ECLI:NL:RBROT:2007:BC1208
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Levering recht van erfpacht en aansprakelijkheid voor verontreinigde grond
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2007, staat de levering van een recht van erfpacht op een perceel grond centraal, waarbij de vraag rijst of de grond verontreinigd is. Eiser, die het recht van erfpacht heeft verkregen, stelt dat gedaagde, de verkoper, aansprakelijk is voor de verontreiniging van de grond. Eiser heeft verschillende bodemonderzoeken laten uitvoeren, waaruit blijkt dat er verontreinigingen zijn aangetroffen. Gedaagde voert aan dat eiser niet tijdig heeft geklaagd over de verontreiniging, zoals vereist volgens artikel 7:23 lid 1 BW. Eiser betwist dit en stelt dat hij pas later op de hoogte is gesteld van de verontreiniging door de gemeente, en dat hij in de gegeven omstandigheden tijdig heeft geklaagd.
De rechtbank oordeelt dat eiser de gelegenheid moet krijgen om te reageren op het verweer van gedaagde, dat zich richt op het niet tijdig klagen door eiser. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie na tussenvonnis door eiser, waarop gedaagde kan reageren. De rechtbank benadrukt dat indien het beroep op artikel 7:23 lid 1 BW slaagt, eiser geen rechten meer kan doen gelden met betrekking tot de gestelde non-conformiteit. Dit zou ook gevolgen hebben voor de subsidiaire vorderingen van eiser, die zijn gebaseerd op de stelling dat het geleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt.
De rechtbank zal in een later stadium ook de betekenis van een beding in de leveringsakte beoordelen, waarin staat dat er geen vrijwaring wordt verleend voor zichtbare en verborgen gebreken. Gedaagde heeft zich op dit beding beroepen en stelt dat er geen sprake is van non-conformiteit. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol van 21 november 2007, zodat eiser zijn standpunt kan verduidelijken en gedaagde hierop kan reageren.