ECLI:NL:RBROT:2008:BC4111
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.W. Vogels
- Rechtspraak.nl
Relatieve werking van betalingen in weerwil van derdenbeslag in faillissement
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 januari 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Technische Unie B.V. en Imtech Utiliteit West B.V. De zaak betreft de vraag of Imtech onrechtmatig heeft gehandeld door betalingen aan de failliete Loodgieters- en Installatiebedrijf A. van der Sluis B.V. te verrichten, ondanks het feit dat er conservatoir beslag was gelegd door Technische Unie. Technische Unie had op 10 oktober 2006 beslag gelegd op de gelden die Imtech onder zich had van Van der Sluis, maar Imtech heeft na de beslaglegging betalingen verricht aan Van der Sluis. Van der Sluis werd op 24 oktober 2006 failliet verklaard. Technische Unie vorderde vergoeding van de door Imtech verrichte betalingen, stellende dat deze betalingen in weerwil van het beslag waren gedaan en derhalve onrechtmatig waren. Imtech verweerde zich door te stellen dat er geen nieuwe rechtsverhouding was ontstaan en dat Technische Unie geen executoriale titel had om betaling af te dwingen.
De rechtbank overwoog dat de betalingen door Imtech aan Van der Sluis in weerwil van het beslag niet tegen Technische Unie konden worden ingeroepen, omdat deze betalingen relatief nietig waren. De rechtbank oordeelde dat Technische Unie niet kon afdwingen dat Imtech de betalingen aan haar zou doen, omdat er geen executoriale titel was. De rechtbank concludeerde dat Technische Unie onvoldoende had aangetoond dat Imtech onrechtmatig had gehandeld en dat er geen schade was geleden. De vordering van Technische Unie werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Imtech.
De uitspraak benadrukt de werking van de artikelen 33 Fw en 475h Rv in het kader van faillissement en derdenbeslag, en de gevolgen van betalingen die in weerwil van een beslag zijn verricht. De rechtbank bevestigde dat een derde-beslagene die in weerwil van een beslag betaalt, niet onrechtmatig handelt jegens de beslaglegger, omdat de betaling voor de beslaglegger van onwaarde is.