ECLI:NL:RBROT:2007:BB7634
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- A.G. Scheele-Mülder
- M.C. van der Kolk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2007 een verzoek tot wraking van de rechter afgewezen. Het verzoeker, een gedaagde in een civielrechtelijke procedure, stelde dat de rechter niet onpartijdig was en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om adequaat te reageren op de vordering van de eiseres, een besloten vennootschap. Verzoeker had op 7 november 2006 om uitstel gevraagd vanwege ziekte, maar deze brief werd door de rechter als een antwoord op de vordering beschouwd. Dit leidde tot de stelling van verzoeker dat de rechter in strijd met het beginsel van lijdelijkheid handelde.
Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 17 april 2007 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht. Hij voerde aan dat de rechter hem niet gelijkwaardige kansen bood in vergelijking met de eiseres, wat de schijn van vooringenomenheid wekte. De rechter heeft echter betwist dat er sprake was van vooringenomenheid en stelde dat verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen.
De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker zorgvuldig gewogen. De kamer concludeerde dat de rechter, ondanks de miscommunicatie over het uitstel, niet onpartijdig was en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van verzoeker dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De wraking werd ongegrond verklaard en het verzoek werd afgewezen. Deze beslissing werd genomen in het kader van de waarborging van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter.