Zaak-/rolnummer: 255273 / HA ZA 06-411
Uitspraak: 26 september 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur en advocaat mr. M.A.D. Bol,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur en advocaat mr. A.H.J. Strak.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 30 januari 2006 en de door [eiser] overgelegde producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 14 juni 2006, waarbij [gedaagde] is toegestaan H. [betrokkene 1], wonende te Aalsmeer, in vrijwaring op te roepen, met onderliggende stukken;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 26 juli 2006, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 11 oktober 2006 en de brieven van mr. Bol d.d. 13 november 2006 en 21 december 2006 en van mr. Strak d.d. 19 december 2006;
- akte houdende producties aan de zijde van [eiser], met producties;
- akte houdende uitlating producties.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weer¬sproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Op 10 augustus 2005 heeft [gedaagde] via e-bay drie bestel¬bussen gekocht van [betrokkene 1], wonende te [woonplaats] (hierna: [betrokkene 1]). Het betrof een Opel Vivaro met chassisnummer WOLF7BCA65V645515 en twee bestelbussen van het type Mercedes Vito met chassis¬nummers WDF63960113058184 en WDF63960313147544 (hierna: de bestelbussen).
2.2 Op of omstreeks 22 augustus 2005 heeft [gedaagde] de bestel¬bussen doorverkocht aan [eiser] tegen een koopprijs van € 25.000,--. De verkoop is bevestigd in een door [eiser] opgestelde inkoop¬verklaring d.d. 22 augustus 2005, die onder meer vermeldt:
“Opmerking: de drie auto’s zijn niet geïmporteerd in Nederland of in een ander land sinds ze zijn geëxporteerd vanuit Duitsland. De auto’s zijn via ebay.nl verkregen.”
2.3 De bestelbussen zijn op 7 oktober 2005 door de politie Midden en West Brabant in beslag genomen omdat de bestelbussen geregistreerd stonden als in Duitsland gestolen. Bij brief d.d. 6 april 2006 heeft de officier van justitie te Breda het voornemen bekend maakt om de bestelbussen terug te geven aan de (in de brief niet nader aangeduide) rechthebbende.
2.4 Bij brief d.d. 21 november 2005 heeft [eiser] de koopovereenkomst tussen haar en [gedaagde] buitengerechtelijk ontbonden en heeft zij [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.
3.1 [eiser] vordert – zakelijk weergegeven – om zoveel mogelijk bij vonnis uitvoer¬baar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat de tussen haar en [gedaagde] gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de bestelbussen buitengerechtelijk is ontbonden;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 25.000,-- terzake van de door [eiser] aan [gedaagde] betaalde koopprijs;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 11.500,-- ter vergoeding van de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van de ontbinding van de koopovereenkomst tussen [eiser] en degene aan wie zij de bestelbussen heeft doorverkocht,
zulks met rente en kosten.
3.2 Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] – zakelijk weer¬gegeven – aan haar vordering het volgende ten grondslag gelegd:
a. [gedaagde] is toerekenbaar tekort geschoten in zijn verplichting tot levering van (de eigendom van) de bestelbussen omdat deze gestolen bleken te zijn. Ter onderbouwing van haar stelling dat de bestelbussen gestolen zijn, heeft [eiser] onder andere de navolgende stukken in het geding gebracht:
- ontvangstbewijzen ex artikel 94 Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de inbeslagname van de bestelbussen;
- brieven d.d. 3 en 4 oktober 2005 van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigen¬criminaliteit aan de regiopolitie Midden en West Brabant met, zakelijk weergegeven, het verzoek om een onderzoek in te stellen naar de bestelbussen omdat deze in het Eucaris-systeem als gestolen gesignaleerd stonden;
- brieven d.d. 3 en 4 oktober 2005 van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigen¬criminaliteit aan [betrokkene 2] Bedrijfsauto’s B.V., waarin werd meegedeeld dat er geen Nederlands kenteken voor de bestelbussen kon worden afgegeven omdat deze in het Eucaris-systeem als gestolen gesignaleerd stonden;
- processen-verbaal van verhoren van [betrokkene 2], [eiser] en [gedaagde] in verband met het strafrechtelijk onderzoek aangaande de bestelbussen;
- een brief d.d. 6 april 2006 van de officier van justitie te Breda waarin deze het voornemen bekend maakt om de bestelbussen terug te geven aan de (niet nader aangeduide) rechthebbende;
- Duitstalige huurovereenkomsten en aangiften bij de Duitse politie.
b. Op grond van de tekortkoming van [gedaagde] was [eiser] gerechtigd de tussen haar en [gedaagde] gesloten koopovereenkomst (hierna: de koopover¬een¬komst) te ontbinden, wat zij heeft gedaan bij brief d.d. 21 november 2005. [eiser] maakt daarom aanspraak op terugbetaling van de koopprijs van € 25.000,--.
c. [gedaagde] is bovendien aansprakelijk voor de schade die [eiser] als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] lijdt. Toen bekend werd dat de bestelbussen gestolen waren, had [eiser] de bestelbussen al verkocht en geleverd aan [betrokkene 2], danwel aan één van de vennootschappen waarvan [betrokkene 2] bestuurder was (Rob [betrokkene 2] Bedrijfsauto’s B.V. of Van Opdorp Bedrijfsauto’s). Deze koopovereenkomst is door [eiser] en [betrokkene 2] in overleg buiten¬gerechtelijk ontbonden nadat de bestelbussen in beslag genomen waren; [eiser] heeft [betrokkene 2] de betaalde koopprijs terugbetaald. De winst die [eiser] hierdoor is misgelopen en waarvoor zij vergoeding van [gedaagde] vordert, bedraagt € 11.500,--.
3.3 Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. [gedaagde] voert daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aan:
a. [gedaagde] betwist bij gebrek aan weten¬schap dat de bestelbussen gestolen waren. De door [eiser] in het geding gebrachte aangiften bij de Duitse politie stemmen niet overeen met de door [gedaagde] in het geding gebrachte kentekenbewijzen. Voorts stelt [gedaagde] dat uit de door hem in het geding gebrachte kentekenbewijzen – die bij de bestelbussen zaten ten tijde van de koop – blijkt dat deze op 14 juni 2005 zijn afgestempeld ten behoeve van export uit Duitsland. [gedaagde] stelt dat hieruit volgt dat de bestelbussen na 14 juni 2005 niet meer in Duitsland gebruikt mochten worden. Hij zet daarom vraagtekens bij de – na 14 juni 2005 gesloten – huurovereen¬komsten die [eiser] in het geding heeft gebracht, welke overeenkomsten ten grondslag hebben gelegen aan de aangiften bij de Duitse politie.
b. Korengevel heeft de bestelbussen te goeder trouw gekocht van [betrokkene 1] via e-bay.nl. Dit staat gelijk met een koop op een veiling. [gedaagde] heeft bij de aanschaf de kente¬ken¬bewijzen van de bestelbussen gecontroleerd door de chassisnum¬mers van de bestel¬bussen te vergelijken met de gegevens van de kentekenbewijzen. Ook de tijdelijke kentekens van de bestelbussen en de overige papieren, zoals verzekeringspapieren en groene kaarten, waren in orde. De bestelbussen vertoonden geen sporen van braak en waren voorzien van de originele sleutels. De bestelbussen zijn bovendien gecontroleerd door de politie en de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: de RDW), die niet hebben geconstateerd dat de bestelbussen gestolen waren. Ook als de bestelbussen gestolen waren, was [gedaagde] bevoegd deze te verkopen.
c. [eiser] is tekortgeschoten in de onderzoeksplicht die op haar rustte nu zij als professionele partij kocht van een niet-professionele partij. [eiser] heeft de bestelbussen 24 uur voor de aanschaf tot haar beschikking gehad, inclusief alle papieren en de onderzoeksplicht van [eiser] als professionele partij is groter dan de onderzoeksplicht van [gedaagde], een privé-persoon.
d. [gedaagde] betwist de door [eiser] gestelde schade. Hij betwist met name de noodzaak voor [eiser] om de koopovereenkomst met haar koper te ontbinden omdat niet duidelijk is wie de koper van [eiser] was: [betrokkene 2] in persoon, Rob [betrokkene 2] Bedrijfsauto’s B.V. of Van Opdorp Bedrijfsauto’s. [gedaagde] betoogt voorts dat het voor de hoogte van de gederfde winst verschil maakt of er wel of geen BTW is ontvangen door [eiser].
4.1 De rechtbank zal een comparitie van partijen bevelen om door partijen nader te worden voorgelicht omdat het processuele debat zowel ten aanzien van de feiten van het geschil als ten aanzien van de juridische gevolgen daarvan nog onvoldoende uitgekristalliseerd is.
4.2 Ten aanzien van de feiten zullen tijdens de comparitie in ieder geval de navolgende punten aan de orde komen:
a. [eiser] dient nader toe te lichten wie de oorspronkelijke eigenaar was van de bestelbussen, mede in het licht van hetgeen [gedaagde] bij akte uitlating producties hierover heeft gesteld. [eiser] dient in dat verband toe te lichten en te onder¬bouwen wat de positie is van de verzekeringsmaatschappij die zich kennelijk op enig moment heeft gemeld. Heeft deze verzekeringsmaatschappij daadwerkelijk de eigendom verkregen van de oorspronkelijke eigenaren en heeft de verzekeringsmaatschappij de bestelbussen gerevindiceerd?
b. In de processen-verbaal van het Nederlandse politieonder¬zoek met betrekking tot de bestelbussen wordt op verschillende plaatsen gesproken over onderzoek aangaande de verduistering van de bestelbussen. Partijen dienen zich ter comparitie nader uit te laten over de mogelijkheid dat de bestelbussen zijn verduisterd in plaats van gestolen.
c. [eiser] dient de rechtbank te informeren over de huidige stand van het strafrechtelijke onderzoek in Nederland en de afwikkeling van het beslag op de bestelbussen. Is er door de rechtbank Breda inmiddels – al dan niet naar aanleiding van een klaagschrift ex artikel 116 lid 3 Sv – een beslissing genomen over de teruggave van de bestelbussen? Zijn de bestelbussen inmiddels afgegeven en zo ja, aan wie en wanneer? [eiser] dient een eventuele beschikking van de rechtbank Breda en alle relevante correspondentie met de rechtbank Breda en/of de officier van justitie te Breda en/of de (Nederlandse of Duitse) politie in het geding te brengen.
d. [eiser] heeft nog niet kunnen reageren op de – bij akte uitlating producties ingenomen – stellingen van [gedaagde] zoals hiervoor verwoord in overweging 3.3 onder a. Zij zal ter comparitie in de gelegenheid worden gesteld om dat alsnog te doen.
e. De rechtbank wenst nader voorgelicht te worden over de mogelijkheden die [eiser] en [gedaagde] ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst hadden om de eigendom van de – niet in Nederland geregistreerd staande – bestel¬bussen na te gaan en in dat verband tevens over de papieren die bij de bestelbussen zaten ten tijde van de levering.
4.3 Teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich beter voor te bereiden op de comparitie, wordt voorts als volgt overwogen. Het uitgangs¬punt bij de beoordeling van de vordering van [eiser] is – gelet op de grondslag van de vordering van [eiser] zoals verwoord in overweging 3.2 onder a – het bepaalde in de artikelen 7:9 en 7:15 BW. Deze artikelen bepalen – kort gezegd – dat de verkoper gehouden is de eigendom van het verkochte te leveren zonder bijzondere beperkingen en lasten die door de koper niet uitdrukkelijk zijn aanvaard. De vraag is of [gedaagde] hieraan heeft voldaan. In dit verband is niet alleen van belang of [gedaagde] de eigendom van de bestelbussen zonder bijzondere beperkingen en lasten heeft geleverd, maar ook of [eiser] de kans op de koop toe heeft genomen dat de bestelbussen mogelijk gestolen of verduisterd zouden blijken te zijn. Hierover wordt als volgt overwogen:
a. Allereerst dient te worden vastgesteld of de bestel¬bussen al dan niet zijn gestolen of verduisterd. De stelplicht – en bij gemoti¬veerde betwisting – de bewijslast van een dief¬stal of verduis¬tering van de bestelbussen rust ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eiser]. Indien niet komt vast te staan dat de bestelbussen zijn gestolen of verduisterd, zullen de vorderingen van [eiser] – naar de huidige stand van het processuele debat – te zijner tijd worden afgewezen bij gebrek aan grondslag.
b. Indien de bestelbussen in Duitsland zijn gestolen of verduisterd, dan dient naar Duits recht beoordeeld te worden of de dief danwel verduisteraar bevoegd is om te beschikken over de eigendom en deze over te dragen aan een derde. De rechtbank gaat er voorshands vanuit dat naar Duits recht – net als naar Nederlands recht – dit niet het geval is. Partijen dienen zich hierover ter comparitie nader uit te laten.
c. Indien de dief of verduisteraar niet beschikkingsbevoegd is, dan ligt het in beginsel op de weg van [gedaagde] om feiten en omstandigheden te stellen en – bij gemotiveerde betwisting – te bewijzen waaruit volgt dat [gedaagde] (of [betrokkene 1] of een eerdere schakel in de verkoop) desalniettemin de eigendom van de bestelbussen heeft ver¬kregen zonder bijzondere beperkingen en lasten, zodat [gedaagde] deze aan [eiser] kon overdragen.
d. Indien – zoals uit zijn stellingen lijkt te volgen – [gedaagde] zich beroept op een eigendoms¬ver¬krijging te goeder trouw door [gedaagde], [betrokkene 1] of een eerdere schakel in de verkoop, dan dient dit beroep te worden beoordeeld op grond van het recht van het land waar de bestelbussen zich bevonden ten tijde van de gestelde verkrijging te goeder trouw. Leveringen die plaatsvonden terwijl de bestelbussen in Duitsland waren, dienen naar Duits recht beoordeeld te worden, leveringen die plaatsvonden terwijl de bestelbussen in Nederland waren, dienen naar Nederlands recht beoordeeld te worden.
d. Indien [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat de bestelbussen op enig moment zijn verkregen door een ver¬krijger te goeder trouw terwijl de bestelbussen zich in Duitsland bevonden, dient hij ter comparitie aan te geven welke eisen en beperkingen onder Duits recht gelden voor een eigendomsverkrijging te goeder trouw en dient hij onderbouwd aan te geven waarom dit betekent dat hij de eigendom zonder bijzondere beperkingen en lasten heeft verkregen.
e. Partijen dienen zich voorts uit te laten over de toepasselijkheid van artikel 3:86 lid 1 en 3 BW in het geval [gedaagde] stelt dat de bestelbussen zich in Nederland bevonden ten tijde van een verkrijging door een verkrijger te goeder trouw. Daarbij dienen partijen zich in het bijzonder uit te laten over de toepasselijkheid van artikel 3:86 lid 3 BW in geval van diefstal respectievelijk verduistering. Voor de eventuele toepassing van artikel 3:86 BW kan daargelaten worden of een koop via e-bay is gelijk te stellen aan een koop op een veiling, zoals [gedaagde] betoogt, nu de revindicatiemogelijk¬heid van artikel 3:86 lid 3 BW ook in geval van een veilingkoop aan een bestolen eigenaar open staat.
f. Partijen dienen zich – gelet op het processuele debat over de goeder trouw van [gedaagde] en [eiser] – er bovendien nader over uit te laten of eventuele bijzondere beperkingen en lasten voortvloeiende uit een eerdere diefstal of verduistering van de bestelbussen door [eiser] zijn aanvaard. Met andere woorden: heeft [eiser] de kans op de koop toegenomen dat de bestelbussen gestolen of verduisterd zouden blijken te zijn?
4.4 In aanvulling op het voorgaande dienen partijen zich ter comparitie voorts nader uit te laten over de gevolgen van een eventuele tekortkoming van [gedaagde]. Daarbij kunnen onder meer de volgende aspecten aan de orde komen:
a. [eiser] heeft de koopovereenkomst ontbonden op grond van een (gestelde) tekortkoming van [gedaagde]. Het rechtsgevolg van een geslaagde ontbinding is dat partijen over en weer gehouden zijn tot ongedaanmaking van de reeds verrichte prestaties. Dit betekent voor [gedaagde] een verplichting tot terugbetaling van de koopprijs en voor [eiser] een verplichting tot teruggave van de bestelbussen. Partijen dienen zich ter comparitie er over uit te laten wat dit betekent voor de afwikkeling van het onderhavige geschil in het geval [eiser] niet in staat is tot teruggave van de bestelbussen als gevolg van de inbeslagname van de bestelbussen.
b. Heeft [eiser] een op haar rustende onderzoeksplicht verzaakt en heeft dit gevolgen voor een eventuele aansprakelijkheid van [gedaagde] (artikel 6:101 BW)?
4.5 Over de hoogte van de door [eiser] geleden schade overweegt de rechtbank het volgende. [eiser] stelt dat haar schade bestaat uit de gederfde winst op de verkoop van de bestelbussen aan (de vennootschap van) [betrokkene 2], zijnde € 11.500,--. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord bij gebrek aan wetenschap betwist dat [eiser] schade heeft geleden. [gedaagde] stelt voorts dat er voor [eiser] geen noodzaak was tot ontbinding van de koopovereenkomst omdat niet duidelijk is wie de koper van [eiser] was: [betrokkene 2] in persoon, [betrokkene 2] Bedrijfsauto’s B.V. of Van Opdorp Bedrijfsauto’s. De rechtbank begrijpt dit als een betwisting van de stelling dat er sprake was van een reële koopovereenkomst. [gedaagde] heeft ter comparitie verder betoogd dat het voor de hoogte van de gederfde winst verschil maakt of er wel of geen BTW is ontvangen door [eiser]. In reactie hierop heeft [eiser] ter comparitie verklaard dat de bestelbussen zijn verkocht aan de B.V. van [betrokkene 2]; [eiser] heeft niet aangegeven welke vennootschap dit betreft. Voorts heeft [eiser] verklaard dat zij geen BTW heeft ontvangen van haar koper. Tenslotte is onopgehelderd of de bestelbussen, die blijkbaar vrij van BTW en niet met het oog op export zijn verkocht door [gedaagde] aan [eiser], daarna wederom in de Europese Unie zijn ingevoerd.
4.6 Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] zal [eiser] in voorkomend geval te zijner tijd toegelaten worden tot het bewijs van haar stelling dat [eiser] de bestelbussen heeft doorverkocht voor een prijs van € 36.500,-- (excl. BTW) en dat zij de koopovereenkomst met haar koper heeft ontbonden naar aanleiding van de inbeslagname van de bestelbussen. Indien en voorzover [eiser] dit bewijs reeds thans, ter comparitie, wenst te leveren door nadere stukken in het geding te brengen, dienen deze uiterlijk twee weken voor de te houden comparitie aan de rechtbank en [gedaagde] te worden gezonden. Ter comparitie dient [eiser] aan te geven of zij tot nadere bewijsvoering wenst te worden toegelaten.
alvorens verder te beslissen,
- beveelt partijen, [gedaagde] in persoon en [eiser] deugdelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is, vergezeld door hun raadslieden te verschijnen in het gebouw van deze rechtbank voor een nader te bepalen rechter op een nader te bepalen dag en tijdstip tot het geven van inlichtingen en tot het beproeven van een schikking;
- bepaalt dat de procureurs van [eiser] en [gedaagde] – ieder voor zich – binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling plan¬ningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moeten doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan haar danwel zijn zijde in de maanden november 2007 tot en met januari 2008, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald;
- bepaalt dat bescheiden die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in de procedure zijn overgelegd door de partij die deze ter gelegenheid van de comparitie ter sprake wil brengen uiterlijk twee weken vóór de zitting aan de rechter en aan de wederpartij dienen te worden toegezonden;
- beveelt dat [eiser] de onder 4.2 onder c genoemde stukken uiterlijk twee weken vóór de zitting aan de rechter en aan de wederpartij zal toezenden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn.
Uitgesproken in het openbaar.
1876/106