2.2 De rechtbank heeft in de hoofdzaak bij vonnis d.d. 15 november 2006 Wagner veroordeeld tot betaling aan de eisers in de hoofdzaak (hierna: [X]) tot vergoeding van 50% van hun schade als gevolg van de in het vonnis omschreven tekortkoming, nader op te maken bij staat en voorts de vordering jegens Van Lanschot afgewezen.
In dit vonnis staat – voor zover thans van belang – het volgende vermeld:
“(…)
3.1 De rechtbank gaat uit van de navolgende vaststaande feiten.
- In 1997 heeft [X] na advies van Wagner bij Van Lanschot een hypothecaire lening van fl. 600.000,= afgesloten in aanvulling op een geldlening van fl. 130.000,=. Van het na aankoop van een woning resterende bedrag heeft [X] op advies van Wagner op 8 april 1998 een bedrag van fl. 126.000,= geïnvesteerd in het Holland Selectie Fonds, een beleggingsfonds van Holland Beleggingsgroep BV.
- Op 15 april 1999 heeft [X] met de heer R. van der Ven, werkzaam bij Wagner, een bespreking gehad over de financiële planning. Wagner heeft [X] een financieel plan geadviseerd, waarover een aantal gesprekken heeft plaatsgevonden.
- Het plan hield in dat [X] - in aanvulling op de eerdere leningen - een bedrag van fl. 1.000.000,= zou lenen tegen een rente van 5,5% en van dat bedrag fl. 590.000,= zou beleggen en de rest zou besteden aan een levensverzekering. De rentelasten van de lening zouden worden voldaan door onttrekkingen aan het beleggingsdepot. Volgens een door Wagner opgesteld overzicht (productie 6) zou na 30 jaar (bij een leeftijd van de heer [X] van 73 jaar), na aflossing van de leningen, een bedrag van fl. 927.204,= overblijven.
- Eind 1999 is het financiële plan uitgevoerd. De lening is afgesloten bij Van Lanschot. Als zekerheid is op de beleggingsportefeuille een pandrecht ten behoeve van Van Lanschot gevestigd.
- De beleggingen zijn ondergebracht bij de Holland Beleggingsgroep BV.
- Na een periode van slechte beleggingsresultaten heeft [X] met Wagner contact gehad over het verloop van het plan.
- Na een bespreking in september 2000 heeft Van der Ven geadviseerd een derde van de mixfondsen om te zetten in aandelenfondsen, opdat het depot sneller zou groeien. Dit advies is door [X] uitgevoerd.
- Bij brief van 9 oktober 2001 (productie 16) heeft Wagner bevestigd dat zij heeft geadviseerd het plan niet te beëindigen maar te continueren. Daarbij is verwezen naar een aangepaste planning en naar een bijgevoegd beëindigingsscenario.
- Er zijn diverse besprekingen en een uitvoerige correspondentie tussen [X] en Wagner gevolgd.
- [Betrokkene 1] van Vermogensbeheer BV heeft in opdracht van [X] bij rapport van 1 mei 2002 met betrekking tot het plan zijn analyse en prognose weergegeven (dagvaarding 20 e.v.; productie 41).
- Voorts heeft mr. [betrokkene 2] op 11 december 2002 op verzoek van [X] rapport uitgebracht.
- De uitvoering van het financieel plan is niet beëindigd.
- Ingevolge een beschikking van 10 december 2004 van deze rechtbank heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij zijn gehoord de heren [X] (eiser), [getuige A], [getuige B] en [getuige C].
(…)
3.12 [X] legt aan zijn vorderingen op Van Lanschot ten grondslag:
(…)
b. dat Van Lanschot is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de kredietovereenkomsten jegens [X] door te handelen in strijd met de bancaire zorgplicht;
(…)
3.14 Ad b.
[X] baseert de door hem gestelde zorgplicht op artikel 2 van de Algemene Voorwaarden, waarvan onbetwist is dat deze bepaling luidt:
“De bank dient bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen. Zij zal daarbij naar beste vermogen met de belangen van cliënt rekening moeten houden, met dien verstande dat zij niet gehouden is gebruik te maken van haar bekende, niet-openbare informatie, waaronder koersgevoelige informatie.“