ECLI:NL:RBROT:2007:BB6040
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
De vraag of ING als stil pandhouder vuistpandhouder is geworden over steigermateriaal van RMB
In deze zaak, uitgesproken op 25 juli 2007 door de Rechtbank Rotterdam, staat de vraag centraal of ING, als stil pandhouder van steigermateriaal dat toebehoorde aan de gefailleerde RMB Steigers B.V., ook als vuistpandhouder kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat ING een krediet en lease-faciliteit heeft verstrekt aan RMB, waarbij RMB pandrecht heeft verleend op zijn gehele bedrijfsuitrusting, inclusief de steigermaterialen. Na de faillietverklaring van RMB op 25 januari 2005, heeft ING geprobeerd haar rechten te doen gelden op de voorraad steigermaterialen die zich op het bedrijfsterrein van RMB bevonden. De curator van RMB heeft verweer gevoerd, stellende dat RMB niet bevoegd was om de steigermaterialen te verpanden, aangezien een deel daarvan niet in volle eigendom was, maar in huur, lease of onder eigendomsvoorbehoud. De rechtbank heeft geoordeeld dat ING, om als vuistpandhouder te worden aangemerkt, moet aantonen dat zij te goeder trouw was ten tijde van het verkrijgen van de feitelijke macht over de materialen. De rechtbank heeft ING toegelaten tot het leveren van tegenbewijs om aan te tonen dat zij te goeder trouw was, en heeft elke verdere beslissing aangehouden tot na de bewijslevering. De uitspraak benadrukt de complexiteit van pandrecht en de vereisten voor het verkrijgen van vuistpand.