ECLI:NL:RBROT:2007:BA9923
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in geschil over arbitraal beding in algemene voorwaarden
In deze zaak, uitgesproken op 27 juni 2007 door de Rechtbank Rotterdam, staat de bevoegdheid van de rechtbank ter discussie in een geschil tussen GTC-Nederland en Holland Scherm. GTC, eiseres, vordert betaling van een bedrag van € 11.371,66 van Holland Scherm, gedaagde, op basis van een overeenkomst voor de verkoop van glaspanelen. Holland Scherm betwist de vordering en stelt dat de rechtbank onbevoegd is, omdat er een arbitraal beding is overeengekomen in de Algemene Onderaannemings- en Inkoopvoorwaarden. De rechtbank moet beoordelen of dit arbitraal beding geldig is en of de algemene voorwaarden van toepassing zijn.
De rechtbank overweegt dat Holland Scherm een beroep heeft gedaan op de onbevoegdheid van de rechtbank, maar dat dit beroep moet worden gedaan 'voor alle weren' en bij incidentele conclusie, wat Holland Scherm heeft gedaan in de conclusie van antwoord. De rechtbank concludeert dat Holland Scherm aan de vereisten heeft voldaan en dat de Algemene Onderaannemings- en Inkoopvoorwaarden van toepassing zijn. De rechtbank stelt vast dat de overeenkomst van 27 januari 2006, ondertekend door beide partijen, de voorwaarden bevatte die de arbitrage regelen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat de geschillen voortvloeiend uit de overeenkomst middels arbitrage moeten worden beslecht door de Raad van Arbitrage voor de Bouw. GTC wordt veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van het correct aanvoeren van de onbevoegdheid en de geldigheid van arbitraal bedingen in commerciële geschillen.