ECLI:NL:RBROT:2007:BB4638
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.J. van Die
- Rechtspraak.nl
Twist tussen huurder en verhuurder over stookkosten en meterstanden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een huurder en een verhuurder over de wijze waarop de stookkosten zijn vastgesteld. De verhuurder heeft de stookkosten geschat over een periode van 18 maanden, waarin het pand ook door een andere huurder is bewoond en enige tijd leeg heeft gestaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de meters op 30 juni 2005 zijn gecontroleerd en naar behoren functioneerden, maar er was geen informatie over de meterstanden op 30 april 2004, de datum waarop de huurovereenkomst inging. Hierdoor kon het werkelijke energieverbruik van de eiser in 2004 niet worden vastgesteld.
De kantonrechter oordeelt dat, in het geval er geen warmtemeters zijn, een zo nauwkeurig mogelijke schatting van het verbruik moet worden gemaakt. De graaddagenmethode werd door de verhuurder gebruikt om het verbruik te verdelen, maar de kantonrechter oordeelt dat dit in deze situatie niet juist is, omdat er bij aanvang van de huur warmtemeters aanwezig waren. De verhuurder had de meterstanden moeten noteren bij het ter beschikking stellen van het gehuurde. Hierdoor is er geen goede methode om het werkelijke verbruik te meten, en de kantonrechter concludeert dat de stookkosten voor het jaar 2004 vastgesteld moeten worden op €550,--, met een totale eindafrekening van €773,02 voor de servicekosten.
De kantonrechter wijst de gedaagde in de proceskosten en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en is het resultaat van een eerdere bewijsopdracht aan de gedaagde om aan te tonen dat de meterstanden op de relevante data konden worden afgelezen. De getuige heeft verklaard dat de meterstanden op 30 juni 2005 zijn uitgelezen, maar er is geen bewijs dat de standen op 30 april 2004 zijn genoteerd, wat de gedaagde niet in haar bewijsopdracht heeft kunnen aantonen.