ECLI:NL:RBROT:2007:BB7877
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en arbitraal beding in charterparty met verwijzing naar cognossementen
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de bevoegdheid van de rechtbank ter discussie in het kader van een geschil tussen Ambery Maritime Ltd. en S&B c.s. Het geschil betrof de geldigheid van een arbitraal beding dat was opgenomen in een charterparty, en de vraag of dit beding ook van toepassing was op de cognossementen die waren uitgegeven voor het vervoer van perliet. De rechtbank oordeelde dat het arbitraal beding geldig was en dat de verwijzing naar de charterparty in de cognossementen voldoende was om de rechtskeuze en het arbitraal beding te incorporeren.
De rechtbank vernietigde een eerder verstekvonnis en verklaarde zich onbevoegd, waarbij S&B c.s. werd veroordeeld in de proceskosten. De zaak had zijn oorsprong in een vordering van S&B c.s. die was gebaseerd op zes kapiteinscognossementen en twee andere cognossementen, die allemaal betrekking hadden op het vervoer van zendingen perliet met het ms. Amber I. Ambery, als eigenaar van het schip, stelde dat de cognossementen slechts een ontvangstbewijs waren en dat de voorwaarden van de charterparty, inclusief het arbitraal beding, van toepassing waren.
De rechtbank concludeerde dat de verwijzing naar de charterparty in de cognossementen geldig was, ondanks dat de datum van de charterparty niet was ingevuld. De rechtbank oordeelde dat de cognossementen en de charterparty betrekking hadden op hetzelfde vervoer en dat de partijen gebonden waren aan de voorwaarden van de charterparty, inclusief het arbitraal beding. Dit leidde tot de slotsom dat de rechtbank zich onbevoegd diende te verklaren, aangezien het geschil onder de arbitrage viel.