ECLI:NL:RBROT:2008:BC4972

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
FT 08-133
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot een voorlopige voorziening, ingediend door verzoeker A, wonende te B. Verzoeker vroeg om schorsing van de openbare verkoop van zijn woning, die gepland stond op dezelfde dag om 16:30 uur. De rechtbank oordeelde dat verzoeker voldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang, waardoor hij ontvankelijk was in zijn verzoek.

Verzoeker had in april 2005 een scheiding ondergaan en was sindsdien verplicht om circa € 750,00 per maand aan alimentatie te betalen. In december 2006 had hij zijn hypotheek gewijzigd, wat leidde tot een verhoging van zijn maandlasten van € 485,00 naar € 953,00. Vanaf medio april 2007 had verzoeker zijn hypotheekverplichtingen niet meer nagekomen, wat resulteerde in de aanzegging van de openbare verkoop van zijn woning. Verzoeker had zich op 15 februari 2008 tot een schuldhulpverlenende instantie gewend, maar er was nog geen minnelijk traject gestart.

De rechtbank overwoog dat de hypotheekhouder rechtmatig gebruik maakte van het recht van parate executie, aangezien verzoeker zijn verplichtingen niet was nagekomen. De belangen van de hypotheekhouder, die de overeenkomst rechtsgeldig had opgezegd, wogen zwaarder dan die van verzoeker. De rechtbank concludeerde dat er geen misbruik van bevoegdheid door de hypotheekhouder was aangetoond en dat de afwijzing van het verzoek tot voorlopige voorziening gerechtvaardigd was. De beslissing werd genomen door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, lid van de enkelvoudige kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Rekestnummer: FT 08/133
Vonnis van 20 februari 2008
in de zaak van
A,
wonende te B,
verzoeker,
is op 18 februari 2008 door verzoeker tegelijk met het verzoek tot toepassing tot de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het geven van een voorlopige voorziening bij voorraad.
De gevraagde voorlopige voorziening houdt het volgende in:
- een schorsing van de openbare verkoop op 20 februari 2008 te 16:30 uur van de woning van verzoeker.
Hoewel de C Bank te D, als hypotheekhouder is opgeroepen om ter zitting van 19 februari 2008 te verschijnen, is zij niet verschenen.
2. Beoordeling
Onderhavig verzoek dient getoetst te worden aan de in artikel 287, lid 4, Faillissementswet gestelde criteria.
Nu verzoeker met bescheiden heeft aangetoond dat de openbare verkoop van de woning op 20 februari 2008 om 16:30 zal plaatsvinden, is naar het oordeel van de rechtbank in eerste instantie voldoende aangetoond dat sprake is van een spoedeisend belang.
In zoverre is verzoeker ontvankelijk.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting van 19 februari 2008 is gebleken dat verzoeker in april 2005 is gescheiden en dat aan verzoeker een alimentatieverplichting van circa € 750,00 per maand is opgelegd. In december 2006 heeft verzoeker, terwijl hij op dat moment voor langere tijd een uitkering op grond van de Ziektewet ontving, de hypotheek op zijn woning gewijzigd waardoor zijn hypotheekmaandlasten zijn verhoogd van € 485,00 tot € 953,00.
Uit de brief d.d. 13 december 2007 van de C Bank kan worden afgeleid dat verzoeker vanaf medio april 2007 zijn uit de (verhoogde) hypotheek voortvloeiende aflossingsverplichtingen niet meer is nagekomen.
Verzoeker heeft verklaard dat hij aan de hypotheekhouder verschillende malen telefonisch betalingsregelingen heeft voorgesteld doch dat hij daar nimmer enige reactie op heeft ontvangen.
Verzoeker heeft zich zeer recent, op 15 februari j.l. tot de schuldhulpverlenende instantie gewend. Een minnelijk traject is niet gestart als gevolg van de bij exploot van 18 januari 2008 aangezegde openbare verkoop van de woning van verzoeker, tegen 20 februari 2008 te 16:30 uur.
Verder heeft verzoeker verklaard dat hij geen bezwaar maakt tegen de verkoop van de woning doch wel tegen de wijze waarop die verkoop zal plaatsvinden en dat hij de gelegenheid wil krijgen om vervangende woonruimte te vinden.
De rechtbank dient een belangenafweging te maken tussen enerzijds de belangen van verzoeker en anderzijds de belangen van de hypotheekhouder die gebruik maakt van het recht tot parate executie.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat verzoeker de spoedeisendheid van zijn verzoek tot een voorlopige voorziening door voortgaande nalatigheid zelf in de hand heeft gewerkt. Immers de problemen met het (niet) nakomen van de hypotheekverplichtingen dienden zich in april 2007 aan terwijl verzoeker zich eerst enige dagen geleden bij de schulphulpverlening heeft aangemeld. Voorts is van belang dat er vooralsnog geen sprake is van een acuut dreigende uithuiszetting.
Nu niet bestreden is dat de hypotheekhouder de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd en verzoeker tot aan de zitting van 19 februari 2008 heeft nagelaten de vordering van de hypotheekhouder te voldoen is de hypotheekhouder gerechtigd om gebruik te maken van het recht van parate executie.
Van misbruik van bevoegdheid door de hypotheekhouder is derhalve niet gebleken.
Gelet op alle omstandigheden van dit geval is de rechtbank van oordeel dat de belangen van de hypotheekhouder die rechtmatig gebruik maakt van het recht van parate executie zwaarder moeten wegen dat de belangen van verzoeker.
De verzochte voorlopige voorziening zal dan ook worden geweigerd.
Op het verzoek tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling zal separaat worden beslist. De datum waarop dit verzoek zal worden behandeld, wordt verzoeker op korte termijn kenbaar gemaakt.
3. Beslissing
De rechtbank
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, lid van de enkelvoudige kamer, en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2008, in tegenwoordigheid van
de griffier.