ECLI:NL:RBROT:2007:BB8627
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J.A.M. Ahsmann
- J.W. Klein Wolterink
- D.C.J. Peeck
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in strafzaak
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2007 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die eerder een andere kantonrechter had gewraakt. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het griffiedossier van de strafzaak en de omstandigheden rondom het wrakingsverzoek. Verzoeker had verzocht om uitstel van de behandeling van het wrakingsverzoek, omdat hij een klacht had ingediend tegen de kantonrechter bij de procureur-generaal van de Hoge Raad. De wrakingskamer heeft dit verzoek om uitstel afgewezen, omdat verzoeker niet ter zitting was verschenen en geen nadere informatie had verstrekt over de termijn van afhandeling van zijn klacht.
De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of de vrees van verzoeker dat de kantonrechter vooringenomen zou zijn, objectief gerechtvaardigd was. De kamer oordeelde dat dit niet het geval was. Het feit dat de strafprocedure niet door de oorspronkelijke kantonrechter werd voortgezet, maar door een andere kantonrechter, was geen grond voor wraking. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de kantonrechter niet onpartijdig was en dat er geen wettelijke verplichting bestond voor de kantonrechter om de behandeling voort te zetten na een ongegrond verklaard wrakingsverzoek.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters in een openbare zitting, waarbij de griffier aanwezig was.