ECLI:NL:RBROT:2007:BB6075
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. de Loor-Alwin
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank en toepasselijkheid van de Wet tarieven in burgerlijke zaken in een incident tussen NautaDutilh en DVRG
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2007, heeft de rechtbank zich gebogen over een incident dat was aangespannen door DVRG tegen NautaDutilh. DVRG vorderde dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van de vorderingen van NautaDutilh, met het argument dat de procedure zoals neergelegd in de artikelen 32 en verder van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz) gevolgd diende te worden. NautaDutilh betwistte deze vordering gemotiveerd en stelde dat de Wtbz niet van toepassing was op de declaraties die betrekking hadden op werkzaamheden verricht door (kandidaat)notarissen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de declaraties inderdaad voornamelijk betrekking hadden op werkzaamheden van (kandidaat)notarissen. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat de artikelen 32 en verder van de Wtbz niet van toepassing waren. De incidentele vordering van DVRG werd afgewezen, en de rechtbank veroordeelde DVRG in de kosten van het incident, die aan de zijde van NautaDutilh werden begroot op € 452,00 aan salaris voor de procureur.
De rechtbank hield iedere beslissing in de hoofdzaak aan, wat betekent dat er nog geen definitieve uitspraak is gedaan over de hoofdvordering van NautaDutilh. De zaak zal verder worden behandeld, waarbij beraad zal plaatsvinden over de mogelijkheid van een comparitie van partijen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, en de betrokken partijen zijn NautaDutilh N.V. en de Vries Robbe Groep N.V., met hun respectieve advocaten en procureurs.