Zaak-/rolnummer: 298399 / KG ZA 07-1192
Uitspraak: 31 januari 2008
VONNIS in kort geding in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser]
gevestigd te Tiel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. T.A. Vermeulen,
advocaat mr. G.A.M.F. Galjé-Deckers,
de besloten vennootschap [gedaagde]
gevestigd te Hellevoetsluis,
gedaagde sub 1 in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. M. Büchner,
advocaat mr. M. Stol,
[gedaagde 2],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
gedaagde sub 2 in conventie,
niet verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “[gedaagde]” en “[gedaagde 2]”.
1 Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 17 december 2007;
- pleitnotities en producties van mr. Galjé-Deckers;
- pleitnota tevens houdende eis in reconventie en producties van mr. Stol.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 17 januari 2008.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
In dit kort geding wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 [eiser] en [gedaagde 2] hebben een overeenkomst tot koop en verkoop gesloten met betrek-king tot een Ford Mondeo met kenteken [kenteken]. De kooprijs bedroeg € 43.450,--. Op het ter zake door beide partijen op 27 juli 2007 ondertekende orderformulier staat linksboven:
“Hiermede verklaart klant van verkoper (behoudens goedkeuring directie) met inachtne-ming van de verkoopvoorwaarden te hebben gekocht een auto:”
Onderaan het orderformulier staat (voor zover hier relevant):
“..Op al onze transacties zijn de BOVAG-standaarbepalingen van toepassing, welke staan vermeld op de achterzijde.”
2.2 Artikel 18 van de BOVAG-bepalingen luidt:
“artikel 18 – Eigendomsvoorbehoud
De geleverde auto blijft eigendom van de verkoper zolang de koper al hetgeen hij op grond van de koopovereenkomst is verschuldigd niet ten volle heeft voldaan.
Zolang de auto niet in eigendom op de koper is overgegaan, is de koper verplicht deze voor zijn rekening W.A. + casco te verzekeren en doen onderhouden.
De verkoper zal tot generlei vrijwaring van de koper voor diens aansprakelijkheid als hou-der van de auto gehouden zijn. Anderzijds vrijwaart de koper de verkoper voor aanspraken, die derden op de verkoper zouden mogen hebben en die in verband kunnen worden gebracht met het gemaakte eigendomsvoorbehoud.”
2.3 Nadat [gedaagde 2] aan [eiser] had verklaard de koopprijs te hebben betaald, heeft [eiser] de auto op 5 oktober 2007 aan [gedaagde 2] geleverd, die deze heeft aanvaard en op naam van zijn toenmalige partner [partner ] heeft laten overschrijven. [gedaagde 2] had de koopprijs echter niet voldaan.
2.4. Per brief van 15 november 2007 aan [gedaagde 2] heeft [eiser] de in 2.1 bedoelde overeen-komst ontbonden omdat [gedaagde 2], ondanks sommatie daartoe, de koopprijs nog immer niet had voldaan.
2.5 [gedaagde] is de ex-werkgever van [gedaagde 2]. Op 13 november 2007 zijn [gedaagde] als schuldeiser en [gedaagde 2] als schuldenaar (onder meer overeengekomen):
“1. Dat de schuldeiser een geldlening verstrekt heeft van € 9.000,-- aan de schuldenaar;
…
4. Als onderpand voor het verstrekken van de lening zal aan schuldeiser, door over-schrijving van de eigendomspapieren, worden verstrekt een Ford Mondeo personen-auto met het kenteken [kenteken];
5. Indien de schuldenaar de afgesproken voorwaarden nakomt, na betaling van de laats-te aflossingstermijn met de daarbij verschuldigde rente, dan zal schuldeiser de eigen-domspapieren, middels overschrijving weer overdragen aan schuldenaar.
Indien de schuldenaar de overeenkomst niet nakomt heeft schuldeiser het recht om het onderpand te verkopen.”
2.6 Op 14 november 2007 heeft [eiser] de auto bij [gedaagde 2] opgehaald. De auto stond in-middels op naam van [gedaagde]. De kentekenpapieren van de auto en de reservesleutel bevinden zich thans nog bij [gedaagde].
2.7 Volgens een GBA-uittreksel, gedateerd 20 november 2007, heeft [gedaagde 2] zich op 19 ok-tober 2007 uit Nederland laten uitschrijven en is hij naar Groot-Brittannië vertrokken.
3. Het geschil in conventie
[eiser] vordert dat het de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, rechtsprekend in kort geding, moge behagen, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
I [gedaagde] te veroordelen tot het meewerken aan de overschrijving van de auto op naam van [eiser] en tot het afgeven van alle papieren en sleutels die behoren bij de auto aan [eiser];
II [gedaagde 2] te veroordelen (de gevolgen van) het vonnis te gedogen;
III alles op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat [gedaagde] en [gedaagde 2] nalaten (tijdig) hun medewerking te verlenen aan het sub I en II gevorderde;
IV [gedaagde] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan haar vordering de vol-gende stellingen ten grondslag gelegd.
3.1 Op grond van het eigendomsvoorbehoud was [gedaagde 2] niet gerechtigd de auto te verpan-den. Bovendien kon [gedaagde 2] de auto niet verpanden nu deze niet op zijn naam stond.
3.2 Er is sprake van een eigendomsoverdracht tot zekerheid; een dergelijke constructie is nietig ingevolge artikel 3:84 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”).
3.3 Voor zover er sprake zou zijn van een geldige verpanding, dan kan er slechts een stil of bezitloos pandrecht zijn, omdat de auto niet in de macht van [gedaagde] is gesteld. [gedaagde] is daarom niet beschermd.
3.4 Ook al zou er een geldige verpanding zijn, dan kan [gedaagde] zich niet voor méér dan zijn vordering verhalen op de auto. De opgevoerde posten voor de vordering van [g[gedaagde] zijn uiterst dubieus.
3.5 [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop in het kader van de beoorde-ling - voor zover nodig - zal worden ingegaan.
4 Het geschil in reconventie
[gedaagde] vordert dat het de voorzieningenrechter moge behagen, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen tot afgifte op straffe van het ver-beuren van een dwangsom.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [gedaagde] aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde 2] in gebreke is met zijn aflossingsverplichtingen; [gedaagde] vordert derhalve als pandhouder afgifte van de verpande zaak.
Het verweer van [eiser] ligt besloten in haar stellingen in conventie.
5 De beoordeling
In conventie en in reconventie
5.1 [eiser] heeft gesteld te vrezen voor eigenrichting door [gedaagde] en escalatie in het pand van zijn onderneming waar wellicht ook klanten en werknemers bij zullen zijn. Daar-naast heeft [eiser] gesteld dat het van groot belang is duidelijkheid te verkrijgen in de rechtsposities omdat de auto thans onverkoopbaar is. Gelet op een en ander is het spoedei-send belang bij de gevraagde voorzieningen gegeven.
5.2 De bij de wet voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen en de termijn, [gedaagde 2] tussen de dagvaarding en de dag der terechtzitting gelaten, was voldoende om te kunnen verschijnen. Derhalve zal verstek tegen [gedaagde 2] worden verleend.
5.3 De stelling van [gedaagde] dat door [eiser] niet voldaan is aan de plicht tot terhand-stelling van de BOVAG- voorwaarden omdat deze niet leesbaar zijn, wordt gepasseerd. Nog daargelaten dat [gedaagde] geen rechtsgevolg aan zijn stelling heeft verbonden, is er im-mers niet van een zodanig klein lettertype gebruik gemaakt dat de voorwaarden met het blo-te oog niet leesbaar zijn.
Dit betekent is dat er naar voorlopig oordeel in dit kort geding van wordt uitgegaan dat op de in 2.1 bedoelde overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde 2] de BOVAG-voorwaarden van toepassing zijn en dat [eiser] zich ten tijde van de levering van de auto aan [gedaagde 2] de ei-gendom van de auto heeft voorbehouden conform artikel 18 van deze voorwaarden totdat [gedaagde 2] aan zijn verplichtingen jegens [eiser] (betaling van de koopprijs) zou hebben vol-daan. Voorts gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat [gedaagde 2], ondanks het gegeven dat hij de auto direct op naam van zijn toenmalige partner heeft laten zetten, het kenteken deel II (het overschrijvingsbewijs) behouden heeft; hij heeft dit immers vervolgens aan [gedaagde] ter hand gesteld.
5.4 Gelet op bedoeld eigendomsvoorbehoud is [gedaagde 2] geen eigenaar geworden van de au-to; hij is deze na de levering aan hem slechts gaan houden voor [eiser]. Aldus was hij - naar voorshands wordt aangenomen - in beginsel niet bevoegd de auto te verpanden zonder toestemming van [eiser]. Dat toestemming zou zijn verleend, is niet gesteld of gebleken.
Desalniettemin kan de vestiging van het pandrecht ten behoeve van [gedaagde] geldig zijn, namelijk indien voldaan is aan de in artikel 3:238 lid 1 BW opgenomen criteria. Dit artikel luidt (voor zover hier relevant):
“Ondanks onbevoegdheid van de pandgever is de vestiging van een pandrecht op een roe-rende zaak (..) geldig, indien de pandhouder te goeder trouw is op het tijdstip waarop de zaak (..) in zijn macht of in die van een derde is gebracht.”
5.5 De vraag die thans beantwoord dient te worden, is of de auto in de macht van [gedaagde] of een derde gebracht als bedoeld in artikel 3:238 lid 1 BW. Dit vereiste is een uitvloei-sel van het publiciteitsbeginsel, de kenbaarheid van de zekerheidsstelling. De handeling “in de macht brengen” is te vergelijken met de levering van een roerende zaak die wordt vol-tooid door bezitsverschaffing. Bezitsverschaffing vindt plaats door de verkrijger de macht te verschaffen die de vervreemder over de zaak kon uitoefenen.
5.6 Tussen partijen is in confesso dat de auto op naam van [gedaagde] is gezet en dat [gedaagde] in het bezit is gesteld van het kentekenbewijs II en een reservesleutel. Voorts is in confesso dat [gedaagde 2] steeds de beschikking over de auto heeft gehouden en in de auto is blijven rijden (totdat deze op 14 november 2007 door [eiser] bij hem werd opgehaald).
5.7 De macht van [gedaagde 2] over de auto bestond dus niet alleen uit het in het bezit hebben van de autopapieren (althans het overschrijvingsbewijs), maar ook uit het hebben van de be-schikking over de auto zelf. Aldus heeft [gedaagde] minder macht over de auto verkregen dan [gedaagde 2] had.
5.8 Het voorgaande leidt er toe dat alleen het verstrekken van het overschrijvingsbewijs en de wijziging van de tenaamstelling van de auto, terwijl de beschikking over de auto zelf is achtergebleven bij [gedaagde 2], naar voorlopig oordeel niet voldoende is om aan te kunnen ne-men dat er sprake is van bezitsverschaffing van de auto aan [gedaagde] en derhalve even-min van het “in de macht brengen” als bedoeld in artikel 3:238 lid 1 BW. Dat de auto in de macht van een derde als bedoeld in genoemd artikel is gebracht, is niet gesteld of gebleken.
Dit betekent dat geen geldig pandrecht is gevestigd op de auto. [gedaagde] kan zich dan ook niet uit dien hoofde verzetten tegen de vorderingen van [eiser]. Het antwoord op de vraag of [gedaagde] al dan niet te goeder trouw was in de zin van artikel 3:238 lid 1 BW kan gelet hierop in het midden blijven.
5.9 Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] in conventie, voor zover gericht tegen [gedaagde], zullen worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum weergegeven. Nu de vorderingen van [eiser] in conventie, voor zover gericht tegen [gedaagde 2], niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zijn ook deze voor toewijzing vatbaar zoals in het dictum weer-gegeven. De te verbeuren dwangsommen zullen worden gemaximeerd.
5.10 In het vorenoverwogene ligt besloten dat de vordering in reconventie zal worden afge-wezen.
5.11 Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht kan, als niet ter zake doende, onbesproken blijven.
5.12 [gedaagde 2] en [gedaagde] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten in conventie worden veroordeeld. [gedaagde] zal in de kosten in reconventie worden veroor-deeld, welke kosten - gelet op de samenhang met de procedure in conventie - op nihil zullen worden gesteld.
6 De beslissing
De voorzieningenrechter,
In conventie:
verleent verstek tegen [gedaagde 2];
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis mee te wer-ken aan de overschrijving van de auto op naam van [eiser] en tot het afgeven van alle pa-pieren en sleutels die behoren bij de auto aan [eiser], een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat [gedaagde] nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van
€ 50.000,--;
veroordeelt [gedaagde 2] (de gevolgen van) de overschrijving van de auto op naam van [eiser] en tot het afgeven van alle papieren en sleutels die behoren bij de auto aan [eiser] door [gedaagde] te gedogen, op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat [gedaagde 2] nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maxi-mum aan te verbeuren dwangsommen van € 50.000,--;
veroordeelt [gedaagde] en [gedaagde 2] in de kosten in conventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op € 321,85 aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie:
wijst af de vordering van [gedaagde];
veroordeelt [gedaagde] in de kosten in reconventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Kalmthout, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
1775/676