ECLI:NL:RBROT:2007:BA9916

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
266749 / HA ZA 06-2208
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dispuut over sealbagfraude en bewijsbedingen in algemene voorwaarden

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, stond de bank ABN AMRO tegenover [X] in een geschil over vermeende fraude met sealbag-stortingen. De rechtbank behandelde de vordering van ABN AMRO, die [X] aansprakelijk stelde voor een tekort op zijn bankrekeningen, dat zou zijn ontstaan door onjuiste opgaven van de inhoud van sealbags. De procedure begon met een dagvaarding van ABN AMRO tegen zowel [X] als [Y B.V.], maar de rechtszaak liep alleen tegen [X]. De rechtbank onderzocht de feiten, waaronder de rol van [X] als bestuurder van [Y B.V.] en de afspraken die waren gemaakt in de sealbagovereenkomsten.

De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO zich kon beroepen op de bepalingen in de sealbagvoorwaarden, die de bank het recht gaven om de inhoud van de gedeponeerde sealbags te controleren. [X] betwistte de juistheid van de door de bank vastgestelde inhoud en stelde dat hij geen sealbags had gedeponeerd, maar dat dit door een derde was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij [X] lag om aan te tonen dat de bank onterecht had gehandeld. De rechtbank verwierp het verweer van [X] dat de bank de debetstanden moest specificeren, omdat hij hierop niet adequaat had gereageerd.

De rechtbank besloot dat [X] in de gelegenheid moest worden gesteld om bewijs te leveren van zijn stellingen over de stortingen. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling, waarbij ABN AMRO werd opgedragen om zich uit te laten over de renteberekening en de vordering van [X] in reconventie werd afgewezen. De uitspraak benadrukte de noodzaak van duidelijke afspraken in algemene voorwaarden en de rol van bewijsbedingen in commerciële overeenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 266749 / HA ZA 06-2208
Uitspraak: 4 juli 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. Th. J. van ‘t Hoen,
advocaat mr. R. Dijkema,
- tegen -
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur en advocaat mr. R.F. Nelisse.
Partijen worden hierna aangeduid als “ABN AMRO” respectievelijk “[X]”.
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 9 juni 2006, met producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 18 oktober 2006, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 10 januari 2007;
- de stukken van het op 9 juni 2006 ten verzoeke van ABN AMRO en ten laste van [X] gelegde conservatoir beslag op roerende zaken.
1.2 De dagvaarding is uitgebracht tegen zowel [X] als tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y B.V.], gevestigd te [woonplaats] (hierna: [Y B.V.]). De onderhavige procedure loopt alleen tegen [X].
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weer¬sproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 [X] was tot 2 augustus 2005 ingeschreven bij de kamer van koophandel voor Rotter¬dam als een eenmanszaak. Daarnaast was [X] in 2005 statutair bestuurder van [Y B.V.].
2.2 [X] – handelend onder de naam [Z] – heeft op 22 februari 2005 een overeenkomst gesloten met ABN AMRO op grond waarvan [X] een bankrekening aanhoudt bij ABN AMRO met nummer [xxxxxx].995 (hierna: rekening 995). Deze overeenkomst bepaalt onder meer:
“Algemene voorwaarden
De rekeninghouder verklaart de “Algemene Voorwaarden ABN AMRO Bank N.V.” te hebben ontvangen voor of bij het tekenen van deze overeenkomst.”
2.3 Voorts houdt [X] bij ABN AMRO een tweede bankrekening aan met nummer [xxxxxx].218 (hierna: rekening 218).
2.4 De Algemene Voorwaarden ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de algemene bankvoor¬waar¬den) bevatten onder meer de navolgende bepalingen:
Artikel 11:
“Tegenover de cliënt strekt een door de bank getekend uittreksel van haar administratie tot volledig bewijs, behoudens door de cliënt geleverd tegenbewijs.”
Artikel 17:
“Iedere creditering geschiedt onder het voorbehoud dat, indien de bank de tegenwaarde daarvoor nog moet ontvangen, deze tijdig en behoorlijk in haar bezig komt. Bij gebreke daarvan is de bank bevoegd de creditering ongedaan te maken. (..)”
2.5 Aan [X] is terzake van rekening 995 en rekening 218 geen kredietfaciliteit verleend.
2.6 [X] heeft met ABN AMRO ten aanzien van rekening 995 een zogeheten sealbag¬overeenkomst gesloten, gedateerd 3 maart 2005 (hierna: de sealbagovereenkomst). Deze overeenkomst bepaalt onder meer:
“1.1 De cliënt is gerechtigd onder de bepalingen zoals vastgelegd in de ‘Voorwaarden verpakt storten/disponeren’ tot wederopzegging (..) waarden te storten bij de bank, waarbij de cliënt de waarden adviseert, (..) in een door de bank aangegeven/verstrekte verpakking.
(..)
5.1 De cliënt erkent de ‘Voorwaarden verpakt storten/disponeren’, die een onverbrekelijk geheel met deze overeenkomst vormen (…) te hebben ontvangen en ermee akkoord te gaan.”
Een sealbagovereenkomst biedt de cliënt van ABN AMRO de mogelijkheid, kort gezegd, om geld in een gesloten zak (de sealbag) te deponeren in een kluis bij ABN AMRO nadat de cliënt via het internet het (unieke) nummer van de betreffende sealbag en de inhoud daarvan aan ABN AMRO heeft doorgegeven. Bij het deponeren van de sealbag in de kluis bij ABN AMRO scant de cliënt de sealbag om zo het nummer van de sealbag te laten registeren. Indien het nummer van de gescande sealbag en de via het internet verstuurde informatie overeen¬komen, wordt het aangemelde bedrag overgemaakt naar de door de cliënt in de opdracht vermelde bankrekening.
2.7 De Voorwaarden verpakt storten/disponeren (hierna: de sealbagvoorwaarden) bepalen onder meer:
“6. Bij verschil tussen de door cliënt opgestelde stortingsspecificatie en de door de bank vastgestelde inhoud na telling of bij het ontbreken van de verpakking welke volgens het (de) door de bank correct ontvangen stortingsspecificatieformulier(en) aanwezig zou(den) moeten zijn, zal de bank cliënt hiervan uiterlijk binnen vijf werkdagen na constatering in kennis stellen. De bevindingen van de bank zijn bindend voor cliënt, behoudens diens recht tot het leveren van tegenbewijs. Indien reeds is bijgeschreven, zal de bank het geconstateerde positieve of negatieve verschil, alsnog bijschrijven op respectievelijk afschrijven van de betreffende rekening van cliënt bij de bank. Een eventueel tekort dat de rekening van cliënt in geval van een dergelijke afschrijving vertoont, zal terstond door cliënt door bijstorting worden opgeheven.”
2.8 [Y B.V.] houdt een bankrekening aan bij ABN AMRO met rekeningnummer [xxxxxx].776 (hierna: rekening 776). Aan [Y B.V.] is terzake van deze rekening geen kredietfaciliteit verleend. [Y B.V.] en ABN AMRO hebben op 7 april 2004 terzake van deze rekening een sealbagovereenkomst gesloten, die vergelijkbaar is met de hiervoor onder 2.6 genoemde sealbagovereenkomst tussen [X] en ABN AMRO.
2.9 ABN AMRO heeft op 5 augustus 2005 tegen [X] en [Y B.V.] aangifte gedaan van oplichting. De aangifte komt er in de kern op neer dat [X] en [Y B.V.] onjuiste opgaven zouden hebben gedaan ten aanzien van de inhoud van bij ABN AMRO gedeponeerde sealbags, waardoor ABN AMRO ten onrechte bedragen met een totaal van € 218.000,-- op rekening 995 en rekening 776 heeft bijgeschreven; de aldus door [X] en [Y B.V.] ontvangen bedragen zijn vervolgens door middel van spoedbetalingsopdrachten overgemaakt naar rekeningen van derden.
2.10 Bij brieven d.d. 5 en 16 augustus 2005 heeft ABN AMRO rekening 776 respectievelijk rekening 995 opgezegd en heeft zij [Y B.V.] respectievelijk [X] gesommeerd tot betaling. Bij brief d.d. 16 augustus 2005 heeft ABN AMRO [X] als bestuurder van [Y B.V.] persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de vordering van ABN AMRO op [Y B.V.] uit hoofde van rekening 776.
2.11 Volgens getekende uittreksels uit de administratie van ABN AMRO was de debetstand van rekening 995 op 23 augustus 2005 € 108.920,72 en van rekening 776 € 89.078,07.
2.12 Op 26 augustus 2005 bedroeg het tegoed van [X] op rekening 218 € 19.726,54. Op 23 september 2005 was het saldo van deze rekening € 2.777,50. ABN AMRO heeft deze tegoeden overgeboekt naar rekening 995.
2.13 [Y B.V.] is in staat van faillissement verklaard.
2.14 ABN AMRO heeft op 9 juni 2006 conservatoir beslag gelegd op roerende zaken in de woning van [X].
3 Het geschil in conventie
3.1 ABN AMRO vordert – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [X] te veroordelen tot betaling van € 119.607,44, te vermeerderen met 19% debetrente over € 108.920,72 vanaf 1 maart 2006 en van € 97.817,94, te vermeerderen met 19% debetrente over € 89.078,07 vanaf 1 maart 2006, zulks met veroordeling van [X] in de proceskosten, daaronder begrepen de – in de dagvaarding nader begrote – beslagkosten.
3.2 Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft ABN AMRO aan haar vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
Met betrekking tot rekening 995
a. Op 6 juli 2005 is er door [X] een storting gedaan met een sealbag bij het kantoor van ABN AMRO aan de Kempenaarsstraat 1 te Oegstgeest. Het gescande nummer van de sealbag was AA5311989 en het daarbij behorende via het internet opgegeven bedrag was € 43.000,--. De sealbag met nummer AA5311989 is echter niet in de kluis geplaatst, maar wel een sealbag met nummer AA 5311999. De inhoud van deze sealbag was € 100,--. Op 11 juli 2005 heeft ABN AMRO het door [X] opgegeven bedrag van € 43.000,-- bijgeschreven op rekening 995.
b. Op 7 juli 2005 heeft [X] via het internet een aantal spoedoverboekingen gedaan ten laste van rekening 995.
c. Op 8 juli 2005 heeft [X] een storting gedaan met een sealbag bij het kantoor van ABN AMRO aan de Herenstraat 26 te Rijswijk. Het gescande sealbagnummer was AA5312000 en het via het internet opgegeven bedrag dat in deze sealbag had moeten zitten, bedroeg € 40.000,--. De sealbag met nummer AA5312000 is echter niet in de kluis geplaatst, maar wel een sealbag met nummer AA5311998. De inhoud van deze sealbag was € 100,--. Op 8 juli 2005 heeft ABN AMRO het door [X] opgegeven bedrag van € 40.000,-- bijgeschreven op rekening 995.
d. Op 11 juli 2005 heeft [X] een storting gedaan met een sealbag bij het kantoor van ABN AMRO aan de Herenstraat 26 te Rijswijk. Het gescande sealbagnummer was AA5311996 en het via het internet opgegeven bedrag dat in deze sealbag had moeten zitten, bedroeg € 45.000,--. De sealbag met nummer AA5311996 is echter niet in de kluis geplaatst, maar wel een sealbag met nummer AA5311995. De inhoud van deze sealbag was € 100,--. Op 13 juli 2005 heeft ABN AMRO het door [X] opgegeven bedrag van € 45.000,-- bijgeschreven op rekening 995.
e. Op 11 en 12 juli 2005 heeft [X] via het internet een aantal spoedoverboekingen gedaan ten laste van rekening 995.
Met betrekking tot rekening 776
f. Op 20 juli 2005 is er door [Y B.V.] een storting gedaan met een sealbag bij het kantoor van ABN AMRO aan de Coolsingel 119 te Rotterdam. Het gescande sealbagnummer was AA92114227 en het via het internet opgegeven bedrag dat in deze sealbag had moeten zitten, bedroeg € 45.000,--. De sealbag met nummer AA92114227 is echter niet in de kluis geplaatst, maar wel een sealbag met nummer AA92114226. De inhoud van deze sealbag was € 100,--.
g. [Y B.V.] heeft op 21 juli 2005 via het internet een aantal spoedbetalingen gedaan.
h. Op 22 juli 2005 is er door [Y B.V.] een storting gedaan met een sealbag bij het kantoor van ABN AMRO aan de Herenstraat 26 te Rijswijk. Het gescande sealbag nummer was AA4480200 en het via het internet opgegeven bedrag dat in deze sealbag had moeten zitten, bedroeg € 45.000,--. De sealbag met nummer AA4480200 is echter niet in de kluis geplaatst, maar wel een sealbag met nummer AA4480224. De inhoud van deze sealbag was € 50,--.
i. [Y B.V.] heeft op 25 juli 2005 via het internet een aantal spoedbetalingen gedaan ten laste van rekening 776.
j. [X] is naast [Y B.V.] hoofdelijk aansprakelijk voor het debetsaldo van rekening 776 als bestuurder van [Y B.V.] en als degene die feitelijk de handelingen heeft verricht die tot de ongeregelde (want niet overeengekomen) debetstand op rekening 776 hebben geleid.
Ten aanzien van beide rekeningen
k. De vaststelling van de inhoud van de gedeponeerde sealbags geschiedt als volgt. De sealbags worden op één centraal punt verzameld, waar zij worden geopend in het bijzijn van meerdere medewerkers van ABN AMRO. Daarvan worden video-opnamen gemaakt.
l. Op 22 juli 2005 heeft ABN AMRO de hiervoor genoemde onregelmatigheden met betrekking tot rekening 995 en rekening 776 geconstateerd. [X] heeft aangaande de beide rekeningen fraude gepleegd. Ingevolge artikel 6 van de sealbag¬voorwaarden zijn de bevindingen van ABN AMRO aangaande de gedeponeerde sealbags bindend, behoudens door de cliënt te leveren tegenbewijs.
m. Op 27 juli 2005 heeft ABN AMRO – op grond van artikel 6 van de sealbagvoorwaar¬den – de hiervoor genoemde stortingen op rekening 995 en rekening 776 ongedaan gemaakt, hetgeen – per 23 augustus 2005 – resulteerde in de onder 2.11 genoemde negatieve saldi op beide rekeningen. Ingevolge artikel 6 van de sealbagvoorwaarden zijn [X] respectievelijk [Y B.V.] gehouden de ontstane negatieve saldi direct aan te zuiveren.
n. ABN AMRO beroept zich voorts op artikel 11 en 17 van de algemene bankvoorwaar¬den.
3.3 Het verweer van [X] strekt tot afwijzing van de vordering van ABN AMRO met veroordeling van ABN AMRO in de kosten van het geding. [X] heeft daartoe – verkort weergegeven – het volgende aangevoerd:
a. [X] heeft geen sealbags gedeponeerd bij ABN AMRO. Dit is gedaan door de heer [A].
b. De gedeponeerde sealbags bevatten wel de bedragen die vooraf zijn aangekondigd via het internet. Dit geldt zowel voor de sealbags met de lagere bedragen als voor de sealbags met de hogere bedragen. De bewijslast dat dit anders zou zijn, rust op ABN AMRO. ABN AMRO heeft dan ook ten onrechte de bankrekeningen van [X] en [Y B.V.] gedebiteerd, zodat de ontstane debetstanden ten onrechte zijn ontstaan. [X] betwist bovendien de berekening van ABN AMRO van de debetstanden van de beide bankrekeningen; ABN AMRO dient de gestelde debetstanden en de berekende rente te specificeren.
c. [X] betwist dat ABN AMRO zich kan beroepen op de boekenclausule uit artikel 11 van de algemene bankvoorwaarden en op artikel 6 van de sealbagvoorwaarden. Genoemd artikel 11 is niet van toepassing omdat de sealbagvoorwaarden prevaleren boven de algemene voorwaarden; artikel 6 van de sealbagvoorwaarden is onredelijk bezwarend omdat dit artikel tegenbewijs uitsluit. [X] heeft ter comparitie de vernietiging van genoemd artikel 6 gevorderd.
d. [X] betwist dat een rente van 19% overeengekomen is.
e. Tegen [X] loopt een strafrechtelijke procedure aangaande de door ABN AMRO gestelde fraude. De uitkomst daarvan dient te worden afgewacht voordat de onderhavige procedure wordt vervolgd.
4 Het geschil in reconventie
4.1 [X] vordert in reconventie – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad ABN AMRO te veroordelen om:
I. binnen twee dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis:
• rekening 218 te crediteren tot een bedrag van € 22.504,04;
• rekening 995 te crediteren tot een bedrag van € 1.442,04;
• alle door [X] bij ABN AMRO aangehouden rekeningen te deblokkeren,
dit alles op straffe van een dwangsom;
II. aan [X] de wettelijke rente te betalen over voornoemde bedragen vanaf 29 juli 2005;
III. [X] de nog te lijden, nader bij staat op te maken, schade te vergoeden,
zulks met veroordeling van ABN AMRO in de proceskosten.
4.2 Aan deze vordering heeft [X] – zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd dat ABN AMRO ten onrechte zijn rekeningen gedebiteerd en geblokkeerd heeft. Wanneer deze onjuiste debiteringen ongedaan gemaakt worden, resteert op rekening 218 een tegoed van € 22.504,04 en op rekening 995 een tegoed van € 1.442,04.
4.3 Het verweer van ABN AMRO in reconventie strekt tot afwijzing van de vordering van [X], met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [X] in de kosten van het geding.
5 De beoordeling
In conventie en reconventie
5.1 [X] verzoekt de behandeling van deze procedure aan te houden totdat in de strafzaak tegen hem zal zijn beslist. Aan dit verzoek wordt voorbijgegaan. De vordering van ABN AMRO op [X] dient in deze procedure te worden beoordeeld aan de hand van de criteria die daarvoor gelden naar het burgerlijke recht en ABN AMRO heeft een gerechtvaardigd belang om deze procedure niet onnodig te laten voortduren. [X] wordt hierdoor niet onredelijk in zijn belangen geschaad. Bovendien strekt ingevolge artikel 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de dwingende bewijskracht van een strafvonnis zich slechts uit tot de bewezen verklaarde feiten.
in conventie
Ten aanzien van rekening 995
5.2 In de kern komt het geschil tussen partijen er op neer dat ABN AMRO stelt en [X] betwist dat [X] sealbags met grote bedragen via het internet heeft aangemeld en bij de daartoe bestemde kluis van ABN AMRO heeft gescand, maar dat hij uitsluitend sealbags met kleinere bedragen en andersluidende sealbagnummers in de kluis heeft gedeponeerd. Het is daarbij niet in geschil dat ABN AMRO op 8, 11 en 13 juli 2005 in het totaal een bedrag van € 128.000,-- heeft bijgeschreven op rekening 995. De vraag is of ABN AMRO dit bedrag daadwerkelijk door middel van sealbagstortingen heeft ontvangen. Hierover wordt als volgt geoordeeld.
5.3 De vraag is allereerst op welke partij de stelplicht en bewijslast rust aangaande de inhoud van de gedeponeerde sealbags. ABN AMRO beroept zich hierbij op artikel 6 van de sealbagvoor¬waar¬den. [X] heeft ter comparitie aangevoerd dat artikel 6 van de sealbagvoorwaarden onredelijk bezwarend is omdat het artikel tegenbewijs zou uitsluiten.
5.4 Het betoog van [X] slaagt niet. Vooropgesteld wordt dat zijn betoog is gebaseerd op een verkeerde lezing van artikel 6. Immers, artikel 6 laat uitdrukkelijk wel tegenbewijs toe. Andere argumenten waarom artikel 6 onredelijk bezwarend zou zijn, heeft [X] niet aange¬voerd, wat wel op zijn weg had gelegen. Het gaat hier om een bewijsbeding in algemene voorwaarden, die van toepassing zijn op een overeenkomst tussen een financiële instelling en een zakelijke gebruiker. De tekst en strekking van het bewijsbeding moet voor een zakelijke gebruiker voldoende duidelijk worden geacht: de bepaling maakt zonder meer duidelijk dat, kort gezegd, bij een verschil tussen de door de cliënt opgestelde stortings¬specifi¬ca¬tie en de door de bank vastgestelde inhoud, of bij het ontbreken van de verpakking welke volgens de specificatie aanwezig zou moeten zijn, de bevindingen van de bank bindend zijn, behoudens tegenbewijs. Een dergelijk beding kan in redelijkheid voor een zakelijke gebruiker niet als een verrassing komen. Immers, het is inherent aan een systeem waarin de gebruiker een gesloten zak met geld bij de bank deponeert dat op enige wijze tussen partijen bindend vastgesteld moet worden wat de inhoud daarvan is. De cliënt van een bank heeft bovendien een alternatief voor het sealbagsysteem: hij kan er ook voor kiezen om het geld te storten bij de kas van de bank, zodat het in zijn aanwezigheid wordt geteld. Tegen deze achtergrond wordt de stelling van [X] dat artikel 6 onredelijk bezwarend is, als onvoldoende onderbouwd verworpen.
5.5 Gelet op het voorgaande dient overeenkomstig artikel 6 van de sealbagvoorwaarden te worden uitgegaan van de juistheid van de bevindingen van ABN AMRO. Het gaat hier immers om de bevinding van ABN AMRO dat een verpakking – de via internet aangekon¬digde sealbag met het opgegeven specifieke sealbagnummer – ontbreekt. Hiermee staat, behoudens door [X] te leveren tegenbewijs, vast dat ABN AMRO de aangekondigde sealbags met de opgegeven inhoud niet heeft ontvangen en derhalve dat zij de aangekondig¬de bedragen met een totaal van € 128.000,-- ten onrechte heeft bijgeboekt op rekening 995. Nu [X], zakelijk weergegeven, stelt dat op 6, 8 en 11 juli 2005 sealbags zijn gedeponeerd bij ABN AMRO ten gunste van rekening 995 met een inhoud van € 128.000,--, zal hij tot het bewijs daarvan worden toegelaten. In dat kader kan (mogelijk) betekenis toekomen aan de stelling van [X] dat de kleinere bedragen (ook) aangemeld, gescand en gestort zijn. Bij de bewijsvoering kan tevens de herkomst van de gestelde stortingen en de aanleiding voor de kort daarop volgende spoedoverboekingen aan de orde komen.
5.6 Indien [X] slaagt in het hiervoor genoemde bewijs, dan wordt de vordering van ABN AMRO (voorzover betrekking hebbende op rekening 995) afgewezen. Indien [X] niet slaagt in het bewijs, dan geldt dat hij ingevolge artikel 6 van de sealbagvoorwaarden gehouden is het ontstane tekort aan te zuiveren. De omvang van het ontstane tekort op de rekening wordt overeenkomstig artikel 11 van de algemene bankvoorwaarden aangetoond door een getekend uittreksel uit de administratie van ABN AMRO. Anders dan [X] kennelijk betoogt, is dit artikel 11 onverminderd van kracht omdat artikel 6 van de sealbagvoor¬waar¬den alleen het bewijs aangaande de inhoud van de sealbags regelt. Deze bepaling doet daarom geen afbreuk aan de algemene regel van artikel 11 dat de boeken van de bank, behoudens tegenbewijs, tot bewijs strekken van hetgeen de bank te vorderen heeft. Hierbij dient wel opgemerkt te worden – zoals door ABN AMRO ter comparitie is erkend – dat uitgegaan dient te worden van de wettelijke rente en niet van de gevorderde rente van 19%. Het is de rechtbank niet duidelijk of de berekening van ABN AMRO van het verschuldigde bedrag per 23 augustus 2005 mede is gebaseerd op een rentepercentage van 19% over de periode van 27 juli 2005 tot 23 augustus 2005. ABN AMRO dient zich hierover nader uit te laten. Indien in deze periode is uitgegaan van 19% rente dient ABN AMRO een nieuwe berekening van het saldo per 23 augustus 2005 in het geding te brengen. Voorts geldt dat op de vordering van ABN AMRO een bedrag van € 2.777,50 in mindering dient te worden gebracht omdat dit bedrag – na 23 augustus 2005 – door verrekening is voldaan. Indien [X] ten dele slaagt in het bewijs – bijvoorbeeld door alleen het bewijs te leveren van één van de door hem gestelde stortingen – dan wordt de vordering van ABN AMRO ten dele toegewezen.
5.7 De rechtbank overweegt voorts nog als volgt. Indien en voorzover het verweer van [X] dat niet hij maar [A] de sealbags bij ABN AMRO heeft gedeponeerd, ook geacht moet worden te zien op de sealbags terzake van rekening 995, slaagt dit niet. Ingevolge artikel 6 van de sealbagvoorwaarden is de cliënt gehouden om een tekort dat is ontstaan als gevolg van de ongedaanmaking van onjuiste bijschrijvingen, aan te zuiveren. Deze verplichting rust op de cliënt uit hoofde van het feit dat het om zijn rekening gaat, niet op de grond dat hij de betreffende handelingen zelf zou hebben verricht.
Ook het verweer van [X] dat ABN AMRO de debetstanden zou moeten specificeren, slaagt niet. Nadat ABN AMRO bij conclusie van antwoord in reconventie rekeningafschrif¬ten van rekening 995 in het geding heeft gebracht, heeft [X] hierop niet gereageerd tijdens de comparitie van antwoord, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. Het verweer van [X] wordt op dit punt daarom als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
Ten aanzien van rekening 776
5.8 ABN AMRO stelt dat [X] jegens haar aansprakelijk is voor het tekort op rekening 776 als bestuurder van [Y B.V.] en als degene die feitelijk de handelingen heeft verricht als gevolg waarvan de ongeregelde debetstand op rekening 776 is ontstaan. [X] betwist dit; hij stelt dat niet hij maar [A] namens [Y B.V.] heeft gehandeld. Voorts betwist [X] dat de sealbags niet de via het internet opgegeven inhoud zouden hebben.
5.9 Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust op ABN AMRO de stelplicht en – bij gemotiveerde betwisting – de bewijslast van feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot toewijzing van haar vordering. ABN AMRO heeft niet onderbouwd waarom het zijn van bestuurder leidt tot de aansprakelijkheid van [X]. ABN AMRO heeft voorts niet gereageerd op de stelling van [X] dat niet hij maar de heer [A] de betreffende stortingen heeft verricht. ABN AMRO zal in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij conclusie na tussenvonnis nader uit te laten.
5.10 De rechtbank overweegt voorts dat hetgeen hiervoor is overwogen onder 5.6 over de renteberekening van overeenkomstige toepassing is op rekening 776. Hetzelfde geldt voor hetgeen hiervoor is overwogen onder 5.7, tweede alinea.
in reconventie
5.11 De toewijsbaarheid van de vordering tot creditering en deblokkering van rekening 995 en rekening 218 wordt bepaald door de uitkomst van de procedure in conventie. [X] zal ook in reconventie tot de in overweging 5.5 bedoelde bewijsvoering worden toegelaten.
5.12 De vordering tot creditering en deblokkering van rekening 776 zal worden afgewezen. Immers, deze rekening wordt niet aangehouden door [X] maar door [Y B.V.] en daarom kan alleen [Y B.V.] tegen ABN AMRO een vordering instellen met betrekking tot deze rekening, behoudens in bijzondere omstandigheden, die echter niet zijn gesteld of gebleken.
5.13 De vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat zal worden afgewezen. Voorzover de schade bestaat uit de vertraging in de betaling door ABN AMRO van ten onrechte gedebiteerde bedragen, is deze schade door artikel 6:119a BW gefixeerd op de wettelijke dan wel de overeengekomen rente. Indien en voorzover [X] heeft beoogd om een vergoeding te vorderen van andere schade dan de vertragingsschade, heeft hij omtrent zulke schade onvoldoende gesteld.
In conventie en reconventie
5.14 Over de verdere voortgang van de procedure wordt als volgt overwogen. [X] zal in conventie en reconventie worden toegelaten tot het bewijs dat:
- op 6 juli 2005 een sealbag met nummer AA5311989 en daarin een bedrag van € 43.000,-- is gedeponeerd op het kantoor van ABN AMRO aan de Kempenaarsstraat 1 te Oegstgeest;
- op 8 juli 2005 een sealbag met nummer AA5312000 en daarin een bedrag van € 40.000,-- is gedeponeerd op het kantoor van ABN AMRO aan de Herenstraat 26 te Rijswijk;
- op 11 juli 2005 een sealbag met nummer AA5311996 en daarin een bedrag van € 45.000,-- is gedeponeerd op het kantoor van ABN AMRO aan de Herenstraat 26 te Rijswijk.
5.15 Uit proceseconomische overwegingen zal ABN AMRO voorafgaand aan een eventuele enquête naar aanleiding van de bewijsopdracht aan [X] in de gelegenheid worden gesteld om zich bij conclusie na tussenvonnis uit te laten over hetgeen hiervoor onder 5.6, 5.9 en 5.10 is overwogen.
6 De beslissing
De rechtbank,
in conventie
- verwijst de zaak naar de rol van woensdag 1 augustus 2007 voor het nemen van een conclusie na tussenvonnis door ABN AMRO overeenkomstig overweging 5.15 van dit tussenvonnis, waarna [X] een antwoordconclusie zal kunnen nemen;
in conventie en reconventie
- houdt iedere andere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn.
Uitgesproken in het openbaar.
1876/1694