ECLI:NL:RBROT:2007:BC4035

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
282104 / HA ZA 07-981
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederzijdse dwaling bij verkoop van een auto met onjuiste kilometerstand

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 december 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de verkoop van een Mercedes C220 Diesel. [eiser] verkocht de auto op 19 mei 2006 aan [gedaagde] voor € 10.000, waarbij [gedaagde] een aanbetaling van € 1.000 deed. Na de verkoop bleek dat de kilometerstand van de auto onjuist was, wat leidde tot een geschil over de koopovereenkomst. [gedaagde] heeft de koopovereenkomst op 25 september 2006 vernietigd, omdat zij meende dat de auto niet in goede staat verkeerde en dat er met de kilometerstand was geknoeid. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van wederzijdse dwaling, omdat beide partijen op een onjuiste voorstelling van zaken waren gebaseerd. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] de auto niet had kunnen teruggeven, omdat zij deze had ingeruild. Hierdoor was [gedaagde] tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de koopovereenkomst. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 1.000 aan [eiser], vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 oktober 2006. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van correcte informatie bij de verkoop van voertuigen en de gevolgen van dwaling in koopovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 282104 / HA ZA 07-981
Uitspraak: 19 december 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Turkije,
te dezer zake domicilie kiezende te Rotterdam ten kantore van zijn advocaat,
eiser,
procureur mr. N. Lagerweij,
advocaat mr. N. de Vos te Rotterdam,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Hoek van Holland,
gedaagde,
procureur en advocaat mr. I. Correljé.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 27 maart 2007 en de door [eiser] overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 4 juli 2007, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- brief van mr. Correljé van 25 september 2007, met bijlagen;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 2 oktober 2007;
- brief van mr. Lagerweij van 26 oktober 2007, met bijlage.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 Op 19 mei 2006 heeft [eiser] aan [gedaagde] een Mercedes C220 Diesel (hierna: Mercedes) uit 1997 verkocht voor een koopprijs van € 10.000,--.
2.2 [gedaagde] heeft een aanbetaling verricht van € 1.000,--.
2.3 De Mercedes is op 8 september 2006 door de ANWB gekeurd. In het naar aanleiding daarvan opgemaakte rapport staat onder ‘opmerkingen’ vermeld:
“Volgens NAP is de km stand onlogisch:
Op dd. 12-02-2003 was de km stand 240193.
Op dd. 20-08-2003 was de km stand 141984.”
2.4 In de met betrekking tot de Mercedes afgegeven RDW keuringsrapporten staan de volgende kilometerstanden vermeld:
datum afgifte rapport kilometerstand
14 augustus 2002 221506
20 augustus 2003 141984
11 april 2005 170834
18 april 2006 183947
2.5 Bij brief van 25 september 2006 heeft [gedaagde] aan [eiser] – voor zover van belang – het volgende bericht:
“We willen terugkomen op de koopovereenkomst die wij met jou hebben gesloten (…).
(…)
Reden dat wij terugkomen op de koop is het volgende: Na enkele grote en onverwachte reparaties, totaal ten bedrage van € 1.372,69, hebben wij gemeend een Totaalkeuring door de ANWB te moeten laten uitvoeren. Uit dit rapport is gebleken dat de auto (…):
• op 12-02-2003 een kilometerstand aangaf van 240.193;
• op 20-08-2003 een kilometerstand aangaf van 141.984.
Dat betekent dat er geknoeid is met de kilometerstand.
Je zult begrijpen dat wij weinig vertrouwen hebben in deze auto en ons er niet veilig in voelen nu wij weten dat daarmee geknoeid is. Bovendien zouden wij nooit de aankoop van een auto met een kilometerstand van 291.500 (het waarschijnlijke aantal reële kilometers) hebben overwogen.
Formeel (juridisch) leidt het bovenstaande tot geen andere conclusie dan dat de koop nietig is omdat onze beslissing op basis van onjuiste informatie is genomen.
Kortom de auto willen wij per direct teruggeven. Aangezien jij er geen behoefte aan hebt om deze auto terug te nemen (n.a.v. het feit dat de koop nietig is), gaan we er van uit dat je onze conclusie deelt ten aanzien van het ANWB-rapport, op basis waarvan de auto ten tijde van de koop ten hoogste € 2.000,- waard is geweest.
Dat wil zeggen dat we het als volgt geregeld hebben:
Auto rijklaar maken € 1.372,69
Reeds aanbetaald € 1.000,-
Verkoopwaarde - € 2.275,- (waarde d.d. 25 september)
Resteert - € 97,69
Wij verzoeken jou dit restbedrag binnen 30 dagen naar ons over te maken (…).”
2.6 Bij brief van 29 september 2006 heeft [eiser] aan [gedaagde] – voor zover van belang – het volgende bericht:
“Op 19-5-06 heb je mijn auto gekocht (…) voor het afgesproken bedrag van 10.000 Euro. Je hebt mij één keer een bedrag overgemaakt (…) van 1000 Euro. Er staat dus nog 9000 Euro open. (…) Door middel van deze brief, maan ik je dan ook aan, om het gehele bedrag aan mij over te maken (…) binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief.”
2.7 Bij brief van 2 november 2006 heeft mr. Salden namens [eiser] aan
[gedaagde] – voor zover van belang – het volgende bericht:
“Cliënt heeft ons uw brief van 25 september 2006 ter hand gesteld. Hierbij geef ik u namens cliënt zijn reactie.
(…)
Voorts meldt u af te zien van de koopovereenkomst (…). Ook deelt u mede deze auto op 25 september 2006 te hebben doorverkocht aan garage P.A. van der Kooij Westland BV (…) voor € 2.275,-. Daarbij was uw uitgangspunt de verwachting dat mijn cliënt de auto toch niet meer terug zou willen en dat hij het eens zou zijn met de conclusies van het ANWB rapport dat de auto niet meer dan € 2.000,- waard zou zijn.
Onze cliënt bestrijdt ten enenmale dat dit uitgangspunt ook het zijne zou zijn. Bij een eenzijdig ontbonden koopovereenkomst dient u als ontbinder direct het goed waarvoor de koopovereenkomst is gesloten, in dezelfde staat als dat u het heeft ontvangen, te retourneren aan de verkoper. Deze zal de aankoopprijs, voor zover door u voldaan, dan direct naar u restitueren. Mijn cliënt is daarbij bereid het bedrag voor de onverwachte reparaties (…) in mindering te brengen op het met u overeengekomen aankoopbedrag van € 10.000,-.
Aangezien u deze auto – zonder medeweten of goedkeuring van onze cliënt – op 25 september 2006 heeft doorverkocht (…), maan ik u TERSTOND het resterende verschuldigde bedrag aan hem te voldoen.
Uw schuld aan de heer Haalmeijer bedraagt thans:
Overeengekomen prijs voor de Mercedes (…) € 10.000,-
Aanbetaling (…) € 1.000,-
Reparaties (…) € 1.372,69
TOTAAL € 7.627,31”
2.8 Bij brief van 24 november 2006 heeft [gedaagde] aan mr. Salden – voor zover van belang – het volgende bericht:
“Op 19 mei 2006 hebben wij een auto van de heer W.E.F.M. Haalmeijer gekocht (…). Binnen 14 dagen ontdekten wij dat er meer gebreken waren dan wij gegeven de informatie bij de koop mochten verwachten. (…)
Wij hebben mijn oom Haalmeijer hierover herhaaldelijk telefonisch benaderd. Tevens hebben wij hem op de hoogte gesteld van de op dat moment door ons geconstateerde gebreken en kosten. Ook hebben wij gezegd dat de auto teruggenomen moest worden (…). (…)
Ondanks onze herhaalde verzoeken om de auto terug te nemen volhardde hij in zijn eis om betaling en weigerde hij de auto terug te nemen.
(…) Aangezien (…) wij een degelijke auto nodig hebben voor woon-/werkverkeer zagen wij ons genoodzaakt de Mercedes (…) in te ruilen voor een betrouwbaar vervoermiddel. Dit hebben wij in de brief van 25 september 2006 aan mijn oom medegedeeld. (…)
Ten tijde van de koop van deze auto mochten wij verwachten dat het aantal gereden kilometers dat op de teller stond, overeenkwam met de werkelijkheid. De prijs van de auto en ons besluit die te accepteren was daarop gebaseerd.”
2.9 Bij brief van 12 februari 2007 heeft mr. De Vos namens [eiser] aan
[gedaagde] – voor zover van belang – het volgende bericht:
“U hebt (…) aangegeven de koopovereenkomst, gezien de vermeende gebreken die cliënt overigens betwist, te ontbinden. Rechtsgevolg tot ontbinding impliceert dat de ontvanger verplicht is tot teruggave van de ontvangen prestatie. U had de auto dus terug dienen te geven in de staat waarin deze zich bij ontvangst bevond. Ondanks deze teruggaafverplichting hebt u de auto ingeruild (…). Kennelijk heeft u afstand gedaan van de door u ingeroepen ontbinding. U bent derhalve gehouden de overeengekomen koopsom voor de auto te voldoen aan cliënt.
Namens cliënt verzoek ik u en voor zover nodig sommeer ik u het bedrag van € 9.000,-- binnen 7 dagen na heden te voldoen (…).
(…)
De inhoud van deze brief geldt als een ingebrekestelling althans dient als een ingebrekestelling te worden beschouwd.”
3 De vordering
De vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis aan [eiser] een bedrag van € 9.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2006, althans vanaf 20 februari 2007, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening te voldoen;
Subsidiair: te bepalen dat in plaats van de vernietiging de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het door [eiser] geleden nadeel worden gewijzigd en [gedaagde] derhalve te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis een bedrag van € 9.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2006, althans vanaf 20 februari 2007, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening aan [eiser] te voldoen;
Meer subsidiair: [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis aan [eiser] een bedrag ad € 9.000,-- te voldoen op grond van ongerechtvaardigde verrijking, dan wel ex artikel 6:210 BW, nu [gedaagde], gezien de ingeroepen nietigheid en nu de ingetreden gevolgen van deze ingeroepen vernietigbaarheid niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt en aan de vernietiging dus geheel zijn werking dient te worden ontzegd, onbillijk is bevoordeeld en [eiser] wordt benadeeld;
Primair en (meer) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van deze
Subsidiair: procedure.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 [gedaagde] heeft niet de koopprijs van € 10.000,-- aan [eiser] voldaan. Zij heeft slechts een aanbetaling verricht van € 1.000,--. Mitsdien is sprake van een (toerekenbaar) tekortschieten in de nakoming van de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen (wanprestatie).
3.2 [gedaagde] is diverse malen verzocht c.q. gesommeerd om tot betaling van het restant van de koopprijs over te gaan, doch heeft hieraan geen gevolg gegeven. Mitsdien is zij in gebreke en in verzuim.
3.3 [gedaagde] heeft bij brief van 25 september 2006 de vernietiging van de koopovereenkomst ingeroepen maar kennelijk hiervan afstand gedaan, nu zij geen gevolg heeft gegeven aan het aan de vernietiging verbonden rechtsgevolg, inhoudende de gehoudenheid tot teruggave van de Mercedes in de staat waarin deze zich bij ontvangst bevond.
3.4 [gedaagde] is primair gehouden tot nakoming van de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichting, inhoudende betaling van de koopprijs, over te gaan. Haar komt geen beroep op dwaling toe nu geen sprake is van één van de onder sub a, b of c van artikel 6:228 BW genoemde omstandigheden. De Mercedes verkeerde ten tijde van de verkoop in goede staat. De kilometerstand was op dat moment 191.500. Toen [eiser] de Mercedes kocht, was de kilometerstand circa 140.000. [eiser] betwist dat er met de kilometerstand van de Mercedes is geknoeid, althans weet daar niets van af. Gezien de gedane aanbetaling dient [gedaagde] nog een bedrag van € 9.000,-- aan
[eiser] te voldoen.
3.5 Subsidiair – indien en voor zover sprake is van dwaling die de vernietiging van de koopovereenkomst rechtvaardigt – is [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 6:230 lid 2 BW (of welk ander artikel dan ook) gehouden een bedrag van € 9.000,-- aan
[eiser] te voldoen. Nu [gedaagde] de Mercedes heeft ingeruild kan zij geen gevolg meer geven aan het aan de vernietiging verbonden rechtsgevolg, inhoudende de gehoudenheid tot teruggave van de Mercedes in de staat waarin deze zich bij ontvangst bevond. Het nadeel dat [eiser] dientengevolge lijdt is gelijk aan de koopprijs van de Mercedes minus de gedane aanbetaling en bedraagt derhalve € 9.000,--. Nu [gedaagde] de Mercedes heeft ingeruild en daarnaast nog een bedrag van € 2.275,-- heeft ontvangen, heeft zij voordeel genoten bij de inruil.
3.6 Meer subsidiair – indien en voor zover de koopovereenkomst is vernietigd – is
[gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 6:210 BW (of welk ander artikel dan ook) gehouden een bedrag van € 9.000,-- aan [eiser] te voldoen. Nu [gedaagde] de Mercedes heeft ingeruild en de reeds ingetreden gevolgen van die rechtshandeling niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, moet de verplichting tot teruggave van de Mercedes worden omgezet in een verplichting tot waardevergoeding. De te vergoeden waarde is gelijk aan de koopprijs van de Mercedes. Gezien de gedane aanbetaling dient
[gedaagde] een bedrag van € 9.000,-- aan [eiser] te voldoen.
3.7 [eiser] betwist dat hij de Mercedes niet terug heeft willen nemen. Hij betwist voorts dat hij heeft ingestemd met het inruilen van de Mercedes.
3.8 Gezien de inhoud van de brief van 29 september 2006 is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd vanaf 14 oktober 2006. Subsidiar – indien en voor zover voormelde brief niet als een ingebrekestelling kan worden beschouwd – is zij, gezien de inhoud van de brief van 12 februari 2007, wettelijke rente verschuldigd vanaf 20 februari 2007.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. [gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 [gedaagde] betwist enig bedrag aan [eiser] verschuldigd te zijn. De koopovereenkomst is tot stand gekomen onder invloed van bedrog dan wel dwaling en mitsdien terecht vernietigd op 25 september 2006.
4.2 De Mercedes verkeerde ten tijde van de verkoop niet in goede staat. Direct na ontvangst van de Mercedes heeft [gedaagde] al reparaties moeten laten verrichten. Bovendien werd kort na de eerste rit met de Mercedes een loszittende achteras geconstateerd, zijnde een gebrek dat door uitslijting ontstaat en dermate gevaar oplevert dat niet meer met de Mercedes gereden kon worden. [eiser] moet – gelet op de aard en ernst van dit gebrek – geweten hebben van de loszittende achteras.
4.3 Uit het rapport van de ANWB en de RDW keuringsrapporten blijkt dat er met de kilometerstand van de Mercedes is geknoeid. De kilometerstand is minimaal 100.000 km teruggedraaid. Aangezien [gedaagde] de RDW keuringsrapporten na de overschrijving van de Mercedes door [eiser] overhandigd heeft gekregen, moet [eiser], die enkele jaren eigenaar is geweest van de Mercedes, daarvan op de hoogte zijn geweest.
4.4 Naar aanleiding van de brief van 25 september 2006 heeft [eiser] [gedaagde] telefonisch medegedeeld dat hij de Mercedes niet terug wenste en dat zij deze kon verkopen aangezien de Mercedes nog maar zeer weinig waard bleek (€ 2.000,--) en zij inmiddels kosten had moeten maken. [gedaagde] heeft [eiser] vervolgens laten weten dat zij de Mercedes zou inruilen en heeft dat enige dagen later ook daadwerkelijk gedaan.
[gedaagde] betwist dat zij voordeel heeft genoten bij de inruil. Voor de auto waartegen de Mercedes is ingeruild, is de koopprijs betaald. Een deel daarvan is voldaan door inruil van de Mercedes. De inruilwaarde van de Mercedes bedroeg € 2.275,--. Nu [gedaagde] reeds € 1.000,-- heeft aanbetaald en voor een bedrag van € 1.372,96 aan reparaties heeft laten verrichten, is zij [eiser] niets meer verschuldigd.
4.5 Indien niet aan de gevolgen van de vernietiging is voldaan, dient enerzijds [gedaagde] aan [eiser] een gelijkwaardige Mercedes te leveren en anderzijds [eiser] aan [gedaagde] de gedane aanbetaling terug te betalen alsmede de door haar gemaakte reparatiekosten te vergoeden.
5 De beoordeling
5.1 [eiser] heeft zijn vordering primair gebaseerd op de koopovereenkomst, uit hoofde waarvan [gedaagde] gehouden is tot betaling van de koopprijs. [gedaagde] heeft betwist dat zij gehouden is tot betaling van de koopprijs, daartoe stellende dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van bedrog dan wel dwaling.
5.2 Met betrekking tot het beroep op bedrog overweegt de rechtbank het volgende. Voor een geslaagd beroep op bedrog moet vast komen staan dat [eiser] opzettelijk, derhalve willens en wetens, onjuiste mededelingen heeft gedaan dan wel feiten heeft verzwegen die hij verplicht was mede te delen, teneinde [gedaagde] te bewegen tot het aangaan van de koopovereenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd, waaruit een dergelijk opzettelijk misleidend gedrag door [eiser] kan blijken. De rechtbank zal het beroep op bedrog reeds om die reden passeren.
5.3 Met betrekking tot het beroep op dwaling overweegt de rechtbank het volgende.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] afstand heeft gedaan van het recht zich op dwaling te beroepen, nu zij geen gevolg heeft gegeven aan het aan een beroep op dwaling verbonden rechtsgevolg, inhoudende de gehoudenheid tot teruggave van de Mercedes.
De rechtbank begrijpt deze stelling als een beroep op rechtsverwerking. Gelet op het navolgende, slaagt dit beroep niet. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] de Mercedes niet heeft terug gegeven aan [eiser] maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat [eiser] mocht menen dat [gedaagde] jegens hem geen beroep op dwaling meer geldend zou maken. Niet gezegd kan worden dat [gedaagde] door de Mercedes in te ruilen zich jegens [eiser] heeft gedragen op een wijze die onverenigbaar is met het recht zich alsnog op dwaling te beroepen.
5.4 De stelling van [gedaagde] dat de kilometerteller (minimaal) 100.000 kilometer is teruggedraaid en er dus aan de auto is geknoeid, is door [eiser] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. In het bijzonder is de juistheid van het RDW-rapport van 14 augustus 2002 niet betwist, waarin een kilometerstand is vermeld die niet te verenigen is met de kilometerstand ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst. In deze procedure staat derhalve vast dat er met de auto veel meer - circa 100.000 kilometer - is gereden dan aangegeven bij het sluiten van de koopovereenkomst en dat er dus met de auto "geknoeid" is. Niet in geschil is dat [gedaagde] dit niet wist, zodat zij bij het sluiten van de koopovereenkomst van een onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan.
[gedaagde] stelt het vertrouwen in de auto te hebben verloren toen bleek dat ermee geknoeid was, hetgeen werd bevestigd doordat zich al snel gebreken openbaarden. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis hiervan de conclusie gerechtvaardigd dat [gedaagde] bij een juiste voorstelling van zaken de koopovereenkomst niet zou hebben gesloten. Daarbij is tevens in aanmerking genomen dat van algemene bekendheid is dat voor een koper van een auto van wezenlijk belang is dat met de auto niet is geknoeid, met name niet met de kilometerteller, omdat dit het vertrouwen in de auto schaadt en voorts de waarde van de auto beïnvloedt.
5.5 [eiser] heeft betoogd dat hij (evenmin) weet had van het terugdraaien van de kilometerteller. Dit betoog staat evenwel niet in de weg aan een geslaagd beroep op dwaling. Indien [eiser] van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan ten aanzien van de kilometerstand, is in de omstandigheden van dit geval sprake van wederzijdse dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 onder c BW. Er zijn voorts geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan de dwaling voor rekening van
[gedaagde] zou moeten blijven.
5.6 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt het beroep op dwaling. [gedaagde] heeft derhalve op goede gronden wegens dwaling de koopovereenkomst vernietigd door de buitengerechtelijke verklaring van 25 september 2006. De vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop de koopovereenkomst is gesloten. Bijgevolg is [eiser] eigenaar van de Mercedes gebleven en is de gedane aanbetaling ad € 1.000,-- onverschuldigd betaald.
[eiser] heeft ingevolge artikel 6:203 BW een vordering op [gedaagde] tot teruggave van de Mercedes en wel in de staat waarin deze zich bevond ten tijde van de levering. Aan die vordering kan [gedaagde] niet voldoen omdat zij de Mercedes inmiddels heeft ingeruild voor een andere auto. Mitsdien schiet [gedaagde] tekort in de nakoming van haar verbintenis tot teruggave. Bij brief van 2 november 2006 is
[gedaagde] door of namens [eiser] in gebreke gesteld ter zake die tekortkoming.
5.7 [gedaagde] heeft betoogd dat die tekortkoming haar niet kan worden toegerekend, nu [eiser] de Mercedes niet wilde terugnemen. Tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [eiser] heeft [gedaagde] dit betoog niet, althans onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. Immers, ter gelegenheid van de comparitie heeft zij verklaard dat [eiser], in reactie op haar opmerking dat zij niet verder wilde met de Mercedes, haar heeft medegedeeld “dat zij kon doen wat zij wilde met de auto, zolang hij zijn geld maar kreeg”. Naar het oordeel van de rechtbank strekt die mededeling niet verder dan dat
[gedaagde] geacht werd de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichting tot betaling van de koopprijs na te komen. In ieder geval heeft [gedaagde] uit die enkele mededeling niet kunnen afleiden dat [eiser] instemde met inruil / verkoop van de Mercedes tegen een voor zijn rekening komende lagere prijs.
5.8 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is [gedaagde] jegens [eiser] schadeplichtig als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van haar verbintenis tot teruggave van de Mercedes. Resteert de vraag naar de omvang van die schade. De rechtbank overweegt te dien aanzien als volgt.
5.9 [eiser] heeft recht op vergoeding van het bedrag waarin de waarde van de Mercedes op het moment van ontvangst door [gedaagde] kan worden uitgedrukt. Nu die waarde niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, zal de rechtbank deze op grond van artikel 6:97 BW schatten.
5.10 De koopprijs die [gedaagde] voor de Mercedes heeft betaald, reflecteert in beginsel de globale waarde van de Mercedes op het moment van ontvangst, ervan uitgaande dat de Mercedes een juist aantal kilometers op de teller had staan. Het verschil tussen de stand van de kilometerteller en het werkelijk met de Mercedes gereden aantal kilometers bedroeg evenwel ongeveer 100.000 km. Hierdoor lag de werkelijke waarde van de Mercedes op het moment van ontvangst aanzienlijk lager dan de door [gedaagde] betaalde koopprijs van
€ 10.000,---. Vast staat dat [gedaagde] de Mercedes heeft ingeruild voor een bedrag van
€ 2.275,--. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat bij tweedehands auto’s de inruilwaarde ver onder de verkoopprijs kan liggen. Voorts is in het door [gedaagde] in het geding gebrachte taxatierapport van 31 maart 2007 van Auto DNA voor een soortgelijke Mercedes als de onderhavige (bij een kilometerstand van 191.500) een verkoopprijs van
€ 5.651,-- vermeld.
5.11 Gelet op het vorenstaande schat de rechtbank de schade die voor vergoeding door
[gedaagde] in aanmerking komt op € 3.500,--.
Daarop dient – als onverschuldigd betaald – in mindering te worden gebracht de aanbetaling die [gedaagde] reeds heeft verricht (€ 1.000,--), alsmede – ingevolge het bepaalde in artikel 6:206 BW juncto artikel 3: 120 BW – de kosten die zij ten behoeve van de Mercedes heeft gemaakt. Gelet op het bedrag dat [gedaagde] direct na ontvangst van de Mercedes aan reparaties heeft verricht (€ 1.372,96) – en dat op zichzelf door [eiser] niet is weersproken –, gaat de rechtbank ervan uit dat die kosten in de periode van ontvangst tot inruil van de Mercedes ongeveer € 1.500,-- hebben bedragen. Per saldo dient [gedaagde] mitsdien aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 1.000,00. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De (meer) subsidiaire grondslagen kunnen niet tot toewijzing van een hoger bedrag leiden en kunnen om die reden onbesproken blijven.
5.12 De gevorderde wettelijke rente zal als onbetwist worden toegewezen met ingang van 14 oktober 2006.
5.13 Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt.
6 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen het bedrag van € 1.000,-- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW over dit bedrag vanaf 14 oktober 2006 tot aan de dag der voldoening;
compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans.
Uitgesproken in het openbaar.
801/1694