ECLI:NL:RBROT:2007:BA6232

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/610093-07
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van inverzekeringstelling en gevolgen voor de verdachte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2007, staat de onrechtmatigheid van de inverzekeringstelling van de verdachte centraal. De verdachte, geboren in 1983, werd op 30 mei 2007 om 21:20 uur in verzekering gesteld, maar de melding aan de piketcentrale vond pas op 31 mei 2007 om 15:14 uur plaats. Dit is in strijd met artikel 40 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat de piketcentrale onverwijld op de hoogte moet worden gesteld van de inverzekeringstelling. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor herhaaldelijk om rechtsbijstand gevraagd, maar heeft deze niet ontvangen, wat zijn rechten heeft geschaad.

De rechter-commissaris oordeelt dat de inverzekeringstelling onrechtmatig is, omdat er geen geldige machtiging tot binnentreden was voor de woning waar de verdachte is aangehouden. De enkele verwijzing naar een machtiging in het proces-verbaal is onvoldoende, aangezien de machtiging ontbreekt in het dossier. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte onmiddellijk in vrijheid moet worden gesteld, hoewel er ook een vordering tot inbewaringstelling voorligt. De ernst van de strafbare feiten en de onderzoeksgronden die door de officier van justitie zijn opgevoerd, leiden er echter toe dat de rechter-commissaris besluit om de verdachte in bewaring te stellen, ondanks de onrechtmatigheid van de inverzekeringstelling.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige procedure bij de inverzekeringstelling en de bescherming van de rechten van de verdachte. De rechter-commissaris stelt vast dat de verzuimen in de procedure niet alleen de procesbelangen van de verdachte raken, maar ook de bredere belangen van een verdachte die in verzekering is gesteld, zoals het recht op tijdige rechtsbijstand. De uitspraak roept op tot een zorgvuldige naleving van de wettelijke voorschriften om de rechten van verdachten te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM, SECTOR STRAFRECHT
MOTIVERING BIJ TOETSING INVERZEKERINGSTELLING EN BEVEL BEWARING
Parketnummer: 10/610093-07
RC-nummer: 07/1337
X,
geboren te Y op [ ] 1983,
wonende te [ ].
De raadsman van de verdachte merkt het volgende op.
In het dossier ontbreekt een machtiging tot binnentreden in de zin van art. 2 van de Algemene wet op het binnentreden (hierna: Awbi) voor het pand waar verdachte is aangehouden. De enkele verwijzing in het proces-verbaal van aanhouding dat een machtiging tot binnentreden was afgegeven is onvoldoende, omdat de juistheid van die verwijzing door het ontbreken van de machtiging niet kan worden getoetst.
Daarnaast is verdachte in de avond van 30 mei 2007 in verzekering gesteld en is de piketcentrale pas in de late middag van de 31e mei 2007 via een fax in kennis gesteld van deze inverzekeringstelling. In strijd met art. 40 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is derhalve verzuimd onverwijld over te gaan tot de melding van de inverzekeringstelling. Verdachte heeft hierdoor geruime tijd rechtsbijstand moeten ontberen.
Gelet op deze verzuimen dient de inverzekeringstelling onrechtmatig te worden geoordeeld en verdachte onmiddellijk in vrijheid te worden gesteld.
Indien wordt toegekomen aan de beslissing op de vordering tot inbewaringstelling refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechter-commissaris.
Machtiging binnentreden
In het proces-verbaal van aanhouding wordt verwezen naar een machtiging tot binnentreden in de zin van de Awbi. In het dossier bevindt zich ook een dergelijke machtiging tot binnentreden. Deze machtiging is echter niet afgegeven voor de woning waar de verdachte is aangehouden maar voor een woning die in het kader van hetzelfde (opsporings)onderzoek is binnengetreden.
Gelet op het feit dat meerdere verdachten in hetzelfde opsporingsonderzoek vandaag worden voorgeleid is zeer wel mogelijk sprake van een misslag en is bij vergissing de verkeerde machtiging in het dossier gevoegd. Gelet op het tijdstip van de voorgeleiding is nader onderzoek naar deze vermoedelijke misslag niet mogelijk. In het kader van de toetsing van de inverzekeringstelling moet het er dan ook voor worden gehouden dat de machtiging tot binnentreden ontbreekt.
Dit raakt echter niet de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van de verdachte. Het belang dat deze overtreden norm beoogt te beschermen, bescherming van het huisrecht, komt namelijk slechts toe aan de (hoofd)bewoners van het huis waarin verdachte is aangehouden en niet aan verdachte, aangezien hij geen bewoner van het huis is.
Aanmelding piketcentrale
Uit het dossier volgt dat de verdachte op 30 mei 2007 te 21:20 uur in verzekering is gesteld. Het meldingsformulier aan de piketcentrale is op 31 mei 2007 te 15:14 uur per fax verzonden, zo blijkt uit het bij het meldingsformulier gevoegde verzendrapport. De verdachte is op 30 mei 2007 te 20:16 uur verhoord. In dit verhoor heeft de verdachte tot 2 maal toe gevraagd naar een advocaat en heeft hij zich overigens in materiële zin op zijn zwijgrecht beroepen.
Vooropgesteld moet worden dat de piketcentrale niet onverwijld op de hoogte is gebracht van de inverzekeringstelling van de verdachte zoals omschreven in art. 40 lid 2 Sv. Pas na ±18 uur vindt de melding plaats. Hiermee is een belangrijk strafvorderlijk voorschrift; dat een verdachte die in verzekering is gesteld snel rechtsbijstand krijgt, in aanzienlijke mate geschonden. Dit klemt temeer nu de verdachte in zijn verhoor tijdens het ophouden voor onderzoek reeds tot 2 maal toe om rechtsbijstand heeft gevraagd.
Hoewel de verdachte, gelet op het tijdstip van dat verhoor (nog voorafgaand aan de inverzekeringstelling) en de proceshouding van de verdachte (waardoor het kennelijk bij dit korte verhoor is gebleven) door het verzuim niet in zijn procesbelang is geschaad, strekken de belangen die een in verzekering gestelde verdachte heeft bij een spoedige rechtsbijstand echter verder dan alleen het procesbelang.
Gelet op het voorgaande en het feit dat de verdachte in laatstgenoemde belangen wel degelijk is geschaad dient de inverzekeringstelling onrechtmatig te worden geoordeeld en dient de verdachte (in formeel juridische zin) onmiddellijk in vrijheid te worden gesteld. Gezien het feit dat thans echter ook een vordering tot inbewaringstelling voorligt, de ernst van de in die vordering omschreven strafbare feiten, alsmede de daarin door de officier van justitie opgevoerde (onderzoeks)gronden wordt feitelijk van de invrijheidstelling van de verdachte afgezien en wordt overgegaan tot de (rauwelijkse) inbewaringstelling van de verdachte.
Met vooromschreven gang van zaken wordt in strikt juridische zin door de volgens vaste jurisprudentie daartoe bij uitstek geschikt geachte functionaris, de rechter-commissaris, het juiste en enig mogelijke rechtsgevolg, de onmiddellijke invrijheidstelling, verbonden aan een verzuim dat kleeft aan een bevel tot toepassing van een vrijheidsbenemend dwangmiddel. Hierdoor ontstaat echter ook de op zichzelf genomen onwenselijke situatie dat het verzuim (thans) de facto zonder enig rechtsgevolg blijft.
J. Stolle, mr. J.H. Janssen, griffier rechter-commissaris