ECLI:NL:RBROT:2007:BB6061
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis wegens vermeende partijdigheid van de arbiter
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2007 uitspraak gedaan in een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis. De eiser, Greenfields B.V., heeft de vernietiging van het arbitraal vonnis van 13 juni 2006 gevorderd, waarin zij door de arbiters was veroordeeld tot betaling aan NCS. Greenfields stelde dat arbiter [arbiter 3] niet onpartijdig was, omdat hij directeur was van een bedrijf dat zakelijke relaties onderhield met NCS en ook met klanten van Greenfields. Greenfields voerde aan dat zij pas na het arbitrale vonnis op de hoogte was geraakt van deze feiten en dat dit een grond voor vernietiging opleverde volgens artikel 1064 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
NCS, de gedaagde, heeft het verweer gevoerd dat Greenfields niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de arbiter en dat de vordering om deze reden afgewezen moest worden. De rechtbank oordeelde dat Greenfields een onderzoeksplicht had en dat zij niet kon volstaan met de stelling dat zij pas na het vonnis op de hoogte was van de feiten die haar vordering onderbouwden. De rechtbank benadrukte dat de onpartijdigheid van arbiters een fundamenteel beginsel is en dat het middel van wraking vóór het arbitrale vonnis had moeten worden ingeroepen.
De rechtbank heeft de vordering van Greenfields afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van NCS. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie door partijen in arbitrale procedures en de noodzaak om bezwaren tegen arbiters tijdig kenbaar te maken.