dient hiertoe de vraag te worden beantwoord of sprake is geweest van een duplicaat. In de tweede plaats moeten worden bezien of Kuwait Petroleum het risico dienaangaande draagt. Bij bevestigende beantwoording van deze vragen dient vervolgens te worden bezien welke van de gefactureerde leveranties door middel van een duplicaat zijn verricht.
5.5 Eerst zal worden beoordeeld of getankt is met een duplicaat van tankpas 000017. DTR voert aan dat tankpas 000017 uitsluitend door DTR en haar personeel is gebruikt voor het tanken van de bij DTR in gebruik zijnde twee bedrijfsbussen en personenauto, dat door DTR voor gemiddeld € 3.500,= per maand werd getankt, dat de bedrijfsbussen een tankinhoud hebben van maximaal 80 liter, en dat er per keer voor niet meer dan € 100,= is getankt. Verder blijkt volgens DTR uit één van de facturen van 30 april 2006 dat op 9 april 2006 met tankpas 000017 is getankt om 18.22 uur te Honselersdijk en om 18.28 uur te Rotterdam. Het is onmogelijk de afstand tussen Honselersdijk en Rotterdam te overbruggen in zes minuten, aldus DTR, zodat sprake is geweest van een duplicaat van tankpas 000017.
5.6 Kuwait Petroleum betoogt dat niet valt uit te sluiten dat DTR of haar personeel de litigieuze hoeveelheden brandstof hebben afgenomen, dat het vaker voorkomt dat chauffeurs afgetapte diesel doorverkopen en dat er maanden zijn geweest dat DTR voor meer dan
€ 3.500,= per maand heeft getankt, bijvoorbeeld in maart 2006 voor € 5.808,43. Ten aanzien van het vrijwel gelijktijdig tanken met tankpas 000017 op 9 april 2006 bij twee tankstations beroept Kuwait Petroleum zich op de als productie 15 bij repliek overgelegde interne e-mail, waarin staat: “in 2006 ging de zomertijd in op 28 maart. Ik kan het niet bewijzen maar ik ben er praktisch zeker van dat op 9 april 2006, op één van de stations in kwestie, het winteruur nog van toepassing was.” Een reis met de auto van Honselersdijk naar Rotterdam duurt volgens de snelste route 26 minuten, zo komt naar voren uit de door Kuwait Petroleum overgelegde uitdraai van de ANWB-routeplanner.
5.7 In het licht van de verklaring van Kuwait Petroleum ter comparitie dat “de tijdstippen in de specificaties van de facturen juist moeten zijn, zodat de vermelding van een verkeerd tijdstip in de specificatie geen verklaring lijkt te zijn” heeft Kuwait Petroleum de stelling van DTR dat er een duplicaat van tankpas 000017 is gebruikt aangezien tweemaal met deze pas is getankt binnen zes minuten op plaatsen die bijna een half uur rijden van elkaar liggen, met het enkele opperen van de mogelijkheid bij repliek dat op één van beide tankstations op
9 april 2006 de op 25 maart 2006 ingegane zomertijd nog niet was ingesteld, onvoldoende betwist. Het had op de weg van Kuwait Petroleum gelegen in het kader van haar (aanvullende) stelplicht omstandigheden aan te geven die meer in haar sfeer dan in die van DTR liggen – dat wil in dit geval zeggen nadere gegevens (bij voorbeeld aan de hand van de dagboeken waarin het elektronische tankkaartterminalsysteem verrichtingen registreert) in het geding te brengen - waaruit concreet kan blijken dat de instelling van de tijd in de tankkaartterminal op één van beide tankstations niet correct was.
De overige door DTR aangevoerde feiten en omstandigheden ter onderbouwing van haar stelling dat is getankt met een duplicaat zijn door Kuwait Petroleum slechts in algemene bewoordingen betwist. Voorts kan het betoog van Kuwait Petroleum dat DTR onjuiste of tegenstrijdige verklaringen zou hebben verstrekt aan de politie over de ontvangst van een nieuwe pas in maart 2006, over de tankstations waar DTR heeft getankt, over het gebruik van tankpas 000033 na 12 april 2006 en over het doen deblokkeren van tankpas 000017 door DTR op 3 mei 2006, niet tot een ander oordeel leiden. Deze stellingen zouden – indien bewezen en indien daarvoor geen toereikende uitleg zou kunnen worden gegeven door DTR - hooguit de geloofwaardigheid van DTR kunnen aantasten, maar tonen niet aan dat er geen duplicaat tankpas in omloop is geweest.
Het voorgaande leidt er toe dat de rechtbank de stelling van DTR dat sprake is geweest van een duplicaat van tankpas 000017, als door Kuwait Petroleum onvoldoende gemotiveerd betwist (op de voet van artikel 149 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) als vaststaand aanneemt.
5.8 De rechtbank komt thans toe aan de vraag wie gehouden is tot betaling van met een duplicaat van tankpas 000017 afgenomen brandstof. Partijen zijn het erover eens dat de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn.
5.9 Anders dan Kuwait Petroleum heeft aangevoerd ziet de definitie van het begrip “Kaart” in artikel 1 Algemene Voorwaarden uitsluitend op een door Kuwait Petroleum uitgegeven tankpas. Een taalkundige uitleg van de artikelen 3.3 en 7.2 Algemene Voorwaarden in welke bepalingen het begrip “Kaart” wordt gehanteerd, duidt er derhalve op dat DTR slechts aansprakelijk is voor betaling van brandstof die is afgenomen met een door Kuwait Petroleum uitgegeven - originele – tankpas.
5.10 De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, kan echter niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.11 Met DTR is de rechtbank van oordeel dat het op de weg lag van Kuwait Petroleum als exploitant en uitgever van het tankpassysteem om er zo veel mogelijk voor zorg te dragen dat derden geen gebruik konden maken van een duplicaat, door haar systeem op een zodanige wijze in te richten dat (bijvoorbeeld) het in één keer afnemen van grotere hoeveelheden brandstof dan de maximum tankinhoud van de bedrijfsbussen van DTR niet mogelijk was of door andere maatregelen te treffen ter voorkoming van fraude.
Hierbij is in aanmerking genomen dat misbruik van een dergelijk systeem een aanzienlijke geldelijke omvang kan hebben en van algemene bekendheid mag worden geacht dat exploitanten van dergelijke kaartsystemen (technische) mogelijkheden voorhanden hebben om maatregelen te treffen tegen misbruik van dit systeem. Om deze redenen valt het gebruik van een duplicaat tankpas in de risicosfeer van Kuwait Petroleum en treft het betoog van Kuwait Petroleum dat een dergelijk gebruik onder de strekking van artikel 7 Algemene Voorwaarden valt, geen doel. DTR mocht derhalve van Kuwait Petroleum verwachten dat Kuwait Petroleum door het treffen van (preventieve) maatregelen waarborgen zou bieden tegen het gebruik van een duplicaatpas, zodat zij niet behoefde te verwachten dat zij gehouden is de met een duplicaat tankpas afgenomen (grote hoeveelheden) brandstof te betalen.
5.12 Ook het beroep van Kuwait Petroleum op artikel 3.3 Algemene Voorwaarden faalt.
Uit het enkele door Kuwait Petroleum bij dagvaarding aangevoerde feit dat DTR de tankpas heeft meegegeven aan haar personeel om de bedrijfsbussen te tanken, kan niet worden afgeleid dat DTR onzorgvuldig met de pas is omgesprongen, of dat werknemers van DTR de tankpas onrechtmatig hebben gebruikt. Dit geldt te meer daar artikel 3.3 Algemene Voorwaarden toestaat dat DTR de pincode bekend maakt aan haar personeel. Nu DTR ten verwere heeft aangevoerd dat een derde gelijktijdig met het maken van een kopie van de tankpas de pincode heeft verkregen, maakt het feit dat de chauffeurs van DTR de pincode kenden nog niet dat DTR of haar chauffeurs de bestreden vertankingen hebben verricht.
5.13 Het voorgaande leidt ertoe dat DTR uitsluitend de met de originele tankpassen - en niet de met een duplicaat van tankpas 000017 - afgenomen brandstof dient te voldoen.
5.14 Aan orde is vervolgens de vraag welke aan DTR gefactureerde brandstofleveranties betrekking hebben op de originele tankpassen en welke op een duplicaat van tankpas 000017.
5.15 Vooropgesteld wordt ten eerste dat DTR de vordering van Kuwait Petroleum heeft erkend tot een bedrag van € 2.858,26, bestaande uit € 1.017,32 betreffende tankpas 000033 en € 1.840,94 ter zake met de originele tankpas 000017 afgenomen brandstof bij het tankstation Sintmaartensdijk aan de Gustoweg te Rotterdam in de periode 1 april tot en met 11 april 2006.
DTR heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist de stelling van Kuwait Petroleum bij repliek over het gebruik door DTR van de originele tankpas 000017, namelijk dat DTR ook na 11 april 2006 met deze tankpas heeft getankt bij het tankstation Sintmaartensdijk aan de Gustoweg te Rotterdam voor normale – naar de rechtbank begrijpt: voor DTR gebruikelijke - bedragen. Evenmin heeft DTR bestreden de stelling van Kuwait Petroleum (bij repliek onder 13, met verwijzing naar de eveneens bij repliek in het geding gebrachte productie 17) dat de factuur van 30 april 2006 met factuurnummer 206L239955 ter hoogte van € 31.785,97 voor een bedrag van € 4.520,88 brandstofafnames in de maand april 2006 bij het tankstation Sintmaartensdijk aan de Gustoweg te Rotterdam betreft.
Dit brengt mede dat de aan deze stellingen ten grondslag liggende feiten in rechte zijn komen vast te staan.
Het bovenstaande betekent dat een bedrag ter hoogte van € 1.017,32 en een bedrag ter hoogte van € 4.520,88 voor toewijzing gereed liggen.
5.16 Ten tweede is onbestreden de stelling van Kuwait Petroleum dat zij tankpas 000017 op 25 april 2006 op eigen initiatief heeft geblokkeerd omdat het openstaande saldo van de geleverde brandstof te hoog opliep. Het feit dat Kuwait Petroleum hiervan mededeling heeft gedaan aan DTR en op verzoek van DTR tankpas 000017 op 3 mei 2006 weer operationeel heeft gemaakt, is door DTR evenmin betwist. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat DTR eind april althans begin mei 2006 wist of kon weten dat in de maand april 2006 aanzienlijke hoeveelheden brandstof waren afgenomen. Nu DTR tankpas 000017 onder deze omstandigheden nadien desondanks weer operationeel heeft doen maken, komt naar het oordeel van de rechtbank vanaf 3 mei 2006 met tankpas 000017 afgenomen brandstof voor rekening en risico van DTR. Dit brengt mede dat DTR de op 31 mei 2006 en 30 juni 2006 gefactureerde bedragen ter hoogte van € 645,23 en € 221,12 is verschuldigd.
5.17 Voor het overige dient, uitgaande van de administatie van Kuwait Petroleum en in aansluiting op hetgeen in 5.3 is overwogen, DTR te worden toegelaten tot tegenbewijs tegen het voorhands bewezen feit dat elke in de facturen van 30 april 2006 in rekening gebrachte brandstofleverantie ter zake van tankpas 000017 bij een ander tankstation dan het tankstation Sintmaartensdijk aan de Gustoweg te Rotterdam, aan DTR is geleverd met de originele tankpas 000017. In dit kader heeft DTR aangevoerd dat zij slechts incidenteel bij andere tankstations heeft getankt, alsmede dat er gezien de beperkte tankinhoud van de bij haar in gebruik zijnde bedrijfsbussen niet is getankt voor bedragen die hoger zijn dan enkele tientallen euro’s.
5.18 In afwachting van de bewijsvoering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan. Wel overweegt de rechtbank reeds nu – zonder vooruit te lopen op de uitkomst van de bewijsvoering – als volgt.
Ingeval DTR voor elke litigieuze brandstofleverantie slaagt in het haar opgedragen tegenbewijs, zal de vordering van Kuwait Petroleum te zijner tijd worden toegewezen tot een bedrag van (€ 1.017,32 + € 4.520,88 + € 645,23 + € 221,12 =) € 6.404,55. De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken te zijner tijd worden toegewezen vanaf de respectieve vervaldata van de facturen waarin de in deze rechtsoverweging genoemde bedragen zijn gefactureerd.
Ingeval DTR voor geen enkele brandstofleverantie slaagt in het haar opgedragen tegenbewijs, zal de vordering van Kuwait Petroleum te zijner tijd geheel worden toegewezen.
6 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
laat DTR toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat elke in de facturen van 30 april 2006 in rekening gebrachte brandstofleverantie ter zake van tankpas 000017 bij een ander tankstation dan het tankstation Sintmaartensdijk aan de Gustoweg te Rotterdam, aan DTR is geleverd met de originele tankpas 000017;
bepaalt dat indien DTR dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. M.P. van der Stroom;
bepaalt dat de procureur van DTR binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden maart, april en mei 2008 en dat de procureur van Kuwait Petroleum binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. van der Stroom.
Uitgesproken in het openbaar.
1921/1694