RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak- / rekestnummer: 284065 / FT RK 07-289
Insolventienummers: 06/871 F - 06-872 F - 06/873 F - 06/910 F
Datum uitspraak: 21 juni 2007
BESCHIKKING van de meervoudige kamer op het op 14 mei 2007 ingekomen beroepschrift ex artikel 67 Fw. van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLAND BOLROY MARKT B.V.,
gevestigd te Heiloo,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLAND BLUMEN MARKT HOLLAND B.V.,
gevestigd te Heiloo,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLAND BLUMEN MARKT HBM HOLDING B.V.,
gevestigd te Heiloo,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLAND IRIS SELECT B.V.,
gevestigd te Heiloo,
5. [A],
wonende te [woonplaats],
6. [B],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
(appellanten 1 tot en met 5 hierna aan te duiden als “HBM”, appellant 6 hierna aan te duiden als “[B]”, appellanten gezamenlijk hierna aan te duiden als “appellanten”),
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaten mr. A. van Hees en mr. T.R.B. de Greve,
tegen de in de faillissementen van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOVACAP AGRICOLA B.V.
statutair gevestigd te Rotterdam,
de commanditaire vennootschap
NOVACAP FLORALIS TERMIJNFONDS 2004 C.V. in liquidatie
statutair gevestigd te Rotterdam,
en haar enig beherend vennoot
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOVACAP FLORALIS TERMIJNFONDS BEHEER B.V.
statutair gevestigd te Rotterdam,
de stichting
Stichting Bewaarder Novacap Floralis Termijnfonds
gevestigd te Rotterdam,
(hierna gezamenlijk aan te duiden als “Novacap c.s.”),
waarin mr. M.R.B. Gorsira en mr. F.H. Tiethoff tot curatoren zijn benoemd (hierna: “de curatoren”),
verweerders,
procureur: Mr. M.R.B. Gorsira
gegeven beschikking d.d. 10 mei 2007 ex artikel 69 Fw.
• Bij brief d.d. 26 april 2007 hebben appellanten diverse verzoeken ex artikel 69 Fw. ingediend in de faillissementen van Novacap c.s. bij de rechter-commissaris van Novacap c.s. (hierna: “de rechter-commissaris”).
• Bij brief d.d. 4 mei 2007 hebben de curatoren aan de rechter-commissaris een reactie op deze verzoeken gegeven.
• Op 10 mei 2007 heeft de rechter-commissaris bij beschikking de verzoeken van appellanten afgewezen (hierna: “de beschikking”).
• Op 14 mei 2007 hebben appellanten beroep ex artikel 67 Fw. tegen deze beschikking aangetekend.
• Bij beroepschrift d.d. 23 mei 2007 hebben appellanten voor het beroep nadere gronden aangevoerd.
• De curatoren hebben op 25 mei 2007 een verweerschrift ingediend.
• Appellanten hebben per e-mail op 25 mei 2007 twee maal nadere producties overgelegd.
• Op 29 mei 2007 heeft de mondelinge behandeling van het beroep plaatsgevonden. De raadslieden van appellanten en de curatoren hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling pleitaantekeningen overgelegd.
• Tijdens de mondelinge behandeling hebben de curatoren “Ontwerp (8) – 29 mei 2007 van de Voorwaarden voor verkoop bij niet-openbare inschrijving” en “Bijlage 1 bij inschrijvingsvoorwaarden, concept 29 mei 2007” overgelegd (hierna: “de veilingvoorwaarden”). Dit concept is kort voor de zitting aan de advocaat van appellanten gezonden.
• De mondelinge behandeling heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de beroepen van Hollandsche Bank-Unie N.V. en Tommorow’s Tulips B.V., Import Blumex Export B.V., Blumex Tulips Select B.V., Blumex Holding B.V., D.P. van der Velden B.V., P.A. van der Velden B.V., de heer [C], de heer [E] en de heer [F] tegen beschikkingen van de rechter-commissaris betreffende (grotendeels) hetzelfde onderwerp.
2. Het beroep en de grondslag daarvan
Appellanten hebben beroep ingesteld tegen de beschikking waarin de rechter-commissaris tien verzoeken van de appellanten heeft afgewezen. Deze verzoeken hadden betrekking op -kort gezegd- de voorgenomen veiling van de vorderingen in de faillissementen van Novacap c.s. op derden, de daarbij door de curatoren in concept opgemaakte veilingvoorwaarden en de partijen die zouden mogen deelnemen aan deze veiling (verzoeken 1 t/m 7). Voorts zijn er verzoeken ingediend met betrekking tot het aanspreken van de (voormalig) bestuurders van Novacap c.s. en een mogelijke onttrekking van €1.200.000 aan de boedel van Novacap c.s. kort voor de faillissementen (verzoeken 8 en 9). Daarnaast heeft HBM verzocht het document “Tulpenkoorts” dat is opgemaakt door H.B. Oosthout aan HBM ter beschikking te stellen (verzoek 10).
Tot slot heeft HBM verzocht een (voorlopige) commissie uit schuldeisers te benoemen (verzoek 11). De rechter-commissaris heeft dit verzoek ex artikel 74 Fw. doorgeleid aan de rechtbank die daarop een separate beslissing zal nemen.
Tegen de beschikking hebben appellanten 14 grieven aangevoerd, welke door de curatoren zijn weersproken.
3.1 Ontvankelijkheid
De curatoren hebben primair aangevoerd dat appellanten niet in het beroepschrift ex artikel 67 Fw. kunnen worden ontvangen, omdat op grond van dat artikel geen hoger beroep mogelijk is tegen een beschikking van de rechter-commissaris ex artikel 176 Fw. houdende toestemming tot (onderhandse) verkoop van activa in een faillissement en het onderhavige verzoek een verbod tot verkoop van actief in een faillissement betreft.
Appellanten zijn ontvankelijk in hun beroep. De boedel bevindt zich nog niet in staat van insolventie. De verkoop geschiedt derhalve op basis van artikel 101 Fw. (en niet op basis van artikel 176 Fw., nu dit artikel ziet op verkoop na insolventie). Tegen de beschikking van de rechter-commissaris waarin de toestemming tot verkoop al dan niet wordt verleend, waarvan in casu sprake is, staat beroep open, waar dit een beschikking is op grond van artikel 69 Fw., die is gegeven op een verzoek van appellanten in hun hoedanigheid van schuldeiser.
3.2 De veiling van vorderingen en de procedures, grieven 1 t/m 9
De curatoren hebben het voornemen om de procedures die Novacap c.s. in de faillissementen van Novacap c.s. hebben geëntameerd tegen derden te veilen onder voorwaarden zoals neergelegd in de veilingvoorwaarden. Appellanten vorderen dat de curatoren verboden wordt om te veilen en zij hebben voorts bezwaar tegen de veilingvoorwaarden.
Grieven 1, 2, 3 (1e en 2e)
Appellanten hebben gesteld dat curatoren niet uitsluitend de taak hebben om zoveel mogelijk activa voor de boedel te genereren, maar dat zij ook rekening moeten houden met de negatieve gevolgen van hun handelwijze, waaronder aansprakelijkheid van de boedel wegens onrechtmatig gedrag van de curatoren jegens derden. De vorderingen die de curatoren (onder meer) willen verkopen, zijn gebaseerd op valse aanspraken en valse koopovereenkomsten, zodat verkoop daarvan zou betekenen dat de curatoren meewerken aan oplichting en valsheid in geschrift. De procedure tegen [B] zou om die reden dan ook in elk geval dienen te worden gestaakt, aldus appellanten. De curatoren hebben zich tegen deze grieven verweerd.
De curatoren hebben aangegeven dat zij zich hebben ingelezen in de processtukken van de verschillende procedures en erover hebben gesproken met verschillende betrokkenen bij Novacap c.s. Voorts hebben zij aangegeven dat zij de beschikking hebben gekregen over (een deel van?) een proces-verbaal van de Fiod-ECD en andere van diverse zijden ontvangen informatie, waaronder de rapporten van de door de AFM benoemde stille curatoren. Na kennisneming van deze stukken en gehoord hebbend de diverse betrokkenen zijn de curatoren van oordeel dat de procedures volstrekt niet kansloos zijn. Echter, de curatoren hebben aangegeven dat zij niet in staat zijn al deze procedures over te nemen. Daarvoor is het aantal procedures te groot en het aanwezige boedelactief te klein. Omdat de belangen van de crediteuren gebaat zijn bij een efficiënte liquidatie van het actief, waaronder de vorderingen waarover procedures aanhangig zijn, is gekozen voor een veiling van de betreffende vorderingen, aldus de curatoren.
In beginsel staat het de curatoren vrij de betreffende vorderingen te veilen. Zij behoren daarbij te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. Daartoe behoort ook dat de curatoren, zij het globaal, de procedures over de vorderingen die naar hun oordeel voor veiling in aanmerking komen, dienen te bekijken. De curatoren hebben verklaard dat zij een zodanige beoordeling hebben uitgevoerd, zodat deze grieven falen.
Het feit dat op dit moment Novacap c.s. enkele procedures in eerste aanleg heeft verloren, en het feit dat enkele beslagen die waren gelegd naar aanleiding van enkele andere vorderingen zijn opgeheven, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat de verschillende procedures bij voorbaat volledig kansloos zijn en dat de betreffende vorderingen niet voor veiling in aanmerking zouden komen. Niet is duidelijk geworden dat de bewuste procedures kansloos zijn noch dat de betreffende vorderingen ongegrond zijn. Voor een verdergaande toetsing daarvan is in deze beroepsprocedure geen plaats.
Appellanten hebben gesteld dat in de procedures Novacap c.s. zich heeft bediend van valse aanspraken en valse koopovereenkomsten. Zolang dit niet in rechte of anderszins vaststaat
-hetgeen niet het geval is- behoeven, naar het oordeel van de rechtbank, de curatoren daarvan niet uit te gaan en behoeven zij zich daardoor niet te laten weerhouden om de vorderingen te veilen wanneer naar hun oordeel, gebaseerd op globale bestudering, de vorderingen voor veiling in aanmerking komen. Ter zitting is overigens gesteld noch gebleken dat er thans strafrechtelijke procedures aanhangig zijn betreffende Novacap c.s.
Dat de boedel mogelijk aansprakelijk wordt gesteld voor het handelen van de curatoren, is geen reden om op voorhand veiling van vorderingen te verbieden. Wanneer de curatoren handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht, kan hen niets verweten worden.
Appellanten hebben voorts gesteld dat enkele procedures schriftelijk zijn uitgeprocedeerd en thans staan voor pleidooi dan wel vonnis vragen. Appellanten hebben gesteld dat de curatoren kunnen afzien van pleidooi en zonder extra kosten te maken vonnis kunnen vragen. Uitgangspunt is dat de afweging of in bepaalde procedures pleidooi of vonnis gevraagd dient te worden het beheer en de vereffening van de failliete boedel betreft, een taak waarmee de curatoren zijn belast. De curatoren hebben aangegeven dat het houden van pleidooi in deze procedures van doorslaggevend belang lijkt voor de uitkomst van deze procedures. Gesteld noch gebleken is dat deze zienswijze van de curatoren onjuist is.
De grieven zijn niet terecht.
Grieven 4, 5, 6, 7, 8, 9
De curatoren hebben de advocaat van appellanten kort voor de zitting een nieuwe versie van de veilingvoorwaarden gegeven. Het verwijt dat [B] geen exemplaar van de veilingvoorwaarden heeft gekregen (grief 4) komt hiermee te vervallen.
Tijdens de zitting hebben de curatoren aangegeven dat de veilingvoorwaarden zijn aangepast naar aanleiding van opmerkingen hierover van (de advocaat van) appellanten.
De wijze waarop de veiling plaats zal dienen te vinden, is ter discretie aan de curatoren. Zij behoren daarbij te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht. Gelet ook op wat hierna is vermeld, is niet gebleken dat de curatoren hierin zijn tekortgeschoten, terwijl vooralsnog evenmin aannemelijk is dat zij hierin tekort zullen schieten.
Appellanten hebben gesteld dat de vorderingen (in conventie) niet kunnen worden verkocht als de vorderingen van de partijen op Novacap c.s. (de reconventionele vorderingen) niet tevens worden verkocht. Echter, op grond van artikel 6:145 BW laat de overgang van een vordering de verweermiddelen van de schuldenaar onverlet, terwijl de schuldenaar bevoegd blijft om tegenvorderingen op Novacap c.s. in verrekening te brengen, mits is voldaan aan de vereisten die de artikelen 6:130 lid 1 en 127 lid 2 BW daaraan stellen. Met betrekking tot het risico dat de koper van de vorderingen waarover een procedure loopt als hij in de proceskosten wordt veroordeeld geen verhaal biedt, hebben de curatoren aangegeven dat zonder verkoop appellanten in ieder geval geen enkele zekerheid hebben voor voldoening van een vordering op de boedel. De stellingen van de appellanten geven geen reden om de curatoren te verbieden de veiling doorgang te doen vinden en de grieven 5 en 6 falen.
De curatoren hebben aangegeven dat (voormalig) bestuursleden / aandeelhouders van Novacap c.s. niet zullen worden uitgenodigd om te bieden op de vorderingen. Naar ter zitting is gebleken, wordt hiermee tevens bedoeld dat entiteiten waarbij (voormalig) bestuurders / aandeelhouders (financieel) zijn betrokken niet zullen worden uitgenodigd. Ter zitting hebben de curatoren verklaard dat -voor zover hen bekend is- er geen (voormalig) bestuurders / aandeelhouders van Novacap c.s. (financieel) betrokken zijn bij de Stichting Bolclaim. Voorts hebben zij verklaard dat partij [Z] als gedupeerde betrokken is bij de geschillen. Tevens hebben zij verklaard dat -met inachtneming van het voorgaande- diegenen uitgenodigd worden voor de veiling die door Novacap c.s. als debiteur zijn aangemerkt en diegenen die reeds voor het faillissement bij de geschillen c.q. bij Novacap c.s. betrokken waren. Met deze reacties acht de rechtbank de vragen gesteld in de grieven 7 en 8 door de curatoren beantwoord zodat deze twee grieven geen nadere behandeling behoeven.
Appellanten hebben gevraagd om opgave te doen van reeds uitgebrachte biedingen. Gezien de veilingvoorwoorden zoals deze thans voorliggen, behoeven de curatoren geen uitspraken te doen omtrent biedingen die reeds zijn gedaan. Op grond hiervan slaagt grief 9 niet.
3.3 Aanspreken (voormalig) bestuurders Novacap c.s., achterhalen opbrengst € 1.200.000 aan tulpenbollen, grief 10
Appellanten stellen dat hun verzoeken 8 en 9 alsnog dienen te worden toegewezen. HBM heeft verzocht om de curatoren te bevelen om zo spoedig mogelijk met alle middelen rechtens te trachten € 1.200.000 aan bloembollen althans de opbrengst daarvan in de boedel te krijgen, dan wel HBM toestemming te geven HBM hieromtrent een procedure te laten entameren als lasthebber van curatoren. Voorts dienen curatoren aan te geven op welke wijze de € 1.200.000 -zijnde de opbrengst van bloembollen die zijn onttrokken aan door HBM gelegde beslagen- kort voor faillissement is aangewend en welke pogingen zij hebben ondernomen om dat te achterhalen.
De curatoren hebben aangegeven dat zij ter zake onderzoek doen en dat zij niet uitsluiten in een later stadium alsnog actie te zullen ondernemen naar aanleiding van de te gelde making van deze partij bloembollen. Alvorens mogelijk een procedure te entameren, dienen de curatoren zorgvuldig onderzoek te doen. Gedurende dit onderzoek dienen de curatoren er zorg voor te dragen dat er geen mogelijk ter zake relevant materiaal verloren gaat en dat mogelijke verjaringstermijnen niet verstrijken. Nu de curatoren hebben aangegeven dat zij bezig zijn met een onderzoek, dienen eerst de resultaten van dat onderzoek te worden afgewacht alvorens zij nadere informatie kunnen geven en kunnen beslissen of zij een procedure dienen te entameren. Dit dient te worden afgewacht, zodat grief 10 niet slaagt.
3.4 Ter beschikking stellen document “Tulpenkoorts”, grief 11
Dit documenten is opgesteld door een bestuurder van Novacap. Appellanten stellen dat dit document integraal bij het eerstkomende faillissementsverslag ex artikel 73a Fw. dient te worden gevoegd. Dit verslag maakt evenwel geen deel uit van de boekhouding van Novacap. Een beroep op artikel 3:15j BW slaagt derhalve niet en de grief faalt.
3.5 Inning vorderingen op [G], [I] en [J], (voorwaardelijke) grief 12
Deze grief wordt ingesteld voor het geval en voor zover de rechter-commissaris een verzoek van HBM d.d. 22 mei 2007 ter zake niet toewijst. Nu de rechter-commissaris op het verzoek van 22 mei 2007, voor zover de rechtbank bekend is, nog geen beslissing heeft genomen, behoeft deze grief geen behandeling.
3.6 Grief 13
Grief 13 betreft geen zelfstandige grief en behoeft als zodanig geen separate behandeling
verklaart appellanten ontvankelijk in hun beroep,
bekrachtigt de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 10 mei 2007.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.A.T. Frima, A.N. van Zelm van Eldik en
E.A. Vroom, rechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2007.
1848/1659/10/1554