ECLI:NL:RBROT:2007:BB2629

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TELEC 05/4430 - WILD
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht in rekening brengen van toezichtskosten voor huurlijnen door de Autoriteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 augustus 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen Daxis Web B.V. en het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) over de in rekening gebrachte toezichtskosten voor het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten. Eiseres, Daxis Web B.V., had bezwaar gemaakt tegen het besluit van OPTA om toezichtskosten van € 15.040,- in rekening te brengen, omdat zij enkel als wederverkoper van huurlijnen opereerde en geen eigen infrastructuur had. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van OPTA onvoldoende gemotiveerd was, omdat het niet duidelijk was of Daxis daadwerkelijk als aanbieder van huurlijnen geregistreerd was. De rechtbank oordeelde dat OPTA niet adequaat had gereageerd op de bezwaren van Daxis en dat het besluit om toezichtskosten in rekening te brengen niet kon worden gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van Daxis gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en OPTA veroordeeld in de proceskosten van Daxis, die op € 805,- zijn vastgesteld. Tevens is bepaald dat de Staat der Nederlanden het betaalde griffierecht van € 276,- aan Daxis dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: TELEC 05/4430 - WILD
Uitspraak in het geding tussen
in het geding tussen
Daxis Web B.V., gevestigd te Deventer, eiseres,
gemachtigde mr. A.D.E. Theunissen, advocaat te Deventer,
en
Het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 19 april 2005 heeft verweerder bij eiseres de jaarlijkse toezichtskosten voor het aanbieden van een openbare elektronische communicatiedienst ten bedrage € 15.040,- in rekening gebracht.
Tegen dit besluit (hierna: het primaire besluit) heeft eiseres bij brief van 27 april 2005 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 18 augustus 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van 22 september 2005 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 20 januari 2006 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2006, alwaar namens eiseres is verschenen haar directeur, drs. M. Boven. Verweerder heeft zich bij die gelegenheid laten vertegenwoordigen door mr. L.H. la Roi. Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Partijen hebben desverzocht hun standpunt nader schriftelijk onderbouwd.
De zaak is vervolgens ter verdere behandeling verwezen naar een meervoudige kamer.
Desgevraagd heeft verweerder nadere inlichtingen verstrekt.
Partijen hebben vervolgens toestemming gegeven voor het achterwege blijven van een nadere zitting.
2 Overwegingen
Verweerder heeft van eiseres op 28 september 2004 een mededeling ontvangen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) dan wel het overgangsrecht als bedoeld in artikel 19.2, tweede lid, van de Tw, waarin eiseres heeft aangegeven openbare elektronische communicatieactiviteiten aan te zullen bieden. Eiseres heeft daarin vermeld dat zij, naast andere elektronische telecommunicatiediensten, huurlijnen aanbiedt.
Bij e-mailbericht van 26 oktober 2004 heeft verweerder om nadere uitleg gevraagd met betrekking tot de mededeling dat eiseres huurlijnen zou aanbieden.
Bij e-mailbericht van 28 oktober 2004 heeft eiseres daar als volgt op gereageerd:
“(…) Daxis heeft zelf geen infrastructuur voor huurlijnen. Wij kopen dit bij een andere partij in (Essent, KPN etc). We verkopen dit dus wel door.”
Vervolgens heeft verweerder eiseres bij besluit van 28 oktober 2004 geregistreerd als aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst.
Op basis van artikel 16.1, eerste lid, van de Tw heeft verweerder bij het primaire besluit bij eiseres de jaarlijkse toezichtskosten voor het aanbieden van een openbaar elektronische communicatiedienst over 2005 in rekening gebracht. De factuur met factuurnummer 50508519 betreft de vergoeding voor toezicht op Huurlijnen (€ 11.000,-) en toezicht op Telecomdienst (€ 4.040,-).
In bezwaar heeft eiseres aangegeven uitsluitend wederverkoper van huurlijnen van Essent te zijn, zelf niet over huurlijnen te beschikken en ze evenmin te beheren. Ook zou eiseres geen werkzaamheden verrichten om de huurlijnen te managen of te onderhouden. Volgens eiseres is er bij haar bij de invulling van de vragenlijst van verweerder onduidelijkheid geweest met betrekking tot de “inschaling” van haar activiteiten met betrekking tot de huurlijnen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat eiseres op grond van de door haar gedane mededeling in 2005 is geregistreerd als aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk en als aanbieder van openbare elektronische communicatiediensten, waaronder het aanbieden van huurlijnen. Nu verweerder vóór 1 januari 2005 geen mededeling van eiseres heeft ontvangen dat zij deze activiteiten niet meer aan zou bieden, stelt verweerder zich op het standpunt dat de vergoedingen terecht in rekening zijn gebracht.
In beroep heeft eiseres haar bezwaren herhaald. Zij heeft daaraan toegevoegd dat zij op het vragenformulier van verweerder heeft aangegeven dat zij huurlijnen aanbiedt, omdat er op dat formulier geen mogelijkheid was de feitelijk geleverde diensten te omschrijven. Voorts heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat verweerder onvoldoende is ingegaan op de gronden van bezwaar.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat in het bestreden besluit voldoende duidelijk is aangegeven op welke gronden zij tot de conclusie is gekomen dat eiseres de haar opgelegde toezichtskosten verschuldigd is. Verweerder geeft aan dat naast de door eiseres gedane mededeling, ook uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel en uit de informatie die eiseres op haar website heeft staan, valt op te maken dat eiseres in het openbaar transmissiecapaciteit aanbiedt.
De rechtbank overweegt het volgende.
In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat, gelet op het feit dat eiseres op grond van haar eigen mededeling in 2005 geregistreerd was als aanbieder van huurlijnen, het bezwaar van eiseres ongegrond is.
De rechtbank stelt echter vast dat uit het registratiebesluit niet blijkt dat eiseres was geregistreerd als aanbieder van huurlijnen. Het registratiebesluit vermeldt niet meer dan dat eiseres aanbieder was van een openbare elektronische communicatiedienst. Reeds om die reden kan de registratie van eiseres niet als voldoende onderbouwing dienen voor het in rekening brengen van toezichtskosten in verband met het aanbieden van huurlijnen.
Verweerder had dan ook in dienen te gaan op het bezwaar van eiseres dat zij geen aanbieder, maar wederverkoper van huurlijnen was. Nu verweerder dat nagelaten heeft, berust het bestreden besluit op een ontoereikende motivering en komt het wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking.
In het nieuw te nemen besluit op bezwaar zal verweerder alsnog dienen aan te geven of de activiteiten van eiseres in 2005 (mede) kunnen worden gekwalificeerd als het aanbieden van huurlijnen. De rechtbank overweegt daarbij dat een dergelijke conclusie niet valt te trekken uit de hierboven weergegeven passage uit het e-mailbericht van eiseres van 28 oktober 2004. Evenmin valt een dergelijke conclusie te trekken uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, waarin als bedrijfsomschrijving is vermeld: het leveren van diensten op het gebied van internet en netwerken in het algemeen.
Het beroep is derhalve gegrond.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de be¬han¬de¬ling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten ma¬ken. De rechtbank bepaalt de proceskosten op € 805,-- aan kosten van door een derde be¬roeps¬ma¬tig verleende rechtsbijstand.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit,
bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan eiseres het betaalde griffierecht van € 276,-- vergoedt,
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 805,-- en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechts¬persoon die deze kosten aan eiseres moet vergoeden.
Aldus gedaan door mr. J.H. de Wildt, voorzitter, en mr. P. Vrolijk en mr. A. Verweij, leden, en door de voorzitter en mr. E.S. van Giezen, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2007.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: