Zaak-/rolnummer: 268497 / HA ZA 06-2494
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. J. Kneppelhout,
advocaat mr. K.T.B. Salomons te Den Haag,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. H.E. Schweers,
advocaat mr. G.A. Schimmel te Woerden.
Eisers worden hierna aangeduid als “[eiser 1]”, “[eiseres 2]” en gezamenlijk als “eisers”.
Gedaagde wordt hierna aangeduid als “[gedaagde]”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 5 september 2006 en de door eisers overgelegde producties;
- akte wijziging eis;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 14 februari 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- brieven van mr. Salomons van 30 maart 2007 en 3 april 2007, beide met bijlagen;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 11 april 2007.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 Op 22 september 2004 hebben [eiser 1] en [gedaagde] een akte houdende oprichting van een vennootschap onder firma ondertekend. In die akte is opgenomen dat [eiser 1] en [gedaagde] een vennootschap onder firma met elkaar aangaan teneinde voor gezamenlijke rekening en onder gemeenschappelijke naam een bedrijf uit te oefenen onder de naam Japans-Sushi Restaurant Little Tokio.
2.2 Ten behoeve van de oprichting van het door [eiser 1] en [gedaagde] te exploiteren restaurant heeft [eiseres 2] in 2004 aan [gedaagde] een bedrag van € 50.000,- geleend. Vervolgens heeft zij in september 2005 nog een bedrag van € 16.000,- aan [gedaagde] geleend.
2.3 In oktober 2005 heeft [eiseres 2] aan [gedaagde] bericht dat [eiser 1] niet langer wenste samen te werken met [gedaagde] in het kader van de oprichting en exploitatie van restaurant Little Tokio.
2.4 Bij brief van 10 november 2005 heeft de (voormalig) raadsman van eisers aan [gedaagde] medegedeeld de vennootschapsovereenkomst te ontbinden op grond van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in zijn verbintenissen jegens eisers en voorts deze overeenkomst te vernietigen wegens misleiding, misbruik van omstandigheden, respectievelijk het niet overeenstemmen van wil en verklaring. In deze brief hebben eisers voorts in verband met genoemde ontbinding van de vennootschapsovereenkomst [gedaagde] verzocht en voor zover nodig gesommeerd een bedrag van € 72.000,- te betalen.
2.5 [gedaagde] heeft geen betalingen aan eisers verricht.
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres 2] te betalen € 66.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2005;
2. te bepalen dat de tussen [eiser 1] en [gedaagde] gesloten vennootschapsovereenkomst nietig althans ontbonden is, dan wel deze overeenkomst te vernietigen en te ontbinden met de bepaling dat [gedaagde] jegens [eiser 1] geen rechten kan ontlenen aan deze overeenkomst dan wel soortgelijke overeenkomsten;
3. [gedaagde] te veroordelen om aan eisers te betalen de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 2.115,29;
4. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.1 Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres 2] aan de vordering sub 1 - zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] € 66.000,- als lening van [eiseres 2] heeft ontvangen en dat hij dit bedrag niet aan haar heeft terugbetaald. Aangezien partijen over de opeisbaarheid van de lening niets hebben afgesproken, is [eiseres 2] gerechtigd de aan [gedaagde] geleende bedragen terug te vorderen. Daarnaast heeft [gedaagde] nog altijd geen rekening en verantwoording jegens [eiseres 2] afgelegd over de investeringen die hij ten behoeve van de vennootschap onder firma heeft gedaan met het van [eiseres 2] geleende geld.
3.2 [eiser 1] heeft tegen de achtergrond van de vaststaande feiten aan de vordering sub 2 ten grondslag gelegd dat het vennootschapscontract nietig dan wel vernietigbaar is omdat het geen onderwerp kent. Daarnaast beroept [eiser 1] zich op de buitengerechtelijke ontbinding van het vennootschapscontract bij brief van 10 november 2005.
3.3 [gedaagde] is aan eisers € 2.115,29 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
[gedaagde] heeft de vorderingen van eisers gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing daarvan, met hoofdelijke veroordeling van eisers in de kosten van de procedure. Dit verweer zal, voor zover van belang, hierna onder 4 worden weergegeven en besproken.
De vordering van [eiseres 2]
beoordeling rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1 Nu [eiseres 2] woonplaats heeft in [woonplaats], heeft de tussen haar en [gedaagde] gesloten geldleningsovereenkomst een internationaal karakter en dient allereerst (ambtshalve) de vraag beantwoord te worden of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering uit hoofde van deze overeenkomst kennis te nemen.
Aangezien [gedaagde] woonplaats heeft in [woonplaats], volgt de bevoegdheid van de Nederlandse rechter uit artikel 2 van de EEX-verordening en de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank uit artikel 99, lid 1, Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.
4.2 Partijen hebben zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het toepasselijke recht. Nu zij echter hun stellingen hebben toegesneden op het Nederlandse recht - [eiseres 2] heeft zich in de dagvaarding beroepen op een Nederlands wetsartikel en [gedaagde] heeft zich in de conclusie van antwoord eveneens beroepen op een Nederlands wetsartikel - veronderstelt de rechtbank een rechtskeuze ten processe voor Nederlands recht.
4.3 Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] van [eiseres 2] in totaal € 66.000,- heeft geleend, dat zij omtrent (het moment van) terugbetaling van die lening geen afspraken hebben gemaakt en dat [gedaagde] tot op heden niets aan [eiseres 2] heeft terugbetaald.
4.4 Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter comparitie volgt dat [eiseres 2] (eerst) bij akte wijziging eis aan [gedaagde] kenbaar heeft gemaakt dat zij het door haar geleende geld van [gedaagde] wenst terug te ontvangen. [gedaagde] heeft niet betwist tot terugbetaling gehouden te zijn, maar heeft aangevoerd dat de lening achtergesteld (en daarom thans niet opeisbaar) is nu partijen omtrent de opeisbaarheid daarvan niets zijn overeengekomen. Dit verweer faalt.
Als de overeenkomst van geldlening - zoals in het onderhavige geval - het moment van teruggave niet bepaalt, kan ingevolge artikel 6:38 Burgerlijk Wetboek (verder: BW) door de uitlener terstond teruggave worden gevorderd.
Gelet op het voorgaande ligt de vordering van [eiseres 2] voor toewijzing gereed.
4.5 Ter comparitie heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat bij directe terugbetaling van het totaal door hem geleende bedrag niet alleen zijn eigen restaurant Oasis maar ook het - kennelijk nog door hem geëxploiteerde - restaurant Little Tokio financieel ten onder gaat. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde] aldus een beroep doet op het bepaalde in artikel 7A:1797 BW. Gelet op het verhandelde ter comparitie, het feit dat de lening reeds dateert uit 2004 en eerst bij akte wijziging eis daadwerkelijk is opgeëist en alle overige omstandigheden stelt de rechtbank de datum waarop [gedaagde] geheel aan zijn terugbetalingsverplichting jegens [eiseres 2] dient te hebben voldaan op 23 november 2007. De rechtbank zal daartoe bepalen dat het vonnis eerst vanaf die datum ten uitvoer kan worden gelegd.
4.6 De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van het nemen van de akte wijziging eis, namelijk 20 december 2006. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiseres 2].
De vordering van [eiser 1]
4.7 De rechtbank begrijpt de vordering van [eiser 1] aldus dat primair een verklaring van recht wordt gevraagd dat de tussen hem en [gedaagde] gesloten vennootschapsakte nietig althans ontbonden is en subsidiair gevorderd wordt deze akte te vernietigen althans te ontbinden, in beide gevallen met de bepaling dat [gedaagde] jegens [eiser 1] geen rechten kan ontlenen aan deze overeenkomst dan wel soortgelijke overeenkomsten.
4.8 De overeenkomst waarbij een vennootschap onder firma wordt aangegaan kan, als wederkerige overeenkomst, nietig zijn bij het ontbreken van wilsovereenstemming, strijd met de goede zeden of openbare orde of bij strijd met een bepaling van dwingend recht.
[eiser 1] heeft gesteld dat de onderhavige overeenkomst geen onderwerp kent omdat geen sprake is van een gezamenlijk geëxploiteerde onderneming. Dat partijen over het gezamenlijk exploiteren van een onderneming geen wilsovereenstemming hebben bereikt, is echter gesteld noch gebleken. Evenmin is een andere reden voor nietigheid van de overeenkomst gesteld of gebleken, zodat de vordering op die grond niet toewijsbaar is.
4.9 De vennootschapsovereenkomst is vernietigbaar indien deze door bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen. Na de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] van de gestelde misleiding en misbruik van omstandigheden heeft [eiser 1] geen concrete en specifieke feiten en omstandigheden heeft gesteld ter onderbouwing daarvan, noch is daarvan gebleken, zodat de rechtbank aan deze stellingen voorbij gaat.
De overeenkomst is voorts vernietigbaar, wanneer deze onder invloed van dwaling tot stand is gekomen en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, indien sprake is van één van de in artikel 6:228 lid 1 BW vermelde gevallen. [eiser 1] heeft gesteld dat hij heeft gedwaald en dat [gedaagde] hem op het verkeerde been heeft gezet. Hij heeft echter ook deze stelling na de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] op geen enkele wijze met concrete en specifieke feiten of omstandigheden onderbouwd, zodat de overeenkomst ook op deze grond niet voor vernietiging in aanmerking komt.
4.10 [eiser 1] heeft aan de gevorderde ontbinding ten grondslag gelegd dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van zijn verbintenissen uit de vennootschapsovereenkomst jegens [eiser 1]. De algemene regeling betreffende de ontbinding van wederkerige overeenkomsten wegens tekortkoming van de artikelen
6:265 - 279 BW is echter ingevolge artikel 7A:1684 lid 3 BW op de vennootschap onder firma niet van toepassing. Nu een andere grond voor ontbinding niet is gesteld of gebleken, is de daartoe strekkende vordering evenmin toewijsbaar.
4.11 [eiser 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
4.12 De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meer omvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 - 240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
ten aanzien van de vordering van [eiseres 2]
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres 2] te betalen het bedrag van € 66.000,- (zegge: zesenzestigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2006 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres 2] bepaald op € 1.500,- aan vast recht, op € 84,87 aan overige verschotten en op € 2.235,- aan salaris voor de procureur;
bepaalt dat dit vonnis tot zover eerst vanaf 23 november 2007 ten uitvoer kan worden gelegd;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
ten aanzien van de vordering van [eiser 1]
wijst af de vordering van [eiser 1];
veroordeelt [eiser 1] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 1.500,- aan vast recht, op nihil aan overige verschotten en op € 1.788,- aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom.
Uitgesproken in het openbaar.
1194/1554