ECLI:NL:RBROT:2007:BB0276

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
245431 / HA ZA 05-2529
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van wegvervoerder onder de CMR voor schade door diefstal van lading uit container

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2007 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een wegvervoerder onder de CMR voor schade door diefstal van lading uit een container. De eiseres, een vervoerder, had een container met nikkel pellets van Rozenburg naar Antwerpen moeten vervoeren. De lading werd echter gestolen terwijl de container op een onbewaakte parkeerplaats was achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat de vervoerder aansprakelijk was voor de diefstalschade, maar dat zij zich kon beroepen op de beperking van aansprakelijkheid onder de CMR. De rechtbank behandelde ook de vraag of de vervoerder aansprakelijk was jegens een derde partij op basis van onrechtmatige daad. De rechtbank concludeerde dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had genomen om de diefstal te voorkomen, ondanks dat zij dacht dat de lading uit minder diefstalgevoelige goederen bestond. De rechtbank oordeelde dat de vervoerder niet kon aantonen dat de diefstal mede was veroorzaakt door schuld van de rechthebbende, en dat de onjuiste beschrijving van de lading in de vervoersopdracht geen rechtens relevante oorzaak van het verlies was. De rechtbank verklaarde dat de vervoerder beperkt aansprakelijk was voor de schade en dat de vorderingen van de derde partij, Delamode, niet konden worden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 245431 / HA ZA 05-2529
Uitspraak: 11 juli 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beprkte aansdprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. M.A.R.C. Padberg,
- tegen -
1. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
ECS EUROPEANCONTAINERS N.V.,
gevestigd te Zeebrugge, Belgie,
gedaagde,
procureur mr. W.M. van Rossenberg,
2. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
INCO EUROPE LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. N. Lagerweij,
3. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
ZUIDNATIE N.V.,
gevestigd te Antwerpen, Belgie,
gedaagde in conventie,
procureur mr. N. Lagerweij,
4. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
DELAMODE PLC,
gevestigd te Braintree Essex, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
procureur mr. E.A.Bik.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]”, respectievelijk “ECS”, “Inco” en “Delamode”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaardingen d.d. 27 juni 2005;
- akte overlegging 9 producties zijdens [eiseres] van 7 september 2005;
- conclusie van antwoord zijdns ECS met 2 producties;
- conclusie van antwoord zijdens Inco en Zuidnatie, tevens conclusie van eis in reconventie zijdens Inco;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 15 februari 2006, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 5 april 2006, alsmede de daarin als processtukken aangemerkte stukken;
- conclusie van repliek in conventie ten aanzien van ECS, Inco en Zuidnatie met 1 productie;
- conclusie van dupliek zijdens ECS met 5 producties;
- conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie zijdens Delamode, met 3 producties;
- conclusie van repliek, tevens van antwoord in vooraardelijke reconventie ten aanzien van Delamode met 1 productie;
- conclusie van dupliek zijdens Inco en Zuidnatie, tevens conclusie van repliek in reconventie zijdens Inco;
- conclusie van dupliek, tevens conclusie van (de rechtbank leest:) repliek in voorwaardelijke reconventie zijdens Delamode met 4 producties;
- conclusie van dupliek in reconventie ten aanzien van Inco.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.2 Inco heeft in februari 2005 aan Delamode opdracht gegeven om een container beladen met een partij nikkel pellets te vervoeren van Clydach, Swansea, Verenigd Koninkrijk, naar Zuidnatie in Antwerpen, België. Delamode heeft die opdracht doorgegeven aan ECS. Ter uitvoering van een gedeelte van dat vervoer heeft ECS aan [eiseres] opdracht gegeven om het vervoer van de container van Rozenburg naar Antwerpen te bewerkstelligen.
2.3 ECS heeft de betreffende opdracht bij faxbericht van op 21 februari 2005 14.48 uur aan [eiseres] gegeven. Volgens dat faxbericht betrof de lading omstreeks 19.500 kg chemicaliën. [eiseres] diende de container op 22 februari 2005 om 8.00 uur af te leveren bij Inco per adres Zuidnatie in Antwerpen.
2.4 [eiseres] heeft ter zake van dat vervoer een vrachtbrief met kenmerk NL 036764 opgemaakt, daarop Inco als afzender en geadresseerde vermeld, bij de omschrijving van de goederen “19 pallets chemicals” en “said to contain” vermeld en deze afgegeven.
2.5 Een chauffeur van [eiseres] heeft de container op 21 februari 2005 in Rozenburg opgeladen op een oplegger en deze naar het bedrijf van [eiseres] in Waddinxveen vervoerd. Aan deze chauffeur is een aan de gedresseerde van de lading gerichte envelop met documenten meegegeven. Vanaf Waddinxveen heeft een andere chauffeur van [eiseres] de oplegger met de container naar een omstreeks 9,5 km verder gelegen, open en onbewaakte parkeerplaats in Nieuwerkerk aan den IJssel gereden en deze gedurende de nacht van 21 op 22 februari 2005 aldaar geparkeerd laten staan. Gedurende dat overstaan is lading uit de container gestolen.
2.6 De lading van de container bestond in feite uit een partij nikkel pellets.
2.7 [eiseres] of haar chauffeur heeft bij inontvangstneming van de container in Rozenburg tevens een envelop met documenten betreffende de lading ontvangen. Uit die documenten viel af te leiden dat de lading uit nikkel pellets bestond.
2.8 [eiseres] is door ECS, Inco en Delamode aansprakelijk gesteld tot vergoeding van de schade wegens de diefstal van lading uit de container.
2.9 Het bedrag van de beperkte aansprakelijkheid van de vervoerder in de zin van art. 23 lid 3 CMR ter zake van het verlies van het gedeelte van de partij nikkel beloopt SDR 123.498,08.
3 De vordering in conventie
3.1 [eiseres] vordert – verkort weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor recht zal verklaren:
(a) dat Zuidnatie en Delamode geen vorderingsrecht jegens [eiseres] hebben, en
(b) primair: dat [eiseres] jegens geen van de andere partijen aansprakelijk is,
subsidiair: dat [eiseres] niet verder aansprakelijk is dan de beperking bedoeld in art. 23 lid 3 CMR, althans het bedrag van US$ 202.300,-
met veroordeling van de gedaagden in de kosten van het geding.
[eiseres] stelt daartoe onder meer het volgende.
3.2 [eiseres] heeft op basis van het faxbericht met de opdracht van ECS van 21 februari 2005 aangenomen en mogen aannemen dat de lading uit chemicaliën bestond. Daarom heeft zij die goederen op de vrachtbrief vermeld. Zowel de container als de aan haar meegegeven envelop waren gesloten. Daarom heeft zij op de vrachtbrief “said to contain” vermeld. De envelop was aan de geadresseerde van de lading gericht. [eiseres] heeft pas nadat zij had kennis genomen van de diefstal van de lading op 22 februari 2005 de envelop met documenten geopend. Daaruit bleek haar toen dat de lading (niet uit chemicaliën, maar) uit een partij nikkel bestond. Zou [eiseres] van meet af aan geweten hebben dat de lading nikkel was, dan zou zij de oplegger met de container beveiligd hebben geparkeerd.
3.3 [eiseres] is niet aansprakelijk voor de diefstalschade. De diefstal is immers veroorzaakt door de onjuiste opgave van de ware inhoud van de container, derhalve door schuld van de rechthebbende in de zin van art. 17 lid 2 CMR, dan wel door eigen schuld in de zin van art. 6:101 BW. Subsidiair is de schade veroorzaakt door omstandigheden die [eiseres] als vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan zij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen (art. 17 lid 2 CMR).
3.4 In ieder geval komt [eiseres] een beroep toe op de beperking van haar aansprakelijkheid tot SDR 123.498,08. De waarde van die partij nikkel bedroeg niet meer dan US$ 202.300,-, zodat [eiseres] in geen geval meer hoeft te vergoeden dan dat bedrag.
3.5 Zuidnatie en Delamode hebben formeel noch materieel een vorderingsrecht jegens [eiseres].
4 De verweren in conventie en de vorderingen in (voorwaardelijke) reconventie
4.1 Ieder van de gedaagden voert zelfstandig verweer, maar al hun verweren strekken tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding. Het verweer dat de gedaagden voeren komt op het volgende neer. Voor zover het een verweer van een enkele gedaagde betreft, zal dat daarbij worden vermeld.
4.2 [eiseres] behoorde als vervoerder kennis te nemen van de documenten die zich bevonden in de envelop die de container begeleidde. Uit het proces-verbaal van aangifte van G. [eiseres], de bestuurder van [eiseres] (onderdeel van productie 8 bij akte zijdens [eiseres] van 7 september 2005), dat in de ochtend van 22 februari 2005 is opgemaakt, blijkt dat hij toen goed geïnformeerd was over de werkelijke details van de partij nikkel, zodat [eiseres] daarmee al eerder op de hoogte heeft moeten zijn gekomen, kennelijk door kennis te nemen van de documenten in die envelop. ECS wijst erop dat [eiseres] dat kennelijk al eerder had gedaan, want in de door haar opgemaakte vrachtbrief staan gegevens die wel uit die documenten in de envelop vallen af te leiden, maar niet uit de faxopdracht van ECS aan [eiseres]. Zo stond in de faxopdracht van ECS als aflaadadres Cobelfret vermeld terwijl er geen stukstal in stond, maar stond in de documenten in de envelop Inco als afzender vermeld en de stukstallen 14 en 5 en heeft [eiseres] in de vrachtbrief Inco als afzender en bij de omschrijving van de goederen 19 pallets heeft vermeld.
Derhalve moet [eiseres] bekend zijn geweest met de werkelijke inhoud van de container.
4.3 [eiseres] is aansprakelijk voor de diefstalschade en haar komt geen beroep toe op de ontheffing van aansprakelijkheid van art. 17 lid 2 CMR, omdat zij niet alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen ter voorkoming van diefstal van de lading heeft genomen.
4.4 Gelet op de afstand van Rozenburg naar Antwerpen van omstreeks 100 km, had [eiseres] de container ook ‘s ochtends vroeg op 22 februari 2005 in Rozenburg kunnen ophalen om deze die ochtend om 8.00 uur in Antwerpen af te leveren. Daarom was het niet nodig om deze gedurende de nacht van 21 op 22 februari 2005 te laten overstaan.
4.5 [eiseres] heeft de beschikking over een beveiligde parkeerplaats bij haar bedrijf in Waddinxveen, op slechts 9,5 km afstand van de parkeerplaats waar zij de container met de partij nikkel in de nacht van 21 op 22 februari 2005 liet overstaan. Daarom had zij de container op die (of een andere) beveiligde plaats moeten laten overstaan.
4.6 [eiseres] had de oplegger met de beladen container in ieder geval niet gedurende de nacht mogen laten overstaan op de open en onbewaakte parkeerplaats in Nieuwerkerk aan den IJssel. Daarbij maakt het niet uit of [eiseres] bekend was met de werkelijke inhoud van de container, omdat [eiseres] als zorgvuldig vervoerder een beladen container niet op een dergelijke parkeerplaats had mogen laten overstaan, ook niet indien de lading uit chemicaliën had bestaan omdat ook chemicaliën waarde hebben.
4.7 De diefstal is daarom niet (mede) veroorzaakt door schuld van de rechthebbende (in de zin van art. 17 leden 2 en 5 CMR c.q. art. 6:101 BW), maar door de abusieve beschrijving van de lading als chemicaliën in de vervoersopdracht.
4.8 Delamode voert aan dat zij, voor zover zij geen op een vervoerovereenkomst met [eiseres] gegrond vorderingsrecht heeft, [eiseres] uit onrechtmatige daad kan aanspreken. Delamode stelt dat [eiseres] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door zonder noodzaak daartoe de beladen container onbeheerd te laten overstaan en daarmee niet voldoende redelijke zorg voor de lading in acht te nemen. Het maakt daarbij niet uit of de lading diefstalgevoelig was, omdat het een feit van algemene beknedheid is dat in Nederland diefstal van lading uit vrachtwagens op steeds grotere schaal voormkomt.
4.9 Zuidnatie voert aan dat zij slechts in de instructies van ECS stond vermeld als losadres alwaar de container diende te worden afgeleverd en dat zij verder met het vervoer niets van doen had. Zuidnatie heeft [eiseres] niet ter zake van de diefstalscahde aangesproken. Daarom heeft [eiseres] geen belang bij haar vorderingen voor zover deze Zuidnatie betreffen. Voor het geval [eiseres] daarbij wel belang heeft, sluit Zuidnatie zich aan bij het verweer van Inco.
4.10 Inco en Zuidnatie refereren zich aan het oordeel van de rechter ten aanzien van de subsidiaire vorderingen van [eiseres].
4.11 Onder verwijzing naar haar stellingen in conventie, welke erop neerkomen dat [eiseres] als vervoerder aansprakelijk is tot vergoeding van de ladingschade, vordert Inco in reconventie – verkort weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiseres] zal veroordelen om aan Inco te betalen de tegenwaarde van SDR 123.498,08 te vermeerderen met rente vanaf 22 februari 2005, alsmede een redelijk bedrag aan expertisekosten op te maken bij staat, met verordeling van [eiseres] in de kosten van het geding in reconventie.
4.12 Onder verwijzing naar haar stellingen in conventie, welke erop neerkomen dat [eiseres] jegens Delamode uit onrechtmatige daad aansprakelijk is tot vergoeding van de door de diefstal ontstane schade, vordert Delamode voor het geval (a) dat de vorderingen tot verklaringen voor recht dat [eiseres] niet aaansprakelijk is en dat Delamode geen vorderingsrecht jegens [eiseres] heeft worden afgewezen en (b) dat de vordering van Inco in reconventie wordt afgewezen, dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat [eiseres] jegens Delamode onrechtmatig heeft gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk is tot vergoeding van de op het bedrag van de beperkte aansprakelijheid onder de CMR te begroten schade, te vermeerderen met rente vanaf 22 februari 2005, althans vanaf (de rechtbank leest:) de datum van de conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, 4 oktober 2006, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding in reconventie.
5 Het verweer in reconventie
5.1 [eiseres] voert gemotiveerd verweer in (voorwaardelijke) reconventie tegen Inco en Delamode. Haar verweer komt mutatis mutandis overeen met haar stellingname in conventie.
5.2 Inco heeft geen op de vervoerovereenkomst gegrond vorderingsrecht jegens [eiseres], omdat zij niet tot de vervoerovereenkomst is toegetreden. Er is geen sprake van opvolgend vervoer als bedoeld in art. 34 e.v. CMR.
5.3 [eiseres] doet voor zover zij buiten vervoerovereenkomst wordt aangesproken een beroep op het in art. 28 CMR bepaalde.
6 De beoordeling
in conventie
6.1 Centraal staat de vraag of [eiseres] aansprakelijk is voor de in de nacht van 21 op 22 frebruari 2005 ontstane schade wegens diefstal van een gedeelte van de lading van de container, hetzij op grond van de vervoerovereenkomst, hetzij op grond van onrechtmatige daad.
ECS
6.2 Terecht gaan [eiseres] en ECS ervan uit dat op de vervoerovereenkomst tussen [eiseres] en haar opdrachtgever/afzender ECS de CMR van toepasing is. Op grond van het bepaalde in art. 4 leden 4 en 5 EVO is, nu de vestigingsplaats van de vervoerder [eiseres] in Nederland ligt en zij de goederen in Nederland ten vervoer in ontvangst heeft genomen, terwijl geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit valt af te leiden dat de vervoerovereenkomst nauwer met een ander land is verbonden, het Nederlands recht aanvullend op hun rechtsverhouding van toepassing.
6.3 Op grond van het bepaalde in art. 17 lid 1 CMR is [eiseres] als vervoerder in beginsel aansprakelijk voor gedeeltelijk verlies van de vervoerde goederen gedurende de periode tussen in ontvangstneming ten vervoer – in dit geval: de inontvangstneming van de beladen coantainer in Rozenburg – en aflevering – in dit geval: de voorziene aflevering ervan in Antwerpen.
6.4 De rechtbank behandelt eerst het beroep op vervoerdersovermacht, omstandigheden die de vervoerder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen. In geval van verlies van de lading tijdens het vervoer kan een vervoerder slechts met succes op deze ontheffing van aansprakelijkheid ingevolge art. 17 lid 2 CMR beroepen, indien hij aantoont dat hij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder – daaronder begrepen de personen van wier hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt – te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen (HR 17 april 1998, NJ 1998, 602 - Oegema/Amev).
6.5 Vast staat dat [eiseres] de beladen container op de oplegger gedurende de nacht van 21 op 22 februari 2005 heeft laten overstaan op een open en onbewaakte parkeeerplaats in Nieuwerkerk aan den IJssel. Eveneens staat vast dat die parkeerplaats omstreeks 9,5 km van het door [eiseres] gebruikte beveiligde bedrijfsterrein te Waddinxveen is gelegen. [eiseres] heeft niet weersproken dat zij de container die nacht op haar bedrijfsterrein had kunnen laten overstaan. Gelet op de relatief geringe afstand van omstreeks 9,5 km tussen dat bedrijfsterrein en die parkeerplaats kon naar het oordeel van de rechtbank van een zorgvuldig vervoerder redelijkerwijs worden gevergd dat hij in een geval als het onderhavige de beladen container op het beveiligde bedrijfsterrein parkeerde. Omdat [eiseres] dat niet heeft gedaan heeft zij niet alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder te vergen maatregelen genomen om verlies te voorkomen.
6.6 De omstandigheid dat [eiseres] tot het moment waarop zij van de diefstal kennis kreeg aannam dat de lading van de container (niet uit nikkel, maar) uit chemicalien bestond – al aangenomen dat die omstandigheid komt vast te staan – brengt geen ander oordeel mee. Immers, gesteld noch gebleken is dat chemicalien geen enkele waarde hebben. Het moge zo zijn dat chemicalien in het algemeen minder diefstalgevoelige goederen zijn dan nikkel, maar dat rechtvaardigt niet dat een vervoerder een partij chemicaliën op een open en onbewaakte parkeerplaats de nacht laat doorbrengen terwijl hij binnen relatief geringe afstand over een beveiligde kan beschikken.
6.7 Vervolgens komt het beroep van [eiseres] op schuld van de rechthebbende in de zin van art. 17 lid 2 CMR of eigen schuld in de zin van art. 6:101 BW als oorzaak van het verlies aan de orde. Gelet op het in art. 17 lid 5 CMR bepaalde, betreffen de beide eerdergenoemde bepalingen aan de rechthebbende c.q. benadeelde toerekenbare omstandigheden die de schade (mede) hebben veroorzaakt. Doet zich een dergelijke omstandigheid voor?
6.8 Het betoog van [eiseres] komt erop neer dat zij door de beschrijving van de goederen in de vervoersopdracht van ECS op het verkeerde been is gezet en dat zij zorgvuldiger te werk zou zijn gegaan indien zij geweten zou hebben dat de lading niet uit chemicaliën bestond, maar uit nikkel. Dat betoog veronderstelt dat de uit de vervoerovereenkomst c.q. de CMR voortvloeiende zorgplicht van de vervoerder afhankeljk is van de waarde van de vervoerde goederen. Die veronderstelling is niet juist, zodat dat betoog niet wordt gevolgd. Het moge dan zo zijn dat [eiseres] gemeend heeft dat zij ten aanzien van het vervoer van chemicaliën minder zorgvuldig kon zijn, maar die mening vindt geen steun in het recht. Daarom merkt de rechtbank de onjuiste beschrijving van de goederen in de vervoersopdracht van ECS niet als een rechtens relevante oorzaak van het verlies van de lading aan. Derhalve gaat het beroep van [eiseres] op schuld van ECS als rechthebbende in de zin van art. 17 lid 2 CMR niet op, evenmin dat op eigen schuld in de zin van art. 6:101 BW.
6.9 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [eiseres] als vervoerder jegens ECS als haar afzender aansprakelijk is voor de diefstalschade.
6.10 [eiseres] vordert een verkaring voor recht dat haar aansprakelijkheid een beperkte is. Nu gesteld noch gebleken is [eiseres] opzet of roekeloosheid te verwijten valt, zal die verklaring worden gegeven.
Inco
6.11 [eiseres] en Inco gaan er terecht vanuit dat de CMR van toepassing is op hun rechtsverhouding.
6.12 Waar [eiseres] stelt op basis van de vervoersopdracht van ECS begrepen te hebben dat zij de beladen container diende af te leveren bij Inco, per adres Zuidnatie in Antwerpen, en zij (of haar chauffeur – voor wiens daden en nalatigheden [eiseres] aansprakelijk is; art. 3 CMR) dat ook in de vrachtbrief heeft vermeld, dient Inco onder die vervoerovereenkomst te worden aangemerkt als de geadresseerde in de zin van art. 13 CMR. Op grond van de tweede zin van art. 13 lid 1 CMR (“Wanneer verlies van de goederen is vastgesteld … is de geadresseerde gerechtigd om op eigen naam tegenover de vervoerder gebruik te maken van de rechten, die uit de vervoerovereenkomst voortspruiten”) is Inco gerechtigd [eiseres] ter zake van de diefstalschade aan te spreken. Uit hetgeen onder 6.3 tot en met 6.9 is overwogen volgt daarom de conclusie dat [eiseres] (ook) ten opzichte van Inco aansprakelijk is.
ECS en Inco
6.13 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de primair gevorderde verklaring niet, maar de subsidiair gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van ECS en Inco wel voor toewijing in aanmerking komt. Omdat zowel [eiseres] als ECS, respectievelijk Inco op enkele punten in het ongelijk zal worden gesteld zullen de proceskosten tussen deze partijen worden gecompenseerd.
Delamode
6.14 Tussen Delamode en [eiseres] is een op vervoerovereenkomst gegrond vorderingsrecht van Delamode gesteld noch gebleken. Delamode baseert haar aanspraken jegens [eiseres] op onrechtmatige daad. Het betoog van Delamode komt erop neer dat [eiseres] jegens haar uit onrechtmatige daad aansprakelijk is wegens het onbewaakt op een open parkeerplaats laten overstaan van de beladen container.
6.15 Op grond van het bepaalde in art. 3 lid 1 Wet conflictenrecht onrechtmatige daad is, nu de door Delamode gestelde onrechtmatige daad in Nederland heeft plaats gevonden, het Nederlandse recht van toepassing.
De enkele omstandigheid dat [eiseres] ten opzichte van haar afzender c.q. geadresseerde bij de vervoerovereenkomst toerekenbaar is tekortgekomen door de beladen container onbewaakt op een open parkeerplaats te laten overstaan brengt niet mee dat [eiseres] daardoor en onafhankelijk van de vervoerovereenkomst ook onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van een derde, Delamode. Bijzondere omstandigheden waaruit valt af te leiden dat [eiseres], onafhankelijk van de vervoerovereenkomst, de beladen container niet op die wijze had mogen laten overstaan zijn gesteld noch gebeleken.
6.16 Daarom zal de ten aanzien van Delamode gevorderde verklaring voor recht worden gegeven. Delamode zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Zuidnatie
6.17 Zuidnatie voert aan dat zij met het vervoer niets van doen had en dat zij [eiseres] niet heeft aangesproken, zodat [eiseres] geen belang heeft bij haar vordering tot een verklaring van recht ten aanzien van Zuidnatie. [eiseres] is op dat verweer, dat op zichzelf hout snijdt, niet ingegaan. Daarom komt de gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van Zuidnatie niet voor toewijzing in aanmerking. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeeld in de proceskosten.
in reconventie
6.18 Voor wat betreft de vordering van Inco verwijst de rechtbank naar hetgeen zij in rov. 6.1 tot en met 6.13 heeft overwogen. Daaruit vloeit voort dat de vordering van Inco tot vergoeding van het bedrag van de beperkte aansprakelijkheid voor toewijzing in aanmerking komt.
6.19 Tegen de gevorderde rente is geen verweer gevoerd. Die op de CMR gebaseerde vordering zal daarom worden toegewezen.
6.20 Inco heeft haar vordering tot vergoeding van “een redelijk bedrag aan expertisekosten” niet onderbouwd en daardoor niet aan haar stelplicht voldaan. Daarom zal die vordering worden afgewezen.
6.21 [eiseres] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
6.22 De voorwaarden voor de vordering in reconventie vanwege Delamode zijn niet vervuld. Daarom komt de rechtbank niet aan de boordeling van die vordering toe.
Slotsom
[eiseres] is ten opzichte van ECS en Inco beperkt aansprakelijk voor de diefstalschade. [eiseres] zal ten behoeve van Inco worden veroordeeeld tot beperkte schadevergoeding. [eiseres] is niet aanspareklijk ten opzichte van Delamode. Zuidnatie staat buiten de zaak.
7 De beslissing
De rechtbank,
in conventie
verklaart voor recht
(a) dat Delamode geen vorderingsrecht jegens [eiseres] heeft; en
(b) dat [eiseres] jegens ECS en Inco aansprakelijk is tot het beloop van de beperking bedoeld in art. 23 lid 3 CMR;
compenseert de proceskosten tussen [eiseres] en ECS aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
compenseert de proceskosten tussen [eiseres] en Inco aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
veroordeelt Delamode in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 315,94 aan verschotten (waarvan € 244,- aan griffierecht) en € 904,- aan salaris van de procureur;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meeer of anders gevorderde af;
in reconventie
veroordeelt [eiseres] om aan Inco tegen bewijs van kwijting te betalen de tegenwarde in Nederlandse courant van SDR 123.498,08 (zegge: eenhonderd drieentwintig vierhinderd achtennegentig 08/100 special drawing rights) te vermeerderen met de rente bepaald in art. 27 CMR te berekenen vanaf 22 februari 2005 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van Inco bepaald op nihil aan verschotten en € 4.263,- aan salaris van de procureur;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1928