ECLI:NL:RBROT:2008:BC6234

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
286477 / HA ZA 07-1591
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beslaglegging door de Belastingdienst op een auto in het kader van een nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres, een Belgische vrouw, en de Belastingdienst. Eiseres stelt dat de Belastingdienst onrechtmatig heeft gehandeld door beslag te leggen op een auto die deel uitmaakte van de nalatenschap van haar overleden echtgenoot. De auto, een Chevrolet Corvette Cabrio, was op naam van de echtgenoot, die in maart 2003 overleed. Eiseres claimt dat zij vruchtgebruikster is van de auto en dat de beslaglegging en daaropvolgende verkoop door de Belastingdienst inbreuk maken op haar rechten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto eigendom was van de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de juridische positie van eiseres ten opzichte van de nalatenschap. De rechtbank heeft eiseres de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van haar rechten op de nalatenschap en de auto. De Belastingdienst heeft betwist dat eiseres gerechtigd is tot de auto en heeft aangevoerd dat de auto niet meer deel uitmaakte van de nalatenschap ten tijde van de beslaglegging.

De rechtbank heeft de zaak aangehouden om eiseres in staat te stellen bewijs te leveren van haar claims. De beslissing van de rechtbank houdt in dat eiseres moet aantonen dat zij gerechtigd is tot de nalatenschap en dat de auto ten tijde van de beslaglegging nog deel uitmaakte van die nalatenschap. De rechtbank heeft ook de procedure voor het horen van getuigen vastgesteld, waarbij de procureur van eiseres binnen vier weken na de uitspraak de verhinderdata moet opgeven voor de getuigenverhoren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 286477 / HA ZA 07-1591
Uitspraak: 13 februari 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [adres],
eiseres,
procureur mr. J.A.M. van de Sande,
- tegen -
de rechtspersoon naar publiekrecht
De ONTVANGER der RIJKSBELASTINGEN/BELASTINGDIENST RIJNMOND,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. J.G.A. van Zuuren.
1 Het verdere verloop van het geding
1.1
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 5 september 2007.
1.2
Ingevolge dat tussenvonnis heeft op 3 januari 2008 een comparitie van partijen plaats gevonden. Van die terechtzitting is proces-verbaal opgemaakt.
Naar aanleiding van dat proces-verbaal heeft gedaagde (hierna: de Belastingdienst) bij schrijven van 30 januari 2008 commentaar geleverd.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van die processtukken, de stukken die in het proces-verbaal als deeluitmakende van de processtukken worden vermeld en van dat commentaar.
2. De vaststaande feiten
De rechtbank merkt de volgende feiten – voor zover thans van belang – als tussen partijen vaststaand aan, omdat ze enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken zijn dan wel blijken uit de in zoverre niet betwiste inhoud van producties waarop beroep is gedaan.
2.1
Eiseres heeft de Belgische nationaliteit. Eiseres was tot diens overlijden op huwelijkse voorwaarden (koude uitsluiting) getrouwd met [echtgenoot] (hierna: [echtgenoot]), eveneens van Belgische nationaliteit en destijds wonende te [adres]. Uit dat huwelijk zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren, te weten Marilyn (geboren op 21 januari 1998) en Mai-Li (geboren op 16 oktober 2000), beiden wonende te [adres].
Vóór dat huwelijk was [echtgenoot] met een ander getrouwd geweest, uit welk huwelijk geboren is de thans nog minderjarige Mauro (geboren op 12 december 1994), ook van Belgische nationaliteit en woonachtig in België.
2.2
[echtgenoot] was in maart 2003 eigenaar van een rode Chevrolet Corvette Cabrio met chassisnummer 1G1YY32G625102358 en het Belgische kenteken EGJ 982 (hierna: de auto).
Op 30 maart 2003 is [echtgenoot] met de auto naar Rotterdam gereden. Toen en aldaar is hij komen te overlijden.
De auto is tot in mei 2006 in Rotterdam gebleven.
2.3
Bij schrijven van 17 april 2003 heeft de Belgische Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, mobiliteit en Verkeersveiligheid, Dienst verkeer, Directie Inschrijvingen (hierna: DIV) in een aan [echtgenoot] geadresseerde brief medegedeeld dat de nummerplaat EGJ 982 uit het centraal voertuigregister werd geschrapt “ingevolge de inlevering van de officiële nummerplaat bij de D.I.V. of het indienen van een bewijs van aangifte bij politie of rijkswacht, waaruit blijkt dat de houder niet meer in het bezit is van deze nummerplaat”.
2.4
Op 20 juni 2005 is tussen [X.] (hierna: [X.]), wonende te Rotterdam, en [Y.] (hierna: [Y.]), toen wonende te ’s-Gravenhage, met betrekking tot de auto een stuk opgesteld getiteld Koop Overeenkomst Motorvoertuig (productie 3 bij dagvaarding).
[Y.] heeft begin juli 2005 via Voertuig Documentatie Service (hierna: VDS) ten behoeve van de auto een Duits kenteken SU 856-D, een TUV-verklaring en een aansprakelijkheidsverzekering op zijn naam verkregen. De auto is toen uitgerust met dat Duitse kenteken.
2.5
Op 22 november 2005 heeft de Belastingdienst in Rotterdam executoriaal beslag gelegd op de auto ten laste van [Y.]. De Belastingdienst heeft op 24 november 2005 wederom ten laste van [Y.] executoriaal beslag gelegd op de auto.
2.6
In december 2005 heeft een bespreking plaats gevonden tussen [medewerker belastingdienst] van de Belastingdienst enerzijds en eiseres, [X.] en [Y.] anderzijds, waarbij eiseres het standpunt heeft ingenomen dat niet [Y.] of [X.], maar zij gerechtigd is tot de auto en heeft verzocht om opheffing van de executoriale beslagen en afgifte van de auto. Bij die gelegenheid heeft eiseres in ieder geval de volgende bescheiden betreffende de auto aan de Belastingdienst overgelegd:
a) de factuur van de auto van 13 maart 2002 ten amen van [echtgenoot] (productie 2 bij dagvaarding);
b) de identiteitsbewijzen van eiseres en [echtgenoot].
Bij beslissing van 6 april 2006 heeft de Belastingdienst afwijzend beslist op een beroep vanwege eiseres en daarbij overwogen dat niet gebleken was dat eiseres rechthebbende op de auto was.
2.7
Op 3 mei 2006 is de auto door de Belastingdienst executoriaal verkocht. De opbrengst bedroeg € 27.500,-.
3. De standpunten van partijen
3.1
Eiseres vordert – kort weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
1 voor recht zal verklaren dat de Belastingdienst jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op haar recht van vruchtgebruik op de auto,
2 de Belastingdienst zal veroordelen om aan haar te betalen € 41.974,- te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 22 november 2005,
met veroordeling van de Belastingdienst in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf de derde dag na het vonnis.
Daartoe voert eiseres – voor zover in dezen van belang en kort weergegeven – het volgende aan.
3.2
De auto maakte deel uit van de onverdeelde nalatenschap van [echtgenoot]. Eiseres had krachtens Belgisch erfrecht het recht van vruchtgebruik ten aanzien van de auto. Door executoriaal beslag op de auto te leggen en deze vervolgens executoriaal te verkopen heeft de Belastingdienst inbreuk gemaakt op het recht van vruchtgebruik van eiseres en daarom onrechtmatig jegens haar gehandeld.
3.3
[X.] bewaarde de auto voor eiseres. [X.] was niet bevoegd om over de auto te beschikken. De handelingen tussen [X.] en [Y.] en het aanvragen en verkrijgen van een tijdelijk Duits kenteken hadden niet de strekking de eigendom van de auto op [Y.] te doen overgaan, maar waren er slechts op gericht om de auto ten behoeve van eiseres verkoopbaar te maken, omdat het Belgische kenteken EGJ 982 door het overlijden van [echtgenoot] was vervallen.
Ten tijde van de beslagleggingen noch ten tijde van de executoriale verkoop was [Y.] eigenaar van de auto. Het Duitse kenteken op de auto was toen al vervallen.
3.4
De auto had ten tijde van de beslagleggingen een waarde van ten minste € 41.974,-. Nu de Belastingdienst niet in staat is het recht van vruchtgebruik van eiseres te doen herleven, is zij verplicht om de vervangende schade ter grootte van dat bedrag aan eiseres te vergoeden.
3.5
Eiseres heeft aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente vanaf de datum van de onrechtmatige beslaglegging, 22 november 2005.
3.6
De Belastingdienst voert, gemotiveerd, onder meer de volgende verweren:
- eiseres was op 22 november 2005, ten tijde van de eerste beslaglegging, geen vruchtgebruiker of anderszins rechthebbende op de auto, zodat zij niet gerechtigd is de onderhavige vorderingen in te stellen;
- het kenteken op de auto en de ten tijde van de eerste beslaglegging voorhanden bescheiden duiden er alle op dat [Y.] de eigenaar van de auto was;
- eiseres heeft door de beslagleggingen op, dan wel de executoriale verkoop van de auto geen vermogensschade geleden;
subsidiair:
- de door eiseres geleden schade is mede een gevolg vaan aan haar toe te rekenen omstandigheden;
- de door eiseres geleden schade is aanmerkelijk geringer dan eiseres stelt.
Bij de verdere beoordeling zullen de verweren waar nodig nader worden besproken.
4. De beoordeling
4.1
In de kern genomen zijn de vorderingen van eiseres gegrond op de stelling dat de Belastingdienst onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door op de auto executoriaal beslag te leggen, dan wel door deze executoriaal te verkopen, omdat de Belastingdienst daardoor inbreuk heeft gemaakt op haar subjectieve recht van vruchtgebruik ten aanzien van de auto.
4.2
Gesteld noch gebleken is dat de gewraakte gedragingen van de Belastingdienst in een ander land dan Nederland hebben plaatsgevonden. Bij afwezigheid van een rechtskeuze tussen partijen, wordt daarom ingevolge artikel 3 Wet conflictenrecht onrechtmatige daad de gestelde verbintenis uit onrechtmatige daad beheerst door het Nederlandse recht.
4.3
Het meest verstrekkende verweer houdt in dat eiseres niet gerechtigd is, dan wel onvoldoende belang heeft om de vorderingen in te stellen, omdat (a) de vorderingen deel uitmaken van de onverdeelde nalatenschap van [echtgenoot] en (b) eiseres niet (als enige) tot die nalatenschap is gerechtigd, subsidiair (c) eiseres als vruchtgebruikster van (een deel van) die nalatenschap niet gerechtigd is in eigen naam schadevergoeding wegens het vervreemden van een bestanddeel van de nalatenschap te vorderen.
Daarover overweegt de rechtbank als volgt.
4.3.1
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de auto deel uitmaakte van de nalatenschap van [echtgenoot].
Nu het hier gaat om een nalatenschap van een laatstelijk in België woonachtige persoon met de Belgische nationaliteit, [echtgenoot], terwijl de tot de nalatenschap (beweerdelijk) gerechtigden, onder wie eiseres, allen de Belgische nationaliteit hebben en in België woonachtig zijn, dient naar Nederlands internationaal privaatrecht de vraag of en tot in hoeverre eiseres tot die nalatenschap gerechtigd is te worden beantwoord aan de hand van het Belgische recht. Nu vooralsnog niet vaststaat welke de juridische positie van eiseres is ten opzichte van de nalatenschap van [echtgenoot] – eiseres stelt dat de door haar in het geding gebrachte Erfrechtverklaring van 14 april 2003 niet juist is; andere bescheiden betreffende de nalatenschap zijn niet in het geding gebracht – kan nog niet bepaald worden of eiseres naar Belgisch recht gerechtigd is, dan wel voldoende belang heeft om de onderhavige vorderingen in te stellen.
Eiseres zal eerst haar (al dan niet beperkte) gerechtigdheid tot de nalatenschap hebben te bewijzen. Vervolgens dient eiseres aan te tonen dat haar zodanige juridische positie haar gerechtigd maakt om de onderhavige vorderingen in verband met (vervangende schadevergoeding wegens het verlies van) de auto in eigen naam in te stellen.
Daartoe zal de rechtbank eiseres de gelegenheid bieden.
4.3.2
Overigens toont de door eiseres in het geding gebrachte Erfrechtverklaring van 14 april 2003 niet meer aan dan dat eiseres vruchtgebruikster is ten aanzien van (tweemaal 3/8, derhalve) ¾ van de nalatenschap van [echtgenoot]. Indien eiseres inderdaad zodanige vruchtgebruikster blijkt te zijn, dient eiseres tevens aan te tonen dat zij ingevolge Belgisch recht in die hoedanigheid gerechtigd is om de onderhavige vorderingen in eigen naam in te stellen.
4.4
Reeds thans overweegt de rechtbank het volgende ten aanzien van de vraag of de Belastingdienst onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres, daarbij de overige aspecten van de gestelde onrechtmatige daad aanhoudende.
Indien en voor zover eiseres aantoont dat zij een (beperkt) gerechtigde was tot de nalatenschap van [echtgenoot], dan heeft de Belastingdienst door de executoriale beslagleggingen op, dan wel de executoriale verkoop van de auto slechts dan een inbreuk gemaakt op het subjectieve recht van eiseres, indien de auto ten tijde van die executoriale handelingen (nog steeds) deel uitmaakte van die nalatenschap.
Weliswaar staat tussen partijen vast dat de auto eigendom van [echtgenoot] was toen hij in maart 2003 kwam te overlijden, zodat de auto toen deel uitmaakte van zijn nalatenschap, maar daarmee is nog niet aangetoond dat de auto ook nog ten tijde van de (eerste) executoriale beslaglegging c.q. de executoriale verkoop van 3 mei 2006 deel uitmaakte van die nalatenschap. Tegenover het feitelijk verblijf van de auto buiten de macht van eiseres sedert maart 2003, de koopverklaring tussen [X.] en [Y.] van 20 juni 2005 en de tenaamstelling van het kenteken en de verzekering van de auto op naam van Dubbeldam, beide per 5 juli 2005, heeft eiseres geen bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat de auto nog in november 2005 deel uitmaakte van de nalatenschap van [echtgenoot].
Nu eiseres het rechtsgevolg inroept van haar, aldus door de Belastingdienst gemotiveerd betwiste, stelling dat de auto nog in november 2005 c.q. mei 2006 deel uitmaakte van de nalatenschap van [echtgenoot], draagt eiseres ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast van die stelling.
De rechtbank zal eiseres tot het leveren van dat bewijs toelaten.
4.5
Hangende de bewijslevering bedoeld in overwegingen 4.3.1 (eventueel 4.3.2) en 4.4 zal de rechtbank elke verdere beslissing aanhouden.
5 De beslissing
De rechtbank,
laat eiseres toe te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit blijkt:
(a) dat, respectievelijk: tot in hoeverre, eiseres als gerechtigde tot de nalatenschap van [echtgenoot] gerechtigd is om haar onderhavige vorderingen in eigen naam in te stellen (zie rov. 4.3.1 en 4.3.2);
(b) dat de auto ten tijde van de executoriale beslagleggingen van november 2005, respectievelijk de executoriale verkoop van mei 2006 deel uitmaakte van de nalatenschap van [echtgenoot] (zie rov. 4.4);
bepaalt dat indien eiseres dat bewijs wil leveren door getuigen:
(a) deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. W.P. Sprenger; en
(b) de procureur van eiseres binnen vier weken na de datum van dit vonnis opgave moet doen van de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de maanden maart tot en met mei 2008, opdat aan de hand daarvan dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1928