ECLI:NL:RBROT:2008:BC4034
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.N. van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Internationaal bevoegdheidsincident inzake aansprakelijkheid van een wegvervoerder op grond van de CMR
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de vraag centraal of de rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van een vordering van Vreugdenhil tegen KE, in het kader van een internationaal bevoegdheidsincident. De vordering van Vreugdenhil was gericht op het vaststellen dat zij niet aansprakelijk was voor schade die was ontstaan tijdens het vervoer van televisietoestellen, en dat haar aansprakelijkheid beperkt was tot de in de CMR genoemde limieten. De zaak was complex door een aanhangige procedure in Duitsland, die betrekking had op hetzelfde voorval. De rechtbank diende te beoordelen welke procedure het eerst aanhangig was gemaakt, in het licht van de regels omtrent litispendentie zoals vastgelegd in artikel 31 lid 2 van de CMR en de EEX-Verordening.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van gedaagde, KE, binnen het rechtsgebied van de rechtbank ligt, waardoor de rechtbank in beginsel bevoegd is. Echter, de rechtbank moest ook rekening houden met de Duitse procedure die eerder aanhangig was gemaakt. Vreugdenhil stelde dat de Duitse procedure later was ingediend dan de onderhavige procedure, maar KE betwistte dit. De rechtbank heeft besloten om de zaak aan te houden en de partijen te verzoeken om zich uit te laten over de volgorde van de aanhangige procedures. De beslissing over de bevoegdheid werd aangehouden, evenals verdere beslissingen in het aanhoudingsincident. De uitspraak werd gedaan op 9 januari 2008 door de enkelvoudige kamer van de rechtbank.