ECLI:NL:RBROT:2008:BC6325

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
205414 - HA ZA 03-2602
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurkoopovereenkomsten tussen Dexia Bank Nederland N.V. en gedaagde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, betreft het een geschil tussen Dexia Bank Nederland N.V. en een gedaagde over huurkoopovereenkomsten. Dexia vorderde betaling van een bedrag van € 26.486,71, vermeerderd met rente, op basis van de overeenkomsten die de gedaagde met Dexia had gesloten. De gedaagde betwistte de vordering en vorderde op zijn beurt terugbetaling van hetgeen hij aan Dexia had betaald, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de zaak in conventie en reconventie beoordeeld en geconcludeerd dat de overeenkomsten als huurkoopovereenkomsten kunnen worden gekwalificeerd. Dit oordeel is gebaseerd op de bepalingen in de overeenkomsten en de relevante wetgeving, waaronder artikel 7A:1576 BW. De rechtbank oordeelde dat de sector civiel recht bevoegd was om van de vordering kennis te nemen en verwees de zaak naar de rol van de sector kanton van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan op 13 februari 2008 door mr. J.C.A.T. Frima, waarbij de rechtbank de partijen verzocht om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen op de rolzitting op 12 maart 2008.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 205414 / HA ZA 03-2602
Uitspraak: 13 februari 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., eveneens handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. D.L.A. van Voskuilen,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. R.B. Golterman.
Partijen worden hierna aangeduid als "Dexia" respectievelijk "[gedaagde]".
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het griffiedossier.
1. Het geschil
in conventie
1.1
Dexia heeft gevorderd dat [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld om aan Dexia tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 26.486,71, vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over € 24.381,-, vanaf 3 september 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, waaronder de proceskosten.
1.2
[gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Dexia in de proceskosten.
in reconventie
1.3
[gedaagde] heeft gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I primair de “WinstVerDriedubbelaar”-overeenkomsten met contractnummers 74581538 en 74581539 (hierna: “de overeenkomsten”) te vernietigen;
subsidiair de overeenkomsten te ontbinden;
II Dexia te veroordelen om aan [gedaagde] te betalen al hetgeen hij inzake de
overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf 19 april 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
III Dexia te veroordelen in de proceskosten.
1.4
Dexia heeft de vordering gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2. De beoordeling
2.1
Eerst is aan de orde of de sector civiel recht bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, waarbij de kwalificatie van de overeenkomsten bepalend is. Dexia heeft zich te dien aanzien aanvankelijk bij conclusie van repliek in reconventie om redenen van proceseconomie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Bij conclusie van dupliek in reconventie heeft Dexia echter met betrekking tot de kwalificatie huurkoop uitgebreid verweer gevoerd, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat partijen hierover twisten.
2.2
Anders dan Dexia heeft aangevoerd, kunnen vermogensrechten – zo blijkt ook uit de wetsgeschiedenis – onderwerp zijn van een overeenkomst van huurkoop.
2.3
Dexia heeft betwist dat is voldaan aan het in artikel 7A:1576 BW gestelde vereiste van aflevering. Het argument van Dexia dat de effecten pas worden afgeleverd nadat de koopprijs volledig is voldaan, terwijl voor de kwalificatie van koop op afbetaling is vereist dat aflevering voorafgaand aan betaling van de volledige koopprijs plaatsvindt, gaat niet op. Krachtens artikel 2 van de van de overeenkomsten deel uitmakende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease vindt bijschrijving ten name van de lessee in de administratie plaats onverwijld na verkrijging van de waarden door de lessee. Dat de eigendom van de effecten ingevolge artikel 2 van Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease pas overgaat na volledige betaling doet er niet aan af dat de voor huurkoop vereiste aflevering heeft plaatsgevonden.
2.4
Dexia heeft voorts aangevoerd dat de overeenkomsten niet strekken tot verkrijging van de effecten door de lessee, maar tot het verrekenen van het koersverschil over de looptijd van de lease. Dit verweer stuit af op artikel 5 van de overeenkomsten:
“Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.”
Er is dus uitdrukkelijk overeengekomen dat de eigendom van de effecten automatisch overgaat zodra de betalingsverplichtingen zijn nagekomen.
2.5
Anders dan Dexia is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de voor koop op afbetaling vereiste betaling in termijnen. Dit volgt uit artikel 3 van de overeenkomsten. Dat de termijnbetalingen rente betreffen, doet er niet aan af dat deze termijnen dienen te worden aangemerkt als termijnen van de koopprijs als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die lessee is aangegaan om de effecten te kunnen kopen, en daarmee, althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de effecten.
2.6
Uit het voorgaande volgt dat de overeenkomsten naar het voorlopig oordeel van de rechtbank zijn aan te merken als overeenkomsten van huurkoop. Ingevolge artikel 93 aanhef en sub c Rv. worden zaken betreffende huurkoop, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, behandeld en beslist door de kantonrechter. Hetzelfde geldt voor de vordering in reconventie, waarvan de samenhang met die in conventie zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Zoals ook verzocht door [gedaagde], zal de rechtbank overeenkomstig artikel 71 lid 2 Rv. de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, in zijn geheel verwijzen naar de rol van de sector kanton van deze rechtbank.
3. De beslissing
De rechtbank,
in conventie en in reconventie
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rol van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Rotterdam, van woensdag 12 maart 2008 te 10.00 uur, Wilhelminaplein 100/125, Postbus 50950, 3007 BL te Rotterdam, waar partijen in persoon of bij gemachtigde dienen te verschijnen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima.
Uitgesproken in het openbaar.
615/1659