ECLI:NL:RBROT:2007:BB4525
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in strafzaak tegen verzoeker
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2007 een verzoek tot wraking van de rechters M.C. van der Kolk, L.A.C. van Nifterick en D.C.J. Peeck afgewezen. Het verzoeker, die in voorlopige hechtenis zat, was gedagvaard wegens verdenking van betrokkenheid bij de levering van een halve kilo cocaïne en 10.000 xtc-pillen, evenals het bezit van pepperspray en het onderhouden van een hennepkwekerij. De raadsman van verzoeker had de rechters gewraakt omdat hij meende dat er onvoldoende zorgvuldigheid was betracht in de afweging van de belangen van de verdachte en de medeverdachten, en dat er een objectieve schijn van vooringenomenheid bestond.
Tijdens de zitting op 18 september 2007, waar het wrakingsverzoek werd behandeld, heeft de raadsman van verzoeker zijn bezwaren uiteengezet. Hij stelde dat de rechtbank onvoldoende tijd had genomen om de persoonlijke omstandigheden van verzoeker in overweging te nemen, vooral in vergelijking met de medeverdachten, die wel in vrijheid werden gesteld. De rechters hebben echter betoogd dat zij zich op basis van de beschikbare informatie en de ernst van de verdenkingen van verzoeker een oordeel hadden gevormd over de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat er geen aanwijzingen waren voor een subjectieve of objectieve vrees voor vooringenomenheid van de rechters. De rechters hebben hun beslissing zorgvuldig genomen, waarbij zij de belangen van alle betrokken partijen in overweging hebben genomen. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en heeft het verzoek afgewezen.