ECLI:NL:RBROT:2007:BB0581

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
280934 / F1 RK 07-665
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om toestemming tot verhuizing van minderjarige kinderen naar Bonaire en wijziging van de bezoekregeling

In deze zaak heeft de vrouw verzocht om toestemming om met haar minderjarige kinderen naar Bonaire te verhuizen en om de bestaande bezoekregeling met de vader te wijzigen. De vrouw stelt dat de verhuizing in het belang van haar en de kinderen is, omdat zij daar een nieuwe relatie heeft en de kinderen ook contact met hun vader kunnen onderhouden. De man daarentegen is van mening dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen is, omdat het contact met hem ernstig zou worden aangetast door de grote afstand. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 juli 2007, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank overweegt dat na een echtscheiding een ouder de mogelijkheid moet hebben om zelfstandig een leven op te bouwen, maar dat dit niet ten koste mag gaan van het contact tussen de kinderen en de andere ouder. De rechtbank constateert dat de moeder, hoewel het hoofdverblijf bij haar is bepaald, toestemming vraagt om met de kinderen naar Bonaire te verhuizen. De rechtbank is van oordeel dat de belangen van de kinderen voorop moeten staan en dat de verhuizing naar een verre bestemming niet in het belang van de kinderen is, vooral gezien het bestaande contact met de vader.

Uiteindelijk besluit de rechtbank dat de verzoeken van de moeder moeten worden afgewezen, omdat het contact tussen de kinderen en de vader niet in aanvaardbare mate zou blijven bestaan bij inwilliging van de verzoeken. De rechtbank wijst de verzoeken van de moeder af en stelt dat er binnen drie maanden hoger beroep kan worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Meervoudige kamer
Datum uitspraak: 23 juli 2007
Zaak- / Rekestnummer: 280934 / F1 RK 07-665
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster], de vrouw,
wonende te [woonplaats],
procureur eerst mr. T.T.M.L. Boersema, thans mr. G.C. Haulussy,
advocaat mr. M. Marbus-Hulshof te Utrecht,
t e g e n
[verweerder], de man,
wonende te [woonplaats],
procureur mr. P.H.C.M. van Swaaij,
advocaat mr. S. van Gestel te Hilversum,
ouders van de minderjarigen:
[kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
[kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
[kind 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Het verloop van de procedure
De vrouw heeft bij verzoekschrift d.d. 6 maart 2007 verzocht:
- te bepalen dat de vrouw de woonplaats van de minderjarige kinderen mag wijzigen en de vrouw toestemming te verlenen met de kinderen naar Bonaire te verhuizen;
- de tussen partijen bestaande omgangsregeling te wijzigen als volgt:
te bepalen dat de man de kinderen eenmaal per twee maanden gedurende een lang weekeinde of een midweek bij zich kan hebben en tijdens de helft van alle vakanties.
De man heeft een verweerschrift d.d. 27 juni 2007 ingediend, inhoudende de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans haar die te ontzeggen.
Na verwijzing door de enkelvoudige kamer op 4 juli 2007 is de zaak behandeld door de meervoudige kamer op 9 juli 2007, alwaar partijen en hun raadslieden zijn verschenen. Verder was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming,
[medewerker].
De vaststaande feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank van de volgende vaststaande gegevens uit.
De vrouw en de man (die de Amerikaanse en Nederlandse nationaliteit heeft en zich in 1989 in Nederland heeft gevestigd) zijn in 1991 een relatie aangegaan.
Zij zijn vervolgens op [trouwdatum] gehuwd, waarna op [geboortedatum] hun eerste kind [kind 1] is geboren en op [geboortedatum] de tweeling [kind 2] en [kind 3].
Eind 2000 ontstond huwelijksproblematiek, gevolgd door echtscheiding.
Bij beschikking d.d. 16 januari 2002 is de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking is ingeschreven op 4 februari 2002.
In het bij deze beschikking opgenomen convenant wordt uitgegaan van gezamenlijk gezag van de ouders en is opgenomen, dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw zullen hebben.
Inzake de omgangsregeling zijn partijen overeengekomen, dat de man eenmaal per veertien dagen de kinderen in de echtelijke woning bij zich zal hebben van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur.
Indien de vrouw (van beroep stewardess) tussendoor moet werken, neemt zij contact op met de man, teneinde te bezien, of hij alsdan op de kinderen in de echtelijke woning kan passen.
De herfst- en voorjaarsvakanties zullen partijen in overleg verdelen. De helft van de zomervakanties zijn de kinderen bij de man en gedurende de kerstvakanties een week. De kerstdagen worden in overleg verdeeld.
Tot zover de hier van belang zijnde tekst van het convenant, zoals in vermelde echtscheidingsbeschikking opgenomen.
De vrouw is enige tijd na de echtscheiding verhuisd vanuit de echtelijke woning te [woonplaats] naar [woonplaats] om daar in de nabijheid van haar ouders te gaan wonen, mede met het oog op de oppasmogelijkheid voor de kinderen door haar ouders. (Deze laatsten zijn overigens recent naar het buitenland verhuisd.) De man is in de echtelijke woning in [woonplaats] blijven wonen.
Tot najaar 2006 is de omgangsregeling in hoofdlijnen (met uitzondering van bij omgang niet ongebruikelijke strubbelingen en wijzigingen bij weekenden en een beperking zijdens de vader tot twee weken zomervakantie bij hem in plaats van de helft van de vakantie,) volgens de bedoeling van het convenant verlopen.
De man is betrokken bij sportactiviteiten van de jongste twee kinderen.
Eenmaal per maand begeleidt hij een training van het team van deze kinderen op een doordeweekse dag.
Eind september 2006 heeft de vrouw het voornemen opgevat om met de kinderen uit Nederland naar Bonaire te vertrekken om daar met een partner, die zij daar begin 2006 heeft leren kennen, samen te gaan wonen, terwijl zij thans te kennen heeft gegeven aanstaand najaar 2007 met deze man in het huwelijk te zullen treden.
De man heeft in september 2006 zijn bezwaren geuit, voor zover het betreft een vertrek van de kinderen naar Bonaire, waarna de vrouw in januari 2007 formeel heeft medegedeeld, dat zij de verhuizing met de kinderen wil doorzetten.
De standpunten van partijen kort samengevat
De vrouw stelt zich op het standpunt, dat zij door haar beslissing zich op Bonaire te gaan vestigen en daar in het huwelijk te treden, het belang van haar en de kinderen dient. Zij kan ervoor zorgen, dat de kinderen bezoekcontact met de vader kunnen blijven houden, doordat zij in verband met haar werk bij een luchtvaartmaatschappij, voor vliegtickets tegen gunstig tarief kan zorgen. De bezoeken kunnen in Nederland en in Bonaire plaats vinden. Zij meent, dat door vaststelling van de door haar voorgestelde omgangsregeling, inhoudende, dat de man de kinderen eenmaal per twee maanden gedurende een lang weekend of een midweek en de helft van alle vakanties bij zich kan hebben, in voldoende mate in het contact tussen de kinderen en de vader is voorzien.
De man stelt zich op het standpunt, dat een verhuizing van de kinderen van Nederland naar Bonaire niet in hun belang is. Hij was het destijds al niet eens met de verhuizing van de moeder vanuit [woonplaats] naar [woonplaats] maar de moeder heeft dat doorgezet. Het gaat inmiddels goed met de kinderen in [woonplaats], maar zij hebben wel, na de verhuizing naar [woonplaats], gedoubleerd op school, hetgeen aan aanpassingsproblemen toe te schrijven was. Nu daar al weer verhuizen zou zeer ongunstig zijn. Vooral de mate en de mogelijke vorm van contact van hem en de kinderen in geval van verblijf van de kinderen op Bonaire acht hij door de grote afstand zeer onvoldoende en een aantasting van het recht op voldoende contact tussen kinderen en vader.
Verder vindt hij de relatie tussen de moeder en haar partner eigenlijk nog te kort duren om een zo ingrijpende beslissing voor de kinderen te rechtvaardigen. De kinderen hebben de nieuwe partner ook nog maar weinig ontmoet.
De beoordeling
Ter beoordeling staat het verzoek van de moeder ingevolge artikel 1:253a BW om toestemming te verkrijgen tot het met haar mee laten verhuizen van de kinderen naar Bonaire om zich daar te vestigen. Voorts is verzocht de bezoekregeling te wijzigen.
De rechtbank acht in deze zaak het volgende van betekenis.
Na de echtscheiding zijn de jonge kinderen van partijen bij de vrouw gaan verblijven. In het convenant, dat in de echtscheidingsbeschikking is opgenomen, is bepaald, dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw zullen hebben.
Na een echtscheiding moet, naar het oordeel van de rechtbank, een ouder de mogelijkheid hebben weer verder zelfstandig een eigen leven te gaan leiden, waarbij het in de aard der zaak ligt, dat de kinderen in het algemeen de ouder c.q. de moeder, bij wie zij in hoofdzaak verblijven, volgen. De belangen van de moeder, de vader en de kinderen zullen daarbij niet altijd parallel lopen. Toch moet de moeder geacht worden bij tegengestelde belangen een zekere beslissingsvrijheid in deze te hebben.
De rechtbank constateert, dat de moeder, hoewel het hoofdverblijf bij convenant en bij echtscheidingsbeschikking bij haar is bepaald, bij het onderhavige verzoek desalniettemin toestemming verzoekt om zich elders te vestigen met de kinderen. De rechtbank acht het terecht, dat de zaak aan de rechtbank als geschil is voorgelegd, nu een verhuizing naar een zo verre bestemming inderdaad niet geacht kan worden voorzien te zijn bij het aangaan van het convenant en derhalve niet geacht kan worden te zijn begrepen onder de bij convenant gemaakte afspraak inzake de hoofdverblijfplaats van de kinderen c.q. het volgen van de woonplaats van de moeder door de kinderen.
Bij een beslissing tot verhuizing zullen echter vooral de belangen van de kinderen een rol moeten spelen. De vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting benadrukt, dat een verhuizing een ingrijpende gebeurtenis in het leven van kinderen is, hetgeen nog sterker geldt voor een verhuizing naar het buitenland. Voor de kinderen is de invloed van een dergelijke gebeurtenis nog groter, zo meent de raad, wanneer de ouders het samen niet eens zijn over de verhuizing.
De rechtbank is het eens met deze zienswijze. Hierbij is mede van belang het contact tussen de kinderen en de vader, welk contact in geval van een vestiging elders van de moeder en de kinderen in voldoende mate moet blijven bestaan en ook van voldoende kwaliteit moet blijven. De kinderen hebben tot nu toe met de vader een weekendcontact om de twee weken gehad en verblijf gedurende een deel van de schoolvakanties.
De rechtbank zou het in beginsel niet onaanvaardbaar vinden, indien dit contact als gevolg van een verhuizing enigermate zou moeten worden verminderd, maar de rechtbank is gelet op vorengenoemde aspecten van oordeel, dat in dit geval door een vermindering van het contact, van de huidige situatie van om de veertien dagen en gedeelten van de vakanties tot een maal per twee maanden en gedeelten van de vakanties, het wederzijds contact van de vader met de kinderen te ingrijpend zou worden gewijzigd. Daarbij komt, dat door de grote afstand ook de inhoud van het contact wijziging zou ondergaan. Van een geregeld patroon van contact, zoals thans door de vader onderhouden, ook met bemoeienissen met zaken uit het dagelijkse leven, zou bij inwilliging van het verzoek van de moeder geen sprake meer zijn.
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat een ouder c.q. de moeder na een echtscheiding wel een zekere vrijheid heeft om haar leven zelfstandig in te richten, maar dat deze vrijheid beperkt wordt, doordat zij er rekening mee moet houden, dat zij de mogelijkheid van contact tussen de kinderen en de vader, die een frequente en regelmatige omgang met elkaar hebben, in aanvaardbare mate in stand moet houden.
De rechtbank is in dit geval van oordeel, dat bij inwilliging van de verzoeken van de moeder het contact tussen de kinderen en de vader, gelet op de omvang en inhoud van het bestaande contact, niet in aanvaardbare mate zou blijven bestaan. Reeds om deze reden moeten de verzoeken van de moeder worden afgewezen.
De beslissing
De rechtbank wijst de verzoeken van de moeder af.
Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C. de Groot, voorzitter, R.J. Daalman en
O.F. Bouwman, leden en getekend door de voorzitter en de griffier, P. Landman.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift door tussenkomst van een procureur ter griffie van het Gerechtshof te Den Haag.
Door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.