ECLI:NL:RBROT:2007:BC4213
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewijswaardering bij dwaling en beëindiging overeenkomst
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2007, staat de bewijswaardering centraal met betrekking tot een geschil tussen ADT Security Services B.V. en de gedaagde, h.o.d.n. 'Shoarmaland & Snacks'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft kunnen aantonen dat er sprake was van dwaling bij het sluiten van de overeenkomst met ADT. De gedaagde stelde dat hij verkeerde informatie had ontvangen van ADT, wat leidde tot een misverstand over de voorwaarden van de overeenkomst. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat, hoewel de gedaagde een verkeerde voorstelling van zaken had, er onvoldoende bewijs was dat deze dwaling het gevolg was van onjuiste inlichtingen van ADT. De getuigenverklaringen ondersteunden de stelling van de gedaagde dat hij niet goed begreep wat de overeenkomst inhield, maar bewezen werd niet dat ADT opzettelijk verkeerde informatie had verstrekt.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de gedaagde niet kon aantonen dat de overeenkomst met wederzijds goedvinden was beëindigd. De getuigen die aanwezig waren bij de beëindiging van de overeenkomst gaven geen bevestiging dat deze daadwerkelijk was beëindigd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor de beëindiging van de overeenkomst en dat de gedaagde dus gehouden bleef aan de betalingsverplichtingen die voortvloeiden uit de overeenkomst.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens aangehouden voor verdere beoordeling, waarbij partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over het gerechtvaardigd vertrouwen dat ADT mogelijk had in de geldigheid van de overeenkomst. Dit aspect was nog niet eerder aan de orde gekomen in het proces. De rechtbank heeft de verdere beslissingen aangehouden in afwachting van de akte van ADT en de reactie van de gedaagde hierop.