ECLI:NL:RBROT:2008:BC6308

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
208988 - HA ZA 04-92
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkoop en bevoegdheid sector civiel recht in Dexia-zaak

In deze zaak, die bekend staat als de Dexia-zaak, heeft de rechtbank Rotterdam op 13 februari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een particuliere eiser, aangeduid als [opposant], en Dexia Bank Nederland N.V. De zaak betreft een huurkoopovereenkomst, specifiek de "AEX Plus Effect Maandbetaling 20 jaar" met contractnummer 23100640. De eiser vorderde in conventie dat Dexia wordt veroordeeld tot betaling van het verschil tussen de aankoopwaarde van de effecten en de waarde op de datum van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst. In reconventie vorderde Dexia de vernietiging van de overeenkomst, subsidiair de ontbinding ervan, en veroordeling van de eiser in de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil aanhangig is gemaakt door Dexia en dat de sector civiel recht bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Dexia had eerder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de stelling van de eiser dat er sprake zou zijn van huurkoop. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomst inderdaad als huurkoop kan worden gekwalificeerd, waarbij de eigendom van de effecten pas overgaat na volledige betaling, maar de aflevering van de effecten reeds heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft de zaak vervolgens in de stand waarin deze zich bevindt, verwezen naar de rol van de sector kanton van de rechtbank Rotterdam, waar partijen in persoon of bij gemachtigde dienen te verschijnen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima en is een belangrijke uitspraak in het kader van huurkoop en de bevoegdheid van de sector civiel recht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 208988 / HA ZA 04-92
Uitspraak: 13 februari 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[opposant],
wonende te Rotterdam,
opposant in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. R.B. Golterman,
- tegen -
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., eveneens handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geopposeerde in conventie,
gedaagde in reconventie,
procureur mr. D.L.A. van Voskuilen.
Partijen worden hierna aangeduid als "[opposant]" respectievelijk "Dexia".
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in het griffiedossier.
1. Het geschil
in conventie
1.1
De rechtbank heeft bij vonnis d.d. 24 september 2003, zaak-/rolnummer; 202333 / HA ZA 03-2120, overeenkomstig de eis [opposant] veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Dexia te betalen het bedrag van € 5.853,07, vermeerderd met de overeengekomen rente ad 0,96% per maand vanaf 1 augustus 2003 tot aan de dag der voldoening, zulks over € 4.332,53, alsmede [opposant] veroodeeld in de proceskosten, aan de zijde van Dexia bepaald op € 245,- aan vast recht, € 81,16 aan overige verschotten en
€ 331,26 aan salaris voor de procureur. [opposant] is op 3 december 2003 tegen dit vonnis is verzet gegaan.
Voorts heeft Dexia bij akte wijziging voorwaardelijke eis in conventie gevorderd dat [opposant], voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van gehele of gedeeltelijke vernietiging of ontbinding van de overeenkomst althans de datum van verkoop van de bedoelde effecten.
1.2
De eis in oppositie strekt tot het, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ontheffen van [opposant] van de veroordeling, tegen hem bij voormeld vonnis uitgesproken en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Dexia, met veroordeling van Dexia in de proceskosten.
in reconventie
1.3
[opposant] heeft gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I primair de “AEX Plus Effect Maandbetaling 20 jaar”-overeenkomst met contractnummer 23100640 (hierna: “de overeenkomst”) te vernietigen;
subsidiair de overeenkomst te ontbinden;
II Dexia te veroordelen om aan [opposant] te betalen al hetgeen hij inzake voormelde
overeenkomst aan Dexia heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente
vanaf 19 februari 2001 tot aan de dag der algehele voldoening;
III Dexia te veroordelen in de proceskosten.
1.4
Dexia heeft de vordering gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [opposant] in de proceskosten.
.
2. De beoordeling
2.1
Eerst is aan de orde of de sector civiel recht bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, waarbij de kwalificatie van de overeenkomst bepalend is. Dexia heeft zich te dien aanzien bij conclusie van antwoord in oppositie tevens reconventioneel antwoord in oppositie tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis in conventie om redenen van proceseconomie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bij conclusie van dupliek in oppositie / conclusie van dupliek in reconventie heeft Dexia gesteld dat [opposant] de zaak heeft aanhangig gemaakt bij de sector kanton omdat de overeenkomst zou kwalificeren als een overeenkomst van huurkoop. De rechtbank kan Dexia hierin niet volgen omdat onderhavig geschil aanhangig is gemaakt door Dexia en thans ter beoordeling voorligt bij de sector civiel recht. Voorts heeft Dexia aangegeven dat, nadat zij eerder had gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ter zake, zij nog in de gelegenheid wenst te worden gesteld zich te verweren tegen de stelling van [opposant] dat er sprake zou zijn van huurkoop. Dexia heeft evenwel geen inhoudelijk verweer ter zake gevoerd. De rechtbank zal Dexia geen gelegenheid meer bieden om in dit stadium van de procedure alsnog uitgebreid verweer te voeren ten aanzien van de vraag of de sector civiel recht bevoegd is, nu Dexia de mogelijkheid daartoe aan zich voorbij heeft laten gaan.
2.3
Naar voorlopig oordeel van de rechtbank is de overeenkomst aan te merken als overeenkomst van huurkoop. De rechtbank overweegt hierbij:
Vermogensrechten – zo blijkt ook uit de wetsgeschiedenis – kunnen onderwerp zijn van een overeenkomst van huurkoop;
Krachtens artikel 2 van de van de overeenkomst deel uitmakende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease vindt bijschrijving ten name van de lessee in de administratie plaats onverwijld na verkrijging van de waarden door de lessee. Dat de eigendom van de effecten ingevolge artikel 2 van Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease pas overgaat na volledige betaling doet er niet aan af dat de voor huurkoop vereiste aflevering heeft plaatsgevonden. Aan het in artikel 7A:1576 BW gestelde vereiste van aflevering is voldaan.
Uit artikel 6 van de overeenkomst volgt dat de eigendom van de effecten automatisch overgaat zodra de betalingsverplichtingen zijn overeengekomen: “Aldus is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden, zodra hij al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden.”;
Voorts is voldaan aan de voor koop op afbetaling vereiste betaling in termijnen. Dit volgt uit artikel 4 van de overeenkomst. Dat de termijnbetalingen rente betreffen, doet er niet aan af dat deze termijnen dienen te worden aangemerkt als termijnen van de koopprijs als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die lessee is aangegaan om de effecten te kunnen kopen, en daarmee, althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de effecten.
2.4
Uit het voorgaande volgt dat de overeenkomst naar het voorlopig oordeel van de rechtbank is aan te merken als een overeenkomst van huurkoop. Ingevolge artikel 93 aanhef en sub c Rv. worden zaken betreffende huurkoop, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, behandeld en beslist door de kantonrechter. Hetzelfde geldt voor de vordering in reconventie, waarvan de samenhang met die in conventie zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Zoals ook verzocht door [opposant], zal de rechtbank overeenkomstig artikel 71 lid 2 Rv. de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, in zijn geheel verwijzen naar de rol van de sector kanton van deze rechtbank.
3. De beslissing
De rechtbank,
in conventie en in reconventie
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rol van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Rotterdam, van dinsdag 18 maart 2008 te 10.00 uur, Wilhelminaplein 100/125, Postbus 50950, 3007 BL te Rotterdam, waar partijen in persoon of bij gemachtigde dienen te verschijnen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima.
Uitgesproken in het openbaar.
615/1659