ECLI:NL:RBROT:2007:BB7624
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J.A.M. Ahsmann
- L.A.C. van Nifterick
- D.C.J. Peeck
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2007 een verzoek tot wraking van de rechter afgewezen. Het verzoek tot wraking werd ingediend door verzoekers, die van mening waren dat de rechter vooringenomen was in de behandeling van hun zaak. De wrakingskamer heeft het griffiedossier en het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 11 januari 2007 bestudeerd. Tijdens deze comparitie had de rechter zich al een oordeel gevormd over het verweer van verzoekers, wat hen wanbetalers noemde. Verzoekers stelden dat de rechter niet inging op hun verweer en dat de stichting, die de vordering had ingediend, niet in staat was haar vordering te onderbouwen. Ondanks het overleggen van bewijs van betaling door verzoekers, gaf de rechter de stichting de gelegenheid om haar vordering te wijzigen, wat verzoekers als partijdig ervoeren.
De wrakingskamer heeft beoordeeld of de vrees van verzoekers voor vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd was. De kamer concludeerde dat de rechter, gelet op het karakter van de comparitie, het recht had om zijn voorlopige oordeel te geven. De opmerkingen van de rechter over de status van verzoekers als wanbetalers waren niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet verplicht was om verzoekers de gelegenheid te geven te reageren op nieuwe producties van de stichting en dat het beginsel van hoor en wederhoor niet was geschonden. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen.